WOENSDAG
31 MEI 1905,
73
de eene directeur de loonen niet booger kan opvoeren dan
de andere directeur. En ook wordt daarmede bereikt, dat
de Raad, bestaande uit de directe vertegenwoordigers van de
belastingbetalendenabsoluut de koorden van de beurs houdt.
De Voorzitter. Ik zal mij in deze discussie niet mengen,
omdat dit meer eigenaardig een punt van discussie is tus-
schen den wethouder en den voorsteller van het amendement,
maar ik wensch toch op te merken, dat het onjuist is, dat
een grens zou worden uitgeslotenwanneer hierin het woord
«maximum" niet wordt opgenomen want uit den begrootings-
post volgt, dat het toegestaan bedrag niet mag worden over
schreden, zoodat dus door de vaststelling van de begrooting
de Raad ook in dezen de koorden van de beurs in handen
heeft. En waar de Wethouder in de woorden van het amen
dement iets meer leest dan de voorsteller, bestaat zeker het
bezwaar, dat, afgescheiden van de toelichting, in later tijd
daaraan meer beteekenis zal worden toegekend dan de voor
steller er in wil leggen. Hij wil het minderedat hij er inge
legd wil hebben, niet belichamen in andere woorden terwijl
de wethouder er het meerdere in leest, en onder die omstan
digheid is het zeker beter het woord „maximum" er niet in
te zetten en eventueel later een beslissing omtrent dat punt
uit te lokken, afgescheiden van de behandeling van het
reglement.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendementAalberse, in stemming gebracht, wordt
verworpen met 14 tegen 7 stemmen.
Tegen stemmen de heerenBots, van der Lip, van Hoeken,
Paul, P. J. Mulder, van Dissel, Hasselbach, Le Poole, Pera,
Juta, Meuleman, Korevaar, de Vries en Eerstens.
Voor stemmen de heeren: van der Eist, Witmans, van Tol,
Aalberse, Vergouwen, van Gruting en Sytsma.
Art. 9 wordt ongewijzigd zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Art. 10, met tusschenvoeging in litt. a van de woorden
«normalen of tijdelijken normalen" vóór «maximum-werktijd"
gelijk nader door Burg. en Weth. is voorgesteld, wordt zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over art. 11, luidende:
«Bij verzuim wordt het loon, over den tijd waarin de
werkman arbeid had moeten verrichten, niet uitbetaald, on
verminderd de straf, die hem bovendien krachtens art. 19
kan worden opgelegd.
Indien voor het verzuim gegronde reden bestaat en vooraf
verlof verleend is of het plotseling ontstaan dier reden het
vooraf vragen van verlof onmogelijk maakte, een en ander
ter beoordeeling van den Directeur van den tak van dienst,
waarbij de werkman is aangesteld, wordt het vaste loon
uitbetaald, «behoudens bet bepaalde bij art. 14, tweede lid."
Hierop is ingediend een amendement door den heer Aal
berse om na «aangesteld" in te voegen de woordenbehoudens
recht van beroep op Burg. en Weth.
De heer Aalberse. Voor de toelichting van dit amende
ment kan ik verwijzennaar hetgeen vroeger gezegd is door
mij bij het amendement, dat de Raad reeds aangenomen
heeft. Ik meen, dat het systeem van het reglement is, dat,
waar de Directeur een maatregel neemt, waartoe voor een
bepaald werkman een oordeel te vormen is over zijn gedrag
en daarover rapport wordt uitgebracht een maatregel,
die bovendien een finantieel nadeelig gevolg voor hem heeft,
dat dan beroep is toegezegd op Burgemeester en Wethouders.
Nu lijkt het mij logisch, dat waar dit bepaald is voor andere
gevallen, hetzelfde ook wordt bepaald voor het geval, in dit
artikel bedoeld.
De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben geen bezwaar
het amendement over te nemen, maar persoonlijk wil ik U
toch in overweging geven het woord «recht" te laten vervallen
en dus te lezen „behoudens beroep op Burg. en Weth."
Indien dat eenmaal gezegd wordt, volgt er vanzelf uit, dat
er een recht van beroep is.
De heer Aalberse. Dat vind ik zeer goed, mijnheer de
Voorzitter.
De heer Pera. Ik wou wijzen op een enkel woordje in dit
artikel, in de eerste alinea staat: «onverminderd de straf",
en voornamelijk zit het dan in het woordje «straf", die krach
tens art. 19 wordt opgelegd. Nu kan ik in art. 49 geen straf
vinden, dus moet dat zeker veranderd worden.
De Voorzitter. Dat is een drukfout; het moet zijn art. 20.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 41, gelijk het nu is aangevuld, wordt zonder hoofde
lijke stemming aldus vastgesteld
Beraadslaging over art 12, luidende:
«Jaarlijks kan aan iederen werkman, die ten minste 6
maanden onafgebroken in gemeentedienst is geweest, een
verlof van ten hoogste 3 werkdagen en aan hem, die ten
minste een jaar onafgebroken in gemeentedienst is geweest
een verlof van ten hoogste 6 werkdagen met behoud van het
loon verleend worden.
Aan hen, tot wier taak het verrichten van arbeid op Zon-
of feestdagen of des nachts behoort, kan een verlof van ten
hoogste 7 werkdagen met behoud van het loon verleend
worden.
Het verlof moet, behalve in buitengewone omstandigheden
ten minste 14 dagen te voren aan den Directeur worden
aangevraagd en wordt door dezen verleend, tenzij naar zijn
oordeel de werkzaamheden of de reeds aan anderen verleende
verloven dit niet toelaten.
De Directeur kanmet het oog op de belangen van den dienst
een anderen tijd voor het verlof bepalen dan waarvoor dit
gevraagd is."
Hierop is ingediend een amendement van den heer Aalberse
om in het le en 2e lid te lezen in plaats van «kan" zal.
De heer Aalberse. Mijnheer de Voorzitter, het geldt maar
twee letters, nl. de k in z en de n in l te veranderen. De
grondgedachte is deze, dat nu toegestaan wordt als een gunst,
wat men in de praktijk toch niet meer kan weigeren, en
wat ik daarom royaal zou willen toestaan als een recht. Ik
druk hierop, omdat ik op een andere plaats een der Wet
houders dezelfde opmerking hoorde maken «dat het toch
niet geweigerd kan worden", en als een gunst wordt gegeven,
die niet geweigerd kan wordendan wordt dat toch niet als
gunst geapprecieerd, terwijl wanneer dat royaal als een recht
erkend wordt, men zich daardoor erkentelijk gevoelt en ziet,
dat op deze wijze goed voor de lagere beambten wordt ge
zorgd. Practisch zal het op hetzelfde neerkomen, maar de
door mij voorgestelde regeling is m. i. beter.
Den heer Korevaar. M. d. V. Ik weet niet, of de heer
Aalberse mij als afvallige bedoeld heeft, maar in alle geval
zal ik hierop niet verder ingaan. Ik kan den heer Aalberse
mededeelen, dat ik mij heb neergelegd bij het voorste], dat
hier ter tafel ligt, en ik het beter vind het woord «kan" te
gebruiken om de volgende reden. Mij is het te doen om den
werklieden een verlof te geven, dat komt hun eerlijk toe;
hierover behoeft verder niet gesproken te worden, de meesten
zijn daarvan overtuigd. Nu ben ik met mijzelf te rade gegaan,
hoe het best tot dat doel te komenen dan meen ik daartoe
te geraken, door het woordje «kan" hier in te laten. Daar
zijn principiëele tegenstanders van het geven van verlof meer
uit practische overwegingen, terwijl anderen a tout prix er
tegen zijn Nu geloof ik, dat sommige leden van den Raad
wel te vinden zijn mede te werken tot het geven van een
verlof aan de gemeentewerklieden indien het niet geëischt
kan worden. Ik meen daarom werkelijk in overweging te
moeten geven het woordje «kan" te behoudendan wordt
bereikt, dat de werkman jaarlijks een verlof krijgt. Nu mag
de heer Aalberse zeggen, dat als het bijwijze van een gunst
gegeven wordt, dan zou het kunnen zijn, dat die gunst niet
toegestaan werd, maar ook dan geloof ik, dat geen enkele
uitvoerende macht het verlof niet geven zal. Praktisch komt
het dus op hetzelfde neer, reden waarom ik toch in over
weging wensch te geven niet op dat «recht" door te gaan,
want dan zou hij door eene onnoodige overdrijving misschien
de zaak bederven.
De heer Juta. Ik stel er prijs op een enkel voorbeeld aan
te halen om te bewijzen, dat het werklieden-reglement
finantiëele gevolgen voor de Gemeente heeft. Het is misschien
niet iedereen bekend of het is niet bijzonder overwogen, van
welken invloed het vele is, dat in de laatste jaren ten gunste
van verschillende kategoriën van werklieden is gedaan in den
vorm van verbeteringen, die in de loonen en in andere op
zichten zijn tot stand gekomen. Ik wensch dan den leden
mede te deelen, dat alleen voor de werklieden van de gas
fabriek die zes vrije dagen de gemeente zullen kosten /"1800—
en als men nu berekent, dat de werklieden van de gasfabriek
ongeveer de helft zijn van het geheele aantal gemeente-werk
lieden, dan kan men komen tot de berekening wat die zes
vrije dagen de Gemeente zullen kosten. Voegt men daarbij
nog de meerdere kosten, die de gemeente zal te dragen hebben
door de nieuwe bepalingen op het ziekengeld, dan moet men
dit toch, als naderhand het percentage van de inkomstenbe
lasting niet meevalt, in aanmerking nemen. Dat wil niet
zeggen, dat ik in principe er tegen ben, doch ik achtte het
toch wenschelijk, dat gereleveerd wordt, dat wat wij hier
doen weder in geld ten laste van de gemeente kan worden
omgezet.
De heer van der Lip. Het wil mij voorkomendat de
voorstelling van den heer Aalberse niet precies juist is. Waar