72 WOENSDAG 31 MEI 1905. ling was om thans reeds uit te lokken een principieele be slissing, of in Leiden al of niet zal worden ingevoerd het loonklassen-systeemen in elk geval meen ik dit te hebben gezegd, dat wanneer het woord «maximum" hier niet wordt ingevoegd, dat wij dan feitelijk wèl een principieele beslis sing nemen, dat het loonklassenstelsel niet wordt ingevoerd, want dan blijkt uit den geheelen opzet, dat dat is uitgeslo ten. Om dat te voorkomen, ben ik op het idee gekomen voor te stellen dat ééne woord er bij te voegen omdat daarmede volstrekt niet beslist wordt, dat er zal komen een loonklassen- systeem, maar alleen mogelijk gemaakt wordt het later des- verlangd in te voeren zonder dat wij weder het reglement daar voor moeten gaan wijzigen. Ik meen, dat dat toch wel dui delijk is. Wanneer wij aannemen wat hier in 't voorgestelde artikel staat, dan nemen wij wel degelijk een beslissing zij 't dan een negatieve beslissing betreffende het loonklassen- systeem; maar die beslissing zullen wij niet nemen, integen deel wij zullen dat opzettelijk uitstellen tot de latere behan deling van de loonverordening, wanneer wij besluiten het voorgestelde woord «maximum" bij het aitikel te voegen. In de tweede plaats moet ik zeggen, dat ik wat betreft de eerste reden, die ik voor mijn voorstel heb opgegeven, niet overtuigd ben door hetgeen de heer Pera heeft gezegd. Ik geloof ook niet, dat door een Raadscommissie misbruik van die bevoegdheid zal worden gemaakt; maar er zijn nog zoo veel zaken, die wanneer wij elkander vertrouwen, ook wel aan Burg. en Weth. en aan Raadscommissies kunnen wor den overgelaten. Maar daarover gaat het niet. De vraag is, wat de geest is van de Gemeentewet, en ieder zal toegeven, dat bij de geheele behandeling van het finantieel beheer altijd dit groote beginsel voorop heeft gestaan, dat de Raad de koorden van de beurs houdt, en nu lijkt het mij daarmede in strijd, dat de Raad alleen zou vaststellen een minimum loon, en aan ambtenaren, zij het dan onder goedkeuring van niet meer dan drie Raadsleden, de bevoegdheid zou geven om de loonen te bepalen zoo hoog als zij willen. Wanneer alles goed gaat, dan is geen enkele regeling noodig, maar wij maken een regeling voor het geval het eens niet goed gaat. En ik behoef wel rriet te wijzen op de gevolgen, wan neer in een bepaalden tak van dienst de loonen zoo hoog werden opgevoerd, dat de werklieden hooger loon zouden genieten dan bijv. een politie-agent. Er bestaat inderdaad een nauw verband tusschen de loonen van de werklieden en beambten, die de gemeente bij de verschillende bedrijven en beroepen in dienst heeft. Op dien grond vind ik het veel beter, dat wij den Directeuren geen carte blanche geven, maar dat wij zeggen: wij vertrouwen volkomen, dat gij weet hoeveel precies de eene werkman en hoeveel de andere moet hebben, en daarom zeggen wij alleen, dat de menschen fat soenlijk moeten kunnen leven, waarom een minimum loon wordt bepaalden verder zeggen wijgij zijt bevoegd de loonen te bepalen, maar tot zóó hoog, en wilt gij hooger gaan, komt dau eerst bij den Raad. Ik geloof, dat het amen dement veel onschuldiger is dan de heeren, die het hebben bestreden, dachten. De heer Witmans. Niet over het amendement van den heer Aalberse, waar ik het geheel en al mee eens ben, heb ik het woord gevraagd, maar wel over de laatste clausule van art. 9: «Het loon wordt wekelijks uitbetaald.'' Ik wenschte gaarne Burgemeester en Wethouders in deze iets in overweging te geven. De wijze van uitbetaling van het loon heeft meermalen mijne aandacht getrokken, en nu wenschte ik van deze gelegenheid gebruik te maken om even daarover te spreken. De stads-werklieden worden ten kantore van den Gemeente-ontvanger uitbetaald op een dag, dat het kantoor ook voor het publiek opengesteld is. Dat is in de eerste plaats verbazend lastig voor het publiek wegens de opstopping van menschen, die er dan kan zijn, en in de tweede plaats is het niet aangenaam voor de werklieden, om in weer en wind te staan wachten om hun geld te kunnen ontvangen. Zou er nu bezwaar tegen bestaan, dat die menschen elders werden uitbetaald, b.v. aan de Stadstimmerwerf De heer Korevaar. M. d. V. Wordt het amendement van den heer Aalberse aangenomen dan luidt art. 9: «Voor eiken tak van dienst enz. wordt door den Gemeenteraad een minimum en een maximum hedrag" enz. enz. Dan heeft de Raad geen keus meer, zij moet minima en maxima vaststellen en dus een nieuw loonstelsel uitvoeren, want vaststellen zonder het uit te voeren zou verwachtingen opwekken die niet verwezenlijkt werden. Wij staan dus wel degelijk voor een principieele beslissing en ik moet een amendement, waarvan Burg. en Weth. zelf verklaren onvoorbereid te zijn, ontraden. M. d. V. Wat de tweede vraag van den heer Witmans betreft, kan ik mededeelen, dat ik die zaak nauwkeurig en zeer uitvoerig heb onderzocht. De gemeente-werklieden hebben zich indertijd te dier zake per adres gewend tot de Commissie van Fabricage en toen heb ik mij persoonlijk overtuigd hoe de toestand voor de gemeen te-werk lieden is, als zij des Vrijdags hun geld moeten ontvangen bij den Gemeente-ontvanger en daarbij ben ik tot de conclusie gekomen, mijnheer de Voorzitter, dat, wat betreft het blootgesteld zijn aan tocht en slecht weer, daarvan voor die menschen geen sprake is; zij hebben een dikken jas aan en staan buiten regen, sneeuw en den tocht; er is absoluut geen doortrek meer, nu de poort aan één kant is dicht gemaakt, ik begrijp dus niet, dat zij eenigen hinder daarvan kunnen hebben. En wat nu het «onteerende" betreft ik weet niet, of de heer Witmans dat woord gebruikt heelt, of dat het gebezigd is geworden in het adres der werklieden om zijn verdiende geld te ontvangen waar het publiek bij staat.ik heb dat ook gezien en vond daarin niets onteerends, want op dezelfde wijze kwamen ook de rector van het Gym nasium en de directeur van de Hoogere Burgerschool hun geld halen. Bij alle hoofdambtenaren, evenals ook bij de onder wijzers, geschiedt dit op dezelfde manier. Ik vind daarin niets onteerends en zie niet in, dat ook niet de werklieden in dienst van de gemeente een oogenblik kunnen wachten op een plaats, die behoorlijk is verlicht en beschut tegen regen en sneeuw en waar het niet tocht. Ik zie er bepaald bezwaar in aan het verzoek van den heer Witmans te voldoen. De heer Witmans. M. d. V. Nog maar een enkel woord wensch ik te zeggen in antwoord op hetgeen de heer Kore vaar heeft gezegd. Ik zie er ook volstrekt niets onteerends in, wanneer een werkman zijn eerlijk verdiende geld in tegen woordigheid van derden ontvangt. Maar het geldt hier een publiek kantoor, waarvan door belastingbetalenden en anderen een druk gebruik gemaakt moet worden. De menschen komen daar des Vrijdags en dan is het veelal een drukke dag; komen daar dan de stads-werklieden en velen van het publiek te zamen, dan geeft dat werkelijk stagnatie; ieder, die daar wei eens de eene of andere commissie heeft te doenweet dat. Daarom wenschte ik alleen te vragenof er wat tegen zou zijn, dat de werklieden, evenals bij andere groote organisaties, op een bepaalde plaats bij elkander komen, waar het loon wordt uitbetaald En wanneer het loon hun bij den ontvanger werd uitbetaald na kantoortijd, als het voor het publiek niet meer open is, dan zou het nog wat anders zijn, maar juist op den tijd van het publiek geeft het stagnatie. Ik heb echter niet gezegddat het ontvangen van het geld daar op zich zelf voor de werklieden onteerend zou zijn. De onderwijzers komen daar ook, maar herinner ik mij wel, dan komen die daar des Zaterdags na twaalf uur hun traktement halen. De Voorzitter. De heer Witmans zal toegeven, dat dit eigenlijk niet een onderwerp is in verband met de zaak, die wij nu regelen, en dat het meer een vraag is, die hij heeft willen doen. Welnu, die vraag is gedaan, waarbij hij zijne bezwaren tegen de gevolgde regeling heeft toegelicht. De heer Korevaar heeft daartegenover zijne bezwaren ontwikkeld tegen de inwilliging van het verzoek, terwijl de zaak verder onder de oogen zal worden gezien. Voortzetting van de bespreking daarvan kan echter niet tot een praktisch resultaat leiden de heer Witmans heeft geen voorstel gedaan en later kan de zaak nogeens onderzocht worden. De heer Aalberse. Gaarne wensch ik nog een enkel woord te zeggen, mijnheer de Voorzitter, want er is altijd nog een misverstand tusschen den heer Korevaar en mij. Het blijkt, dat wij onder het woord «loonklassenstelsel" niet hetzelfde verstaan. Ik heb dat reeds uit de eerste rede van den heer Korevaar meenen te kunnen bemerken, toen hij zeide: «zoo als in den Haag"; maar daar heeft men het loonklassenstelsel juist niet, tenminste niet wat ik daaronder versta. Wat ik bedoel kan de heer Korevaar het best vinden in Frankfort. Daar is een regeling getroffen, die in 1897 is ingevoerd; en nadat eenige praktische ervaring daarmede was verkregen is die regeling herzien, terwijl naderhand dat systeem in verschillende andere gemeenten is overgenomen, om de gunstige resultatendie daarmede in de praktijk werden bereikt. Daardoor is een veel beter straffenstelsel mogelijk geworden, waardoor het boetensysteem kon worden afge schaft; er zit dus geheel iets anders in dan het enkel be palen van een minimum- en maximum-loon. Tenslotte wensch ik nu nogeens ten sterkste te ontkennen, dat wanneer mijn amendement werd aangenomen, de Raad daarmede zou nemen een principieele beslissing over het loon klassenstelsel. Wanneer de Raad alleen vaststelt een minimum loon en een maximum-loonwaartusschen de Directeuren de bevoegdheid krijgen de loonen vast te stellen, dan is er geen sprake van een klassensysteem; dan is er feitelijk maar één klasse, terwijl bij het loonklassensysteem er is een minimum- een maximum-loon en daartusschen nog vijf, zes graden. De werklieden gaan dan van de eene in de andere klasse over, om de drie of vier jaren, waarbij dan vanzelf ook hun loon stijgt. Ieder zal nu toegeven dat door invoeging van het woordje «maximum" daaromtrent absoluut niets wordt beslist. Het eenige wat daarmede wordt beslist, is, dat niet I wordt gegeven carte blanche aan de hoofd-ambtenaren, en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 2