80 WOENSDAG 31 MEI 1905. Indien aan een vasten werkmanzonder dat dit door hem verzocht is, eervol ontslag wordt verleend, wordt hem hiervan ten minste 6 weken te voren schriftelijk mededeeling gedaan. Bij het niet in acht nemen van deze termijnen wordt over zooveel dagen als daaraan ontbreken het vaste loon uitbetaald. Gelijke termijnen gelden voor opzegging van de zijde der werklieden. Bij het niet naleven van deze bepaling kan niet- eervol ontslag worden verleend. Voor werklieden, die voor een vooraf bepaalden tijd zijn aangesteld en niet voor afloop daarvan ontslag bekomen houdt de dienstbetrekking op met het verstrijken van dien tijd, zonder dat daaromtrent eenige verdere mededeeling behoeft te geschieden." Op dit artikel zijn ingediend twee amendementen: le. Van den heer van Tol om achter de 4e al. bij te voegen met teruggave van de gestorte pensioengelden-, 2e van den heer Bosch: Alinea 1voor 8 te lezen 14. Alinia 4 te doen vervallen. Aan het artikel toevoegen: Indien aan een vasten werkman, zonder dat dit door hem verzocht is, eervol ontslag wordt verleend, ontvangt hij hiervan eene schriftelijke mededeeling. a. 6 weken van te voren bij een diensttijd tot 5 jaren. b. 3 maandenvan meer dan 510 jaren. c. 1 jaar van te 10—20 jaren. d. 2 jaar van te 20 jaar. Vindt de ontslagene eenen hem passenden werkkring vóór de voor hem geldende opzeggingstermijn is verstreken, dan wordt hem op verzoek het eervol ontslag terstond verleend." De heer Bosch. Wat betreft het amendement op de 1ste alinea, om de 8 dagen te veranderen in 14 dagendaarover kan ik zeer kort zijn. Het is een kwestie van goedwilligheid tegenover den werkman, die voor een bepaalden tijd wordt aangesteld; wanneer men ziet, dat het werk voor hem op raakt, dan is het wel billijk, dat hem 14 dagen worden ge geven in plaats van 8 om een andere betrekking te zoeken. Wat het volgende punt aangaat, wensch ik dit te zeggen. Toen ik dit artikel voor mij kreeg, heb ik mijzelven afge vraagd: wat kan aanleiding gegeven hebben tot het stellen van dit artikel? En daarbij ben ik voor mijzelf tot geen andere slotsom kunnen komen dan deze, dat men moet denken aan inkrimping of opheffing van een tak van Gemeentedienst, wil men een vast aangesteld werkman, die langen tijd ge diend heeft, zonder een tot ontslag aanleiding gevende straf te hebben opgeloopen op die wijze eervol ontslaan. Nu is mij bekend, dat ook op dit gebied steeds het denbeeld voorzit, dat zoo'n man op korten termijn naar huis gestuurd kan worden. Ik weet, althans ik stel mij voor, dat ik hier spreek voor eene zaak, waarvoor de meesten nog niet te vinden zullen zijn om op in te gaan, maar ik stel er toch prijs op er licht op te doen vallen. Als toch een werk man, die, zooals de heer Korevaar gisteren nog heeft gezegd, weet tot op zijn ouden dag verzekerd te zijn, na jarenlang in dienst van de Gemeente te zijn geweest buiten zijn schuld, door inkrimping of opheffing van een tak van dienst, naar ander werk moet zoeken, dan moet hem in zoodanig geval ruimer wachttijd gegeven worden dan de traditioneele 6 weken. En die tijd behoort toe te nemen naar gelang de persoon langer de Gemeente heeft gediend; daardoor heeft hij een meerderen leeftijd bereikt en zal hij dus moeilijker eene andere betrekking kunnen krijgen. Gelukt hem dat vroeger, dan is de laatste bepaling van mijn amendement daar om hem direct op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen. Mijnheer de Voorzitter, er zullen wel eenige bedenkingen worden ingebracht, maar mej het oog op den tijd meen ik voldoende te hebben aangetoond, wat ik bedoel en zal ik het er voorloopig bij laten. De heer Korevaar. M. d. V., over het algemeen is het amendement van den heer Bosch niet aan te bevelen. Het geldt hier een buitengewoon geval, dat misschien nooit zal voorkomen. Met een ontslag als hier bedoeld heeft men al leen het oog op het geval dat de werkman ongeschikt is voor zijne betrekking; en in dat geval de man langer in dienst te houden dan door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, is een beetje overdreven. Burgemeester en Wethouders zeggen in hunne toelichting naar aanleiding van de gemaakte bezwaren der Gemeentewerklieden, dat het niet meer dan billijk is, dat het gestorte pensioengeld terug zal worden gegeven. Maar het gaat toch niet aan, wanneer iemand totaal ongeschikt is voor zijne betrekking, dat de Gemeente daarmede twee jaar opgescheept is en den werkman de keuze wordt gelaten een gescbikteri werkkring te vinden, die naar zijn zin is. Ik moet daarom bepaald ontraden het amendement van den heer Bosch aan te nemen. De heer Aalberse. Mag ik even opmerken, dat iets der gelijks, alleen niet zoo ver gaand, is voorgesteld door de Re geering bij de regeling van het arbeids-contract, en tegen geen bepaling is zoo'n kabaal gemaakt als juist tegen dat voorstel. Het is een mes, dat van twee kanten snijdt. Als de Gemeente gebonden is aan een langen opzeggingstermijn, dan is de werkman natuurlijk ook aan een langen opzeggings termijn gebonden: heengaan binnen dien tijd geldt als con tractbreuk; en juist op dien grond is door de werklieden ten zeerste opgekomen tegen dat voorstel van de Regeering dat overigens even goed bedoeld was als het amendement van den heer Bosch. Daarom zijn dan ook in het gewijzigd ontwerp alle bepalingen op dat punt vervallen en is een voudig een opzeggingstermijn opgenomen van 8 dagen. Mag ik dan nu nog even een vraag stellen. In de vijfde alinea staat, dat bij niet-inachtneming van deze termijnen over zooveel dagen als daaraan ontbreken het vaste loon wordt uitbetaald. Zooals u weet, staat in het Burgerlijk Wet boek ook hetzelfde, maar is het bijv. ten aanzien van dienst boden een open vraag of bij onmiddellijke wegzending alleen geldloon moet worden betaald of ook kost en inwoning; er zijn kantonrechters, die in den eenen zin beslissen, maar1 er zijn er ook, die in den anderen zin beslissen. De bedoeling van de wet is wel alleen geldloon, en daarom lijkt het mij het best hier de kwestie te voorkomen door te zetten: geldloon. De Voorzitter. De gemeente geeft niet anders dan geld loon; maar Burg. en Weth. nemen die wijziging over. De heer Bosch. M. d. V. Ik wensch nog wel even een misverstand bij den heer Korevaar weg te nemen. De heer Korevaar meende, dat ik het had over werklieden, die voor den dienst van de gemeente ongeschikt waren, maar die heb ik niet op het oog gehad, want dat geval is bij de pensioen regeling voorzien: die menschen worden ontslagen, omdat zij ongeschikt geworden zijn voor hunne betrekking, en dan worden zij volgens de pensioenregeling behandeld. Maar ik heb het oog op werklieden, die door inkrimping of opheffing van een tak van gemeentedienst, dus zonder dat zij onge schikt zijn en geheel buiten hun schuld, buiten betrekking komen; en dat in tegenstelling met hunne verwachting, gis teren ook nog door den heer Korevaar uitgesproken, dat zij tot op hun ouden dag verzekerd waren. En wat betreft de opmerking van den heer Aalberse, dat beide partijen dan gelijke rechten en gelijke plichten zouden moeten hebben aan het eind van het amendement staat een clausule, die daarop slaat; en misschien ware het nog beter, wanneer dat in een geheel apart artikel werd gezet. Ik meende deze voor den werkman werkelijk ingrijpende kwestie ter sprake te moeten brengen. Ik ken de stakkers, die op dergelijke wijze ontslag gekregen hebben buiten hun schuld en ook buiten de schuld van den patroon, maar die toch niettemin door de wet der noodwendigheid zijn onder gegaan; en waar dat te voorkomen zou zijn, acht ik dat eigenlijk een sociale rechtvaardigheid, waar men den een of anderen tijd toe zal moeten komen. Al ben ik overtuigd, dat ik nu niet zal bereiken wat ik beoog, dat neemt niet weg, dat ik dankbaar ben voor de gelegenheid dat ik deze zaak ter sprake heb kunnen brengen. En misschien, mijnheer de Voorzitter, wilt U deze zaak eens in de gedachte houden om te trachten of voor dergelijke buiten hun schuld getroffen werklieden niet iets kan worden gedaan. Daarvoor houd ik mij zeer aanbevolen. De heer Pera. M. d. V. Er worden hier verschillende ver klaringen gegeven van de beteekenis van dit artikel. De heer Bosch knoopt daaraan een beteekenis vast met betrekking tot zijn eigen levenservaring en ook betreffende de ervaring van anderen, terwijl de wethouder zegt, dat daaraan niet is gedacht, maar dat men hier op het oog heeft een totaal ongeschikt werkman, en wel zulk een, waarbij die ongeschikt heid te wijten is aan den werkman zelf. Wanneer dat de bedoeling is, dat meen ikdat wij goed doen, wanneer wij blijven bij het artikel zooals het is voorgesteld en niet treden in het voorstel van den heer Bosch. De heer Bosch. M. d. V., ik heb alleen de gelegenheid ge zocht om deze zaak ter sprake te brengenen trek hiermede mijn amendement in; alleen wensch ik te handhaven mijn amendement op al. 1. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Bosch, in stemming gebracht, wordt ver worpen met 13 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen de heerenvan der Eist, Bots, Paul, Aal berse, van Dissel, Hasselbach, Le Poole, Juta, Meuleman, Korevaar, de Vries, Kerstens en van Hamel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 16