80 WOENSDAG 31 MEI 1905. ook geen straf liggen. Die straf kan alleen bestaan in het ontnemen van een dergelijk «recht," dus wanneer dat recht in het reglement niet is gegeven, dan geloof ik, dat de voor gestelde straf als zoodanig niet bestaanbaar is. De heer van der Elst. Ik heb er dan geen bezwaar tegen, dat hetgeen sub c in ons amendement stond vervallen is. De Voorzitter. Dat is als zoodanig vervallenmaar u hebt ook voorgesteld eene schorsing van 3 weken. De heer Witmans. M. d. V., nu Burgemeester en Wethouders eenigszins zijn tegemoet gekomen aan ons bezwaar en de schorsing tot 14 dagen hebben gebracht, hebben wij geen bezwaar er tegen het amendement om daarvan 3 weken te maken terug te nemen. De Voorzitter. Dan is dus ook dat amendement vervallen. Thans is het woord aan den heer Aalberse tot toelichting van zijn amendement betreffende de wijze van inhouding der boeten. De heer Aalberse M. d. V., dat is gisteren al in principe beslist, toen de Raad een zelfde amendement heeft aangeno men betreffende de wijze van betaling der schadevergoeding, door die nl. zoo te stellen, dat in één week niet meer dan Vio van het loon wordt afgehouden, ten einde daarmede te voorkomen, dat het gezin er onder zou lijden, omdat de vrouw wel zou zorgen, dat een kleine vermindering van het zakgeld van den man afgaat. Nu geloof ik, dat datzelfde geldt voor de betaling van boeten, ook al worden die wat lager gesteld dan Burg. en Weth. voorstellen. Het kan ge beuren, dat iemand die boeten in een week oploopt, en zou den die dan in één keer moeten worden betaald, dan zou men toch werkelijk tot een te hoog bedrag ineens komen. Vandaar dat ik heb voorgesteld, ook in dat geval niet meer dan 1/io van het loon per week tegelijk in te houden, het geen, gelijk gezegd, de Raad feitelijk al als juist heeft erkend. De heer Juta. M. d. V. Ik meen dat niet juist is de op merking van den heer Aalberse, dat wij dat in beginsel al gisteren hebben besloten. Wij beslissen hier over eene wijze van straffen, over de wijze van inhouden van de boete, ter wijl wij gisteren hebben beslist omtrent de wijze van in houden van loon als vergoeding voor de schade, die aan de Gemeente is toegebracht; dat is toch niet hetzelfde. Als de Gemeente bij de wijze van inhouden voor toegebrachte schade consideratie wil gebruiken en het den werkman gemakkelijk wil maken met de terugbetaling, dan behoeven die zelfde argumenten nog niet te gelden voor de toepassing van boeten als straf opgelegd. Hierin zal de heer Aalberse toch verschil zien, of een werkman schade aan de Gemeente heeft toe gebracht, dat gedeeltelijk buiten zijn schuld kan zijn geschied als gevolg van een kleine nalatigheid, of dat den werkman een boete wordt opgelegd als bepaalde straf. Dat is geheel iets anders dat moet de werkman meer voelen, en voor een goeden regel en het instandhouden eener goede disci pline kan het wenschelijk zijn wat minder consideratie in de toepassing van de straf te gebruiken. Ik geloof niet, dat wat door den Raad gisteren aangenomen is bij art. 6, hier ook van toepassing moet zijn; dit is geheel iets anders. Ik zou van oordeel zijn en daarin sta ik niet alleen, maar dat wordt levendig gevoeld door menschen, die dagelijks met werklieden te doen hebben dat als de werkman met boete wordt gestraft, die werkman dat moet voelen. En hij zal dat voelen, als hij ineens f 3.moet betalen, maar door betaling gedurende 3 weken van f 1.zal hij veel minder daarvan bemerken. De heer Aalberse. M. d. V., gedeeltelijk is de opmerking juist, dat beide gevallen niet precies gelijk staan; maar aan den anderen kant is er toch meer gelijkheid, dan de heer Juta opmerkte. Het zij vooraf opgemerkt, dat wij gisteren ook het element van schuld bij het opleggen van schadever goeding hebben gevoegd. Als er geen schuld was, dan behoefde geen schadevergoeding betaald te worden, dus waar schade vergoeding betaald wordt, zit daarin werkelijk ook een zekere straf begrepen. Maar mijn hoofdargument is dit, dat een der groote grieven niet alleen van de werklieden, maar ook van verschillende werkgevers tegen het boetestelsel is, dat tenslotte daardoor worden getroffen menschen, die werkelijk onschuldig zijn aan het feit. Dat treffen doet men juist, wanneer men hen in één week zoo'n bedrag afneemt, terwijl wanneer dat wordt verdeeld, er veel meer kans bestaat, dat daardoor de werkman alleen getroffen wordt, en niet speciaal ook zijn vrouw en kinderen. Daarom heb ik dit voorgesteld. Ik vind het geheele systeem van boete geven verkeerd en veel particuliere werkgevers, die dat systeem afgeschaft hebbenhebben zich zeer wel daarbij bevonden en verklaren achteraf, dat zij het veel verder brengen met geen boete toe te passen, maar andere middelen te gebruiken, als bijv. het onthouden van belooningen. Ik wensch te voorkomen, dat de onbillijkheid wordt begaan, dat men van gezinnen, die van f 10 moeten bestaan, als de man iets heeft misdrevenhet recht zou hebben 5 a 6 in één week af nemen. Ik vind, dat mag niet. De Voorzitter. Burg. en Welh. hebben geen bezwaar tegen het amendement van den heer Aalberse; alleen voor het geval mocht worden aangenomen het amendement van den heer Witmans c.s. om het loon, dat ingehouden kan worden, te beperken tot een gulden, dan hebben wij er op tegen, omdat het bedrag dan te klein wordt om nog als voldoende straf te worden gerekend. Maar wanneer de boete wordt bepaald op ten hoogste ƒ3.dan kunnen Burg. en Weth. zich voor dat geval vereenigen met het amendement Aalberse en nemen zij het over. De heer Aalberse. Nu geloof ik, dat een misverstand bestaat. Ik stel niet voor, dat slechts 1/io van de opgelegde boete wordt betaald, maar dat niet meer dan 1jio van het loon per week zal worden ingehouden. Iemand kan in één week drie keer een boete van f 1.— beloopen, dus dan wor den, tenzij mijn amendement wordt aangenomen, aan dat gezin in één week plotseling drie gulden afgehouden. Daar kom ik tegen op. Ik wensch, dat in één week niet meer dan 10 pCt. mag worden afgehouden. De ratio van mijn voorstel blijft dus dezelfde, ook al wordt het amendement van de heeren Witmans c.s. aangenomen. De Voorzitter. Ik geef toe, dat er in zooverre tusschen de beide amendementen geen verband bestaat, zoodat wij het amendement van den heer Aalberse in elk geval over nemen. De heer Meuleman. M. d. V. Ik wensch te verklaren, dat ik tegen het amendement van den heer Aalberse zal zijn. Ik geloof, dat de werkman door f3.in één week te moeten betalen, persoonlijk getroffen wordt. Het zal hem toch gemak kelijker vallen drie weken lang ƒ1.minder te geven aan zijne vrouw, dan één week f3.Dus ik geloof door de zaak aidus te regelen, dat de vrouw meer gestraft zal worden dan de manwant het moet al een heel vreemde werkmansvrouw zijn, die zich laat welgevallen in eens f3.minder in handen te krijgen. De Voorzitter. Deze opmerking zal aanleiding geven, dat niettegenstaande Burg. en Weth. zich er mede hebben ver- eenigd, het amendement van den heer Aalberse toch in stem ming zal worden gebracht. De heer Juta. Ik ben tegen het amendement om de boete te bepalen op ten hoogste f 1.—Wanneer men boete oplegt den eersten keer, is het niet aan te nemen, dat men dadelijk de hoogste boete toepast, maar misschien f 1.of ƒ2.en zal zeker niet dadelijk tot f 3.— worden gegaan. Nu is het wenschelijk dat men bij het opleggen van straf de bevoegd heid heeft dat te doen in een climax, dus als dezelfde werkman hetzelfde feit pleegt, dan zal men pas gaan tot een boete van f 2.— of f3.—maar bepaalt men dat niet hooger kan worden gegaan dan f 1.dan zal het groote bezwaar zich voordoen, dat de straf niet genoeg treffen zal, maar meer moest worden gevoeld, terwijl dan ook de gelegenheid benomen is een climax in de boetestraflen te leggen. Ik maak ook van deze gelegenheid gebruik om nog te onderschrijven wat de heer Meuleman gezegd heeft. Theore tisch moge het klinken, alsof de heer Aalberse gelijk heeft, maar wie weet hoe het in de praktijk met het weekgeld gaat, weet dat het geheel anders gaat. Veel zal het voorkomen, dat de werkman niet zijn geheele weekloon, vooral zij, die goed betaald worden, aan de huisvrouw geeft voor het huis houden; en als nu de werkman thuiskomt met te zeggen, dat hem f3.— gekort is op zijn loon, en hij dus f 3. minder moet geven, dan zal de huisvrouw zorgen, dat dit niet meer gebeurt, en mocht dat het geval zijn, dan zal de werkman wel zorgen hetgeen hij meer gekort wordt dan f 1.— er zelf bij te leggen, en zal hij het dus meer gevoelen. Daarom ben ik het eens met den heer Meuleman, dat door f3.— ineens in te vorderen de straf den werkman zal treffen, maar niet zijn huishouden. In theorie moge dat dwaas klinken, maar in de praktijk is dat geheel juist. De heer van der Elst. Ik wenschte nog even op te merken, dat het vooral daarom onbillijk is een maximum van f3 boete te bepalen, omdat er geen beroep zal zijn eventueel op de Commissie van advies, en dan zouden daardoor door Bur gemeester en Wethouders twee categorieën worden gemaakt en zou er voor boeten boven f 1.redres zijn op de Com missie van advies. De Voorzitter. Mag ik U doen opmerken, dat U dan niet gelezen hebt onze laatste wijziging, waarbij wel degelijk be roep mogelijk is ook van deze stralïen. Bij de indiening van het voorstel is reeds de opmerking gemaakt, dat reeds lang

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 10