DINSDAG 30 MEI 1905.
69
regeling der rusttijden in het reglement behoort. Hoe die
regeling zal zijn, wordt voorloopig aan Burg. en Weth. ter
overweging gegeven.
De heer Sijtsma. Wanneer wij nu dit artikel aannemen
en dadelijk eene motie in behandeling nemen om dit artikel
illusoir te maken, dan krijgen wij toch een wonderlijken
toestand, want dan hebben wij eerst een voorstel aan
genomen dat lijnrecht in strijd is met die motie.
De Voorzitter. Wanneer wij de motie aannemen, nemen
wij nog geene regeling aan. Dan worden alleen Burg. en
Weth. uitgenoodigd eene regeling vast te stellen. Naar aan
leiding van die regeling kan dan altijd nog wijziging worden
gebracht in het artikel.
De beraadslaging over de motie wordt gesloten.
De Voorzitter. Aan de orde is alsnog het derde amendement
van den heer Aalberse op art. 8, luidende:
»Na het 3e lid van het ontwerp in te voegen de woorden:
»Is deze regeling bestemd om voor langer dan een maand te
werken, dan wordt hiervan door de betrokken commissie
schriftelijk kennis gegeven aan den Gemeenteraad."
De heer Aalberse. Dit amendement is zeer eenvoudig, en
komt feitelijk op hetzelfde neer als wat de Raad reeds heeft
aangenomen bij art. 1. Wanneer permanent uitzondering
wordt gemaakt, dan zal daarvan kennis worden gegeven
aan den Raad dat is de eenige bedoeling; en aangezien
Burg. en Weth. geen bezwaar hadden tegen die mededeeling,
wanneer zij zelf uitzonderingen zullen maken, zullen zij
daartegen zeker ook geen bezwaar hebben, wanneer een
Raadscommissie dergelijke uitzonderingen maakt. Wanneer
dat wordt gedaan, dan kan de Raad altijd weten welke afwij
kingen worden gemaakt van de bepaling, die hij zelf heeft
gemeend dat norm moet zijn.
De Voorzitter. Zoudt u het niet regelmatiger vinden, dat
de Commissie kennis geeft aan Burg. en Weth.? Decommis-
siën toch staan niet rechtstreeks in relatie met den Raad;
alleen is dat het geval met de Commissie voor de Strafver
ordeningen en de Commissie voor de Financiën, maar anders
worden de rapporten van Raadscommissiën overgelegd aan
Burg. en Weth. en bestaat er geen rechtstreeksch contact
tusschen de bijzondere com missiën en den Gemeenteraad.
Het is dus meer in de lijn van de Gemeentewet, wanneer
het voorschrift luidt, dat aan Burg. en Weth. daarvan kennis
zal worden gegeven. Dan bereikt u toch uw doel, dat nog
een ander college dan de betrokken commissie kennis krijgt
van de regeling en wordt de zaak dus ook uit meer dan één
oogpunt beschouwd. Als u dat zoudt willen, kunnen wij ons
bij het amendement neerleggen en het overnemen.
De heer Aalberse. Ik blijf bij mijne meening, dat het beter
is, dat, waar de Raad een regeling maakt, hij kennis krijgt
van de afwijkingen, welke daarop gemaakt worden. Feitelijk
krijgt de Commissie de bevoegdheid, om de regeling door den
Raad gemaakt absoluut illusoir te maken; nu zegt de Raad:
dat vinden wij goed, dat gij de bevoegdheid hebt, om uit
zonderingen op den regel goed te keuren, maar dan willen
wij toch wel weten wanneer en in hoever van die bevoegd
heid gebruik wordt gemaakt. Mij dunkt, dat dat volmaakt
billijk is, en ik zie niet in, dat er eenig bezwaar tegen kan
zijn, dat dat gebeurt. Iets anders is, dat de Commissie met
Burg. en Weth. het zoo zou kunnen regelen, dat de Commissie
den brief stuurt aan Burg. en Weth. en dat dezen dan het
schrijven aan den Raad meedeelen. Daartegen heb ik geen
bezwaar, 't Is wat meer geschrijf, anders niet.
De Voorzitter. Principieel bezwaar hebben wij tegen het
amendement niet, maar zooals de heer Aalberse het voorstelt,
wordt de schakel toch verbroken, terwijl dat niet het geval
is, wauneer gelezen wordt, dat in dat geval Burg. en Weth.
daarvan mededeeling doen aan den Raad. Ik meen, dat het
een meer regelmatige weg is, wanneer wordt bepaald, dat
Burg. en Weth. van dat geval kennis krijgen en dat dezen
daarvan mededeeling doen aan den Raad, wanneer zij meenen,
dat de regeling behoort te worden bestendigd.
De heer Aalberse. Wanneer Burg. en Weth. zelf het artikel
in dien zin wenschen aan te vullen, dan heb ik daartegen
geen bezwaar.
De Voorzitter. In dien zin aangevuld nemen Burg. en
Weth, het amendement over en maakt het dus verder geen
onderwerp van beraadslaging meer uit.
De heer van der Vlugt. Naar aanleiding van de derde
alinea van dit artikel wensch ik eene enkele opmerking te
maken vooral in verband met art. 10a, In het derde lid van
art. 8 wordt gezegd dat de Directeur van den betrokken tak
van dienst nimmer een langeren werktijd mag voorschrij ven
dan 13 uur per dag, terwijl volgens art, 10a de normale
werktijd van 10 uur zelfs met 4 uur en meerdere uren kan
\Worden overschreden. Daardoor wordt het woordje »nimmer"
in art. 8 gelogenstraft. Het doet mij denken aan het bekende
«jamais" van den Franschen minister.
Ook de Commissie voor de huishoudelijke Verordeningen
heeft reeds op deze zaak de aandacht gevestigd.
De Voorzitter. Ik doe opmerken dat het bezwaar van de
Commissie voor de huishoudelijke verordeningen ten aanzien
van deze zaak is ondervangen door de wijziging die door
ons in art 8 is gebracht, waarin wij nu lezen dat de normale
werktijd niet meer bedraagt dan 10 uur per etmaal.
De heer van der Ylugt. Het is mogelijk dat U gelijk
hebt, maar ik heb niet begrepen dat door die wijziging mijn
bezwaar is ondervangen en ik geloof dat dit met meerdere
leden het geval is.
De heer van der Lip. Ik behoor ook tot de leden die het
niet begrepen hebben. Wij hebben in de Commissie voor
de huishoudelijke verordeningen deze opmerking gemaakt.
Art. 8 bepaalt dat er nooit langer gewerkt mag worden dan
dan 13 uur en art. 10 regelt het loon voor het geval dat er
boven den normalen werktijd nog meerdere uren bij komen,
zoodat wel vijf uren of meer langer kan gewerkt worden
dan het maximum in art. 8 bepaald. Wat in art. 10 wordt
bepaald is dus in strijd met het woordje «nimmer" voor
komende in art. 8 zooals de Heer v. d. Vlugt reeds heeft
opgemerkt. Er komt nog iets bij. Ik moet aannemen dat de
mogelijkheid bestaat, dat er langer dan 13 uur zal gewerkt
worden. Wie zal nu echter de toestemming geven voor dit
langere werken boven de 13 uur? In art. 8 staat, dat de
Directeur van den betrokken tak van dienst een langeren
werktijd kan voorschrijven dan den normalen van 10 uur,
doch nimmer langer dan 13 uur. Welke autoriteit kan nu
verlof verleenen om langer te werken dan 13 uur? Dat wordt
niet geregeld. En dit zal toch moeten gebeuren in verband
met art. 10.
De Voorzitter. De normale werkdag wordt nu 10 uur,
maar in art. 10 wordt van dien normalen werkdag niet ge
sproken. Indien de Directeur dus 13 uur laat werken, dan
wordt dit de normale werktijd, maar wanneer men daar boven
gaat, dan zal de Commissie van beheer toestemming moeten
geven.
De heer van der Lip. M. d. V. dan zou ik deze eenvoudige
vraag willen stellen. Kan er langer dan 13 uur worden ge
werkt? Ja, zegt U. Welnu dan moet ook het woord «nimmer"
in art. 8 worden weggelaten. En wanneer nu de mogelijk
heid bestaat, dat er langer dan 13 uren wordt gewerktdan
vraag ik nog eens, wie moet dan daartoe verlof geven?
De Voorzitter. Ik denk, dat het geval haast niet kan
voorkomen.
De heer van Hoeken. M. d. V. De normale werktijd is
tien uuren nu heeft de Directeur het recht om te gaan tot
13 uur; duurt dat evenwel langer dan een week. dan heeft
hij daarvoor noodig de goedkeuring van de betrokken com
missie van beheer of bijstand. Bijgevolg kan in een week
niet langer dan 13 uren per dag worden gewerkten is voor
het 14e of 15e uur eveneens de goedkeuring noodig van de
Commissie.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik wensch ook nog een poging
aan te wenden om het den heeren duidelijk te maken. Het
bestaat sedert oertijdendat er overgewerkt wordt buiten
den normalen werktijd, bv. voor het ruimen van riolenvoor
het herstellen van een brug, voor het bewaken van een open
liggend riool en honderd andere gevallen. Ook gebeurt het
meer dan eens, dat er in de middaguren order wordt ge
geven om over te werken aan de scholen, maar nu is er
nooit over gedacht krachtens welk reglement die order
wordt gegeven, dat doet de uitvoerder bij dien tak van
dienst, die daartoe de vrijheid heeft krachtens het gewoonte
recht geboden door de noodzakelijkheid.
Nu maken wij hier een reglement, waarbij de maximum-
arbeidsduur is geregeld in art. 8, terwijl in art. 10 het extra
loon daarvoor wordt geregeld. Nu spreekt art. 8 alleen over
de normale regeling, die getroffen wordt, en de normale
regel voor gewoon werk is dat er wordt gewerkt tien uren.
Maar er kan zich een geval voordoendat een regeling moet
worden getroffen voor eenige weken, of voor één week, of
voor een paar maanden, en nu mag die regeling nooit zijn
van dien aard dat er langer dan 13 uren wordt gewerkt per
dag zonder dat daarop de goedkeuring van de Commissie is
verkregen.
De Voorzitter. Is U na de nadere inlichtingen van den
heer Korevaar, die met deze zaak vertrouwd is, voldaan?