64
Het verlof moet, behalve in buitengewone omstandigheden,
ten minste 14 dagen te voren aan den Directeur worden
aangevraagd en wordt door dezen verleend, tenzij naar zijn
oordeel de werkzaamheden of de reeds aan anderen verleende
verloven dit niet toelaten.
De Directeur kan, met het oog op de belangen van den dienst
een anderen tijd voor het verlof bepalen dan waarvoor dit
gevraagd is.
Art. 13.
De Directeur van eiken tak van dienst geeft ten minste
eenmaal per week aan de daarbij aangestelde werklieden
gelegenheid om zaken, den dienst betreffende, voorzoover
lmnne persoonlijke belangen daarbij betrokken zijn, met hem
te bespreken.
Art. 14.
In geval van ziekte, waaronder begrepen wordt ongeschikt
heid tot werken ;ten gevolge van een ongeval, wordt, voorloopig
voor zes wekenziekengeld uitbetaald over eiken dag, waar
over de werkman, indien hij niet ziek ware geweest, loon
zou hebben ontvangen.
Het wordt echter over den eersten dier dagen tijdens de
ziekte niet uitbetaald aan tijdelijke werkliedenmet uit
zondering van hen, die bij het krankzinnigengesticht en het
sanatorium zijn aangesteld, en op de terreinen dezer inrich
tingen wonen.
Het ziekengeld wordt wekelijks uitbetaald.
Art. 15.
Om ziekengeld te ontvangen, moet zoodra mogelijk aar. den
Directeur eene verklaring van een geneesheer zijn overgelegd
waaruit blijkt dat en waarom de werkman geen arbeid kan
verrichten, tenzij de Directeur zich daaromtrent op andere
wijze heeft overtuigd.
Art. 16.
Als ziekengeld wordt uitbetaald:
aan vaste werklieden het bedrag van het vaste loon;
aan tijdelijke werkliedenindien zij bij den aanvang der
ziekte ten minste een vol jaar in dienst zijn, 75 en indien
zij niet een vol jaar in dienst zijn, 50 °/0 van het vaste loon.
Indien de ziekte recht geeft op eene uitkeering krachtens
de Ongevallenwet 1901, wordt het bedrag der uitkeering in
mindering van het ziekengeld gebracht.
Art. 17.
Indien de ziekte langer dan 6 weken duurt, kan de be
trokken Commissie van bijstand of beheer machtiging ver-
leenen om het ziekengeld alsnog gedurende drie maanden uit
te betalen.
Daarna kan de uitbetaling slechts met goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders plaats hebben.
Art. 18.
Ziekengeld wordt niet uitbetaald, indien:
1° de ziekte of de ongeschiktheid tot werken het gevolg is
van drankmisbruik of van eenige andere buitensporigheid
van den werkman;
2° de werkman de hem gegeven geneeskundige voorschriften
niet in acht neemt;
3° de werkman weigert om, met behoud van zijn vaste loon,
andere dan zijn gewone werkzaamheden, hem in overleg
met zijn geneesheer opgedragen, te verrichten.
Art. 19.
Aan werklieden, die ter vervulling hunner militaire plichten
worden opgeroepen, wordt tijdens hun verblijf onder de wapenen
het volgende loon uitgekeerd:
a. aan gehuwden en aan ongehuwden, die kostwinner zijn
voor anderen, 50°/0 van het hun toegekende loon;
b. aan andere ongehuwden 25 °/0 van het hun toegekende loon.
Art. 20.
Wegens overtreding van de bepalingen van dit reglement
of van de bijzondere voorschriften en reglementen voor den
tak van dienst, waarbij hij is aangesteld, kunnen den werkman
de volgende straffen worden opgelegd
a. berisping met aanteekening, al dan niet met verlies
van aanspraak op verlof;
b. inhouding van loon tot een bedrag van ten hoogste ƒ3.—
c. schorsing tot ten hoogste 6 dagen met verlies van loon
d. niet-eervol ontslag.
De straffen genoemd sub a en worden opgelegd door den
Directeur van den betrokken tak van dienst; die genoemd
sub c en d door Burgemeester en Wethouders, op voordracht
van dezen ambtenaar, na ingewonnen advies bij de commissie
van bijstand of beheer.
Geen straf wordt opgelegd dan nadat de betrokkene in
zijn belang is gehoord door degenen, die tot het opleggen
der straf zijn bevoegd verklaard.
Van het opleggen van straf wordt binnen 2 maal 24 uren
daarna met opgave van redenen schriftelijk kennis gegeven
aan den gestrafte en voor zooveel de sub a en b genoemde
straffen betreft aan den Voorzitter der commissie bedoeld in
art. 22.
Art. 21.
De werkmanwien een van de in art. 20 sub a en b
genoemde straffen is opgelegd, kan binnen 3 dagen, nadat
de straf te zijner kennis is gebracht, daarvan in beroep
komen bij Burgemeester en Wethouders, door een bij dat
college in te dienen schriftelijke verklaring.
Gedurende den termijn tot en de behandeling van het beroep
blijft het besluit, waarbij de straf is opgelegd, buiten werking.
Art 22.
Burgemeester en Wethouders hooren, alvorens op het beroep
te beslissen, een daarvoor aangewezen commissie van onderzoek.
Deze commissie is samengesteld uit 3 leden.
Voor elk lid wordt een plaatsvervanger benoemd. De be
noeming geschiedt voor den tijd van één jaar.
De leden der commissie kiezen een voorzitter en een plaats-
vervangenden voorzitter uit hun midden.
Aan de commissie wordt door Burg. en Weth. een secretaris
toegevoegd.
Art. 23.
Van de in het voor gaande artikel bedoelde commissie wordt
een lid en zijn plaatsvervanger door den Gemeenteraad uit
zijn midden benoemd.
Een lid en zijn plaatsvervanger wordt op de door Burg.
en Weth. te bepalen wijze gekozen door de vaste werklieden
uit de werklieden, die den leeftijd van 30jaren hebben bereikt,
ten minste 2 jaren in gemeentedienst zijn en in de 2 aan
hunne verkiezing voorafgaande jaren niet gestraft zijn.
Een lid en zijn plaatsvervanger wordt door Burg. en Weth.
benoemd uit de ingezetenen der gemeente die den leeftijd
van 30 jaren hebben bereikt en niet behooren tot de personen
in het eerste en het tweede lid van dit artikel genoemd, noch
tot de gemeente-ambtenaren.
De werkman, die tijdens hij hetzij als lid, hetzij als plaats
vervanger deel uitmaakt van de commissie, gestraft wordt,
wordt door een ander vervangen.
Art. 24.
De commissie brengt aan Burgemeester en Wethouders een
met redenen omkleed advies uit, waarbij in overweging wordt
gegeven om hetzij de straf op te heffen, hetzij die te ver
zachten, te handhaven of te verzwaren.
Art. 25.
Indien aan een tijdelijken werkman, vóórdat de tijd,
waaarvoor hij is aangesteld, verstreken is, eervol ontslag
wordt verleend, wordt hem hiervan tenminste 8 dagen te
voren schriftelijk mededeeling gedaan.
Hetzelfde geldt, indien aan een tijdelijken werkman, die
voor onbepaalden tijd is aangesteld, eervol ontslag verleend
wordt.
Aan tijdelijk aangestelde vrouwelijke dienstboden van
Endegeest en Rhijngeest wordt, indien haar eervol ontslag
verleend wordt, hiervan 6 weken tevoren schriftelijk mede
deeling gedaan.
Indien aan een vasten werkman, zonder dat dit door hem
verzocht is, eervol ontslag wordt verleend, wordt hem hiervan
ten minste 6 weken te voren schriftelijk mededeeling gedaan.
Bij het niet in acht nemen van deze termijnen wordt over
zooveel dagen als daaraan ontbreken het vaste loon uitbetaald.
Gelijke termijnen gelden voor opzegging van de zijde der
werklieden. Bij het niet naleven van deze bepaling kan niet-
eervol ontslag worden verleend.
Voor werklieden, die voor een vooraf bepaalden tijd zijn
aangesteld en niet voor afloop daarvan ontslag bekomen,
houdt de dienstbetrekking op met het verstrijken van dien
tijd, zonder dat daaromtrent eenige verdere mededeeling
behoeft te geschieden.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Onder terugzending van het in onze handen gestelde Regle
ment voor de werklieden in dienst van de gemeente Leiden,
waarvan wij met belangstelling hebben kennis genomen, heb
ben wij de eer U te berichten, dat wij ons over het algemeen
met de in dat Reglement vervatte bepalingen zeer wel
kunnen vereenigen, behoudens enkele opmerkingen, die wij
de vrijheid nemen bij deze onder Uwe aandacht te brengen.
i