03
b. hén, die aangesteld zijn om regelmatig slechts enkele
weken per jaar of enkele dagen per week werkzaamheden
te verrichten;
c. leerlingen.
Als werklieden worden beschouwd zij die de door Burg.
en Weth. aan te wijzen betrekkingen bekleeden.
Van deze betrekkingen wordt door Burg. en Weth. een
staat opgemaakt, welke ten minste eenmaal 'sjaars door
hen herzien wordt.
Art. 2.
De werklieden worden onderscheiden in tijdelijke en vaste
werklieden.
Om als tijdelijk werkman te worden aangesteld, moet men
den leeftijd van 18 jaren bereikt hebben en het 36e levens
jaar niet zijn ingetreden.
Echter kunnen ook na het bereiken van den 35-jarigen
leeftijd worden aangesteld
a. zijdie reeds in dienst van de gemeente zijn geweest,
mits zij het 41ste levensjaar niet zijn ingetreden;
b. winterstokers aan de gasfabriek, hetzij zij al of niet
reeds in dienst van de gemeente zijn geweest, mits zij het
40ste levensjaar niet zijn ingetreden.
Om als vast werkman te worden aangesteld moet men
1° den leeftijd van 21 jaren bereikt hebben;
2° gedurende ten minste 52 weken als tijdelijk werkman bij
eenigen tak van gemeentedienst werkzaam zijn geweest;
3° geneeskundig onderzocht en lichamelijk geschikt bevon
den zijn voor de op te dragen werkzaamheden.
Het onderzoek geschiedt door twee hiertoe door het hoofd
van den betrokken tak van dienst aangewezen stadsgenees-
heeren of, zoo het moet plaats hebben met het oog op eene
aanstelling bij Endegeest en Rhijngeest, door den Genees
heer-Directeur dezer inrichtingen.
Het bepaalde sub 3° geldt niet voor de aanstelling van
vrouwelijke dienstboden bij Endegeest en Rhijngeest.
Art. 3.
Ieder, die als tijdelijk of als vast werkman is aangesteld,
ontvangt daarvan een door de tot aanstelling bevoegde macht
onderteekend bewijsstuk, vermeldende:
1° zijn naam, voornamen, geboortedatum en geboorteplaats;
2° den datum met ingang van welken hij is aangesteld en
zoo hij voor een bepaalden tijd is aangenomen, voor hoe
lang
3° de soort van arbeid, dien hij voornamelijk zal te ver
richten hebben;
4° het loon, waarvoor hij is aangenomen en, zoo hij tot beta
ling van bijdrage voor pensioenen verplicht is, het bedrag
der wekelijks verschuldigde bijdrage;
5° den werktijd.
Voorts worden daarop aangeteekend wijzigingen in de den
werkman opgedragen werkzaamheden, in zijn loon en in de
bijdrage voor pensioenen.
Bovendien wordt den werkman bij zijne aanstelling uitge
reikt een boekjebevattende de bepalingen van dit reglement,
van de bijzondere voorschriften betreffende den tak van dienst,
waarbij hij is aangesteld, alsmede die van de verordeningen
betreffende het verleenen van pensioenen.
Art. 4.
De werkman is uitsluitend in dienst van de gemeente.
Hij mag geen loonarbeid voor anderen verrichten.
Echter is het hem veroorloofd met schriftelijke vergunning
van den Directeur van den betrokken tak van dienst ook
voor anderen loonarbeid te verrichten gedurende den tijd
waarin de gemeente zijne diensten niet behoeft.
Art. 5.
De werkman moet zich met den aanvang van de werk
tijden bevinden ter plaatse, waar hij zijn arbeid moet ver
richten met dien verstande evenwel, dat hij zich, indien de
arbeid op het gebied eener andere gemeente moet worden
verricht, op dat tijdstip slechts aan de naastbijgelegen grens
der gemeente behoeft te bevinden.
Hij is gehouden de werkzaamheden, waarmede hij belast
is, met ijver en nauwgezetheid te verrichten en daarbij
stiptelijk de bevelen op te volgen van hendie boven hem
geplaatst zijn.
Hij is voorts verplicht tot naleving van de bijzondere voor
schriften en reglementen welke gelden voor den tak van
dienst, waarbij hij aangesteld is.
Art. 6.
De werkman moet zooveel mogelijk zorgen dat de belangen
der gemeente niet worden benadeeld.
Hij is aansprakelijk voor de hem ter verwerking gegeven
grondstoffen, toevertrouwde gereedschappen en werktuigen
en ter bewerking of ter bezorging gegeven goederen.
Art. 7.
De werkman is verplicht, zoo het hoofd van den betrok
ken tak van dienst dit noodig acht, gedurende ten hoogste
zes achtereenvolgende weken anderen arbeid te verrichten
dan waarvoor hij is aangenomen.
Hij ontvangt alsdan ten minste het minimumloon, voor
dien arbeid vastgesteld, indien dit hooger is dan het loon
dat hij genoot.
Art. 8.
De werk- en de rusttijden worden voor eiken tak van dienst
door den Directeur geregeld, onder goedkeuring van de be
trokken commissie van bijstand of beheer.
De werktijd bedraagt niet meer dan lOf uur per etmaal,
daaronder niet begrepen de gebruikelijke rust of schafttijden.
Echter kan de Directeur van den betrokken tak van dienst,
indien de dienst dit vereischt, een langeren werktijd voor
schrijven, doch nimmer langer dan 13 uur per dag. Is deze
regeling bestemd om voor langer dan een week te werken,
dan behoeft zij de goedkeuring van de betrokken commissie
van bijstand of beheer.
Art. 9.
Voor eiken tak van dienst, en voor elke soort van arbeid
wordt door den Gemeenteraad een minimum bedrag van de
week-, dag- en uurloonen vastgesteld.
Met inachtneming hiervan wordt het loon van iederen
werkman vastgesteld door den Directeur van den tak van
dienst, waarbij hij is aangesteld, onder goedkeuring van de
betrokken commissie van bijstand of beheer.
Indien het loon voor eenigen arbeid bij stukwerk geregeld
wordt, ontvangt de werkman voor eiken werkdag niet min
der dan het minimum van het vastgestelde dagloon, na aftrek
van het door verzuim verbeurde loon.
Het loon wordt wekelijks uitbetaald.
Art. 10.
Indien de werkmaningevolge daartoe bekomen opdracht,
arbeid verricht
a. buiten den vastgestelden maximum-werktijd, wordt hem
daarvoor toegekend: voor het eerste en tweede uur 10%,
voor het derde en vierde uur 30% en voor verdere uren
50 boven het uurloon
b. op Zondagen of algemeen erkende Christelijke en op
hiermede door Burg. en Weth. gelijk te stellen feestdagen,
wordt zijn uurloon met 100%, verhoogd.
Voor werk, verricht tusschen 10 uur 's avonds en 5 uur
's nachts, ook al wordt hierdoor de maximale werktijd niet
overschreden, wordt steeds 50 °/0 boven het uurloon betaald.
Voor wachtdiensten wordt, in afwijking van het sub b
bepaalde, op Zondagen en algemeen erkende christelijke feest
dagen en daarmede door Burg. en Weth. gelijkgestelde dagen,
een verhooging van het uurloon met 50°/o toegekend.
Deze bepalingen gelden niet voor werklieden, tot wier taak
het verrichten van arbeid des nachts of op Zon- en feest
dagen behoort, dan voor zoover zij arbeid verrichten buiten
hun gewonen werktijd.
Onder arbeid, in dit artikel bedoeld, worden niet begre
pen werkzaamheden voor de brandweer. De belooning hier
voor geschiedt volgens de daaromtrent vastgestelde bepalingen.
Art. 11.
Bij verzuim wordt het loon, over den tijd waarin de
werkman arbeid had moeten verrichten, niet uitbetaald, onver
minderd de straf, die hem bovendien krachtens art. 19 kan
worden opgelegd.
Indien voor het verzuim gegronde reden bestaat en vooraf
verlof verleend is of het plotseling ontstaan dier reden het
vooraf vragen van verlof onmogelijk maakte, een en ander
ter beoordeeling van den Directeur van den tak van dienst,
waarbij de werkman is aangesteldwordt het vaste loon
uitbetaald, behoudens het bepaalde bij art. 14, tweede lid.
Art. 12.
Jaarlijks kan aan iederen werkman, die ten minste 6 maan
den onafgebroken in gemeentedienst is geweest, een verlol
van ten hoogste 3 werkdagen en aan hem, die ten minste
een jaar onafgebroken in gemeentedienst is geweest een verlof
van ten hoogste G werkdagen met behoud van het loon ver
leend worden.
Aan hentot wier taak het verrichten van arbeid op Zon-
of feestdagen of des nachts behoort, kan een verlof van ten
hoogste 7 werkdagen met behoud van het loon verleend worden.