DONDERDAG 19
JANUARI 1905.
3
XII. Verzoek van J. Kriest Jz. om vergunning tot het maken
van een houten gebouw op het terrein aan de Witte Rozen-
laan n°. 25.
(Zie Ing. St. n°. 5).
Wordt zonder beraadslaging ol hoofdelijke stemming toe
gestaan.
XIII. Verzoek van I. J. Lolkes de Beer en W. J. de Haan
om vergunning tot het dempen van het gedeelte sloot langs
den Maresingel vóór het perceel, kadastraal bekend onder Sectie
K n°. 100—894, gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 7).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming toe
gestaan.
XIV. Voorstel tot kosteloozen afstand aan de gemeente
Zoeterwoude van de werken, behoorende tot de zoogenaamde
»banwerken", voor zoover onder die gemeente gelegen.
(Zie Ing. St. n°. 4).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
aanbrengen van verbeteringen aan de gemeentelijke zwem
plaats in den Heerensingel.
(Zie Ing. St. n<>. 3).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XVI. Verzoek van de ftrma Tieleman en Dros om vrijstelling
van de verplichting tot het slachten in het abattoir en van
de gemeentelijke keur voor dieren, bestemd voor letferantiëri
ten behoeve van de Departementen van Koloniën, Marine of
Oorlog.
(Zie Ing. St. n». 2).
De Voorzitter Hierbij komt in behandeling het daar straks
voorgelezen adres van de Varkensslagersvereeniging.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. besloten.
XVII. Vaststelling van de verordening, houdende regeling
van de bezoldiging der politiebeambten in de gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 9).
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Pera. M. d. V. Over het algemeen geloof ik dat
de nieuwe regeling, die hier wordt voorgesteld, eene verbe
tering is van den bestaanden toestand en in zooverre heeft
zij dan ook mijne sympathie. Destijds toen de regeling van de
aanstelling van controleurs tot stand kwam, is de vraag be
sproken, op welke wijze men zich voorstelde dat de benoe
mingen zouden plaats hebben. Ik heb er toen zeer voor ge
ijverd om de controleurs te benoemen uit het corps van de
politie-agenten maar er werd mij verzekerd, dat dan de
nieuwe regeling geen doel zou treffen, dat van zulke benoe
mingen geen goed resultaat was te verwachten, iets wat voor
mij altijd nog eene vraag is gebleven. Men meende toen dat
onder de agenten van politie niet de geschikte menschen
waren te vinden die ook de noodige bekwaamheid bezaten
om voor die betrekking in aanmerking te komen. Burgemeester
Was gaf mij onder meer het gevleugelde woord ten antwoord
»dat natuurlijk ieder soldaat den Generaalstaf in zijn ransel
droeg," maar dat er toch weinig kans was op de vervulling
van mijn wensch.
Nu komt het mij voor, dat bij de regeling die hier wordt
voorgesteld, er tamelijk wel een scheidsmuur wordt getrokken
tusschen de hoofd-agenten en de adjunct-inspecteurs.
Toch meen ik dat evenals de touwslagersjongen de Ruyter
kon opklimmen tot admiraal, ook hier de gelegenheid moet
worden opengelaten voor hen, die zich willen ontwikkelen om
tot een hoogeren rang te kunnen komen. Wanneer deze moge
lijkheid bestaat, dan zou ik geheel bevredigd zijn, hoewel ook
zonder dat, zooals ik reeds gezegd heb, de nu voorgestelde
regeling mij eene verbetering van den bestaanden toestand
toeschijnt.
De heer van Greting. M. d. V. Wat betreft de verbetering
van den bestaanden toestand, sluit ik mij geheel aan bij het
gesprokene door den heer Pera. Het heeft mij echter ver
wonderd, dat bij deze reorganisatie van de politie, eene nieuwe
categorie van beambten is opgenomen ril. de agenten 4de
klasse. Die agenten 4de klasse zijn personen, die als regel in
dienst zijn van particulieren, maar wanneer de gemeente ze
noodig heeft, optreden als agenten van politie. En als men
nu daarbij bedenkt, dat in den laatsten tijd veel hoogere
eischen worden gesteld aan de agenten, wat aangaat kennis
van wetten en verordeningen, dat aan hen hoogere eisehen
worden gesteld ook in andere opzichten, wat betreft tact enz.,
dan begrijp ik er niets van, dat die klasse van agenten in
de reorganisatie is opgenomen. Vooral verwondert mij dit
van U, M. d. V., die evenals ik te Utrecht is geweest, en dus
ook weet, dat daar iets dergelijks heeft bestaan. Daar heeft
men ook die agenten 4de klasse gehad. Bij de laatste reorgani
satie van de politie daar ter plaatse zijn zij echter opgedoekt,
tot groote vreugde van de superieuren en vaste agenten, die
blijde waren dat die soort van tweeslachtige agenten ver
dwenen.
Waarom zijn die agenten 4de klasse nu hier noodig?
Ik zou zoo zeggen, laten wij deze niet in ons politiecorps
opnemen.
De Voorzitter. In de eerste plaats spreek ik mijne vol
doening uit, dat de beide sprekers over het algemeen met de
voorgestelde regeling hun sympathie hebben betuigd. Ik geloof
volkomen terecht, want de voorgestelde maatregel zal zeker
strekken zoowel in het belang van den dienst als in het be
lang van het personeel. Ik ben reeds lang bezig geweest te
overwegen op welke wijze de betrekking van controleur zou
kunnen worden omgezet in eene andere betrekking, omdat,
zooals reeds uitvoerig in de stukken is aangetoond, de positie
van die ambtenaren niet gelukkig was. Ik erken volkomen
de goede bedoeling, die mijn overleden ambtsvoorganger met
de instelling van die betrekking had, maar de praktijk heeft
geleerd, dat de verwachtingen, die men daarvan koesterde,
niet zijn verwezenlijkt. De positie van die ambtenaren is altijd
eenigszins abnormaal gebleven. Hier in de gemeente konden
zij geen promotie maken, en in andere gemeenten konden zij
moeilijk eene betrekking krijgen bij de politie, omdat elders
een dergelijk corps ambtenaren, uitsluitend belast met de con
trole, niet bekend was. Daarom is het gewenscht, dat die po
sitie van controleur worde opgehevendat zij worden adjunct
inspecteur en de oplossing gevonden worde door de instelling
van hoofd-agenten.
Nu zegt de heer Pera, dat hem indertijd is medegedeeld,
dat de agenten geen promotie konden maken tot controleur,
en dit is zijn grief. Maar die gedachte heeft bij het creëeren
van de betrekking steeds voorgezeten. "Voor die betrekking
heeft men altijd gezocht jongelieden, die in het politiecorps
werden geplaatst zonder daarin een verleden te hebben; men
meende, dat zij juist daardoor hun prestige tegenover de
agenten beter zouden kunnen handhaven. Men kan er dus
mijn ambtsvoorganger geen grief van maken, dat hij niet heeft
willen medewerken om de controleurs te bevorderen tot in
specteurs of de agenten tot controleurs. Dat heeft nooit in
de bedoeling gelegen. En verder heeft de heer Pera een groote
grief, dat n.l. de agenten het niet zullen kunnen brengen tot
adjunct-inspecteur en inspecteur. En ter illustreering van
zijnen wensch heeft hij een voorbeeld aangehaald. Ja, wanneer
men in ons politiecorps menschen had die men kon gelijk
stellen met de Ruyter bij het zeewezen, dan geloof ik, dat ik
de eerste zou zijn om dergelijke personen niet alleen te maken
tot inspecteur, maar zelfs aan te bevelen voor benoeming tot
Commissaris. Dergelijke elementen behooren evenwel tot de
hooge uitzonderingen. En daarom mag nimmer als regel wor
den aangenomen, dat de agenten kunnen worden bevorderd
tot inspecteurs. Want wanneer eenmaal promotie kan worden
gemaakt tot adjunct-inspecteur, dan is de weg ook open voor
inspecteur en zelfs voor Commissaris. Maar daarvoor is de
opleiding van de agenten niet geschikt; zij missen ook de
noodige ontwikkeling. Dit neemt echter niet weg, dat wanneer
bij hooge uitzondering een persoon zich de noodige bekwaam
heid eigen maakt, hij wellicht tot adjunct-inspecteur kan
worden benoemd, maar dat zal altijd eene groote uitzondering
blijven; daarvoor is de opleiding van de agenten in het geheel
niet berekend en ook de aanleg daartoe ontbreekt hun meestal.
Wat betreft de opmerking van den heer van Gruting aan
gaande de agenten 4de klasse, daarop moet ik antwoorden
dat die agenten niet zijn agenten, die een vaste jaarwedde
hebben. Hoe komt gij er toe, vroeg de heer van Gruting mij, om,
waar gij toch weet dat in Utrecht een dergelijke klasse van
agenten niet heeft voldaan, die categorie hier in te voeren De
vergelijking met Utrecht gaat echter niet op. Daar waren die
agenten 4de klasse niet meer dan gewone nachtwakers of
kleppers. Hier is het evenwel volstrekt niet de bedoeling om
aan de 4 agenten die men als 4de klasse wil aanstellen, den
nachtdienst toe te vertrouwen. De bedoeling is alleen om,
wanneer bij het corps politie-agenten door ziekte of anderszins
lacunes ontstaan, die tijdelijk aan te vullen met personen, die
wij bij de hand hebben, en die op politie-gebied ook eenige
ervaring bezitten. De bedoeling is om de agenten 4de klasse
te nemen uit de agenten van politie, die op betrekkelijk jeug
digen leeftijd reeds pensioen hebben kunnen aanvragen, door
de gunstige bepaling onzer verordening, omdat het doen van
den gewonen dienst hen wat zwaar viel. Die personen zijn
echter in den regel nog best in staat om bij voorkomende
gelegenheden eens in te vallen. Dit zijn voor dit tijdelijk doel
zeer geschikte personen.