GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. INCiEKOHEIl STI K li l'\. N°. 11. Leiden, 16 Januari 1905. In overleg met den Arrondissements- Schoolopziener en na ingewonnen bericht van het Hoofd der school, hebben wij de eer Uwe Vergadering de volgende voordracht aan te bieden voor de benoeming van eene onderwijzeres aan de Openbare school der 3e klasse No. 5, ter vervulling van de vacature, ontstaan tengevolge van het, met ingang van 1 Januari 1905, verleend eervol ontslag aan Mej. C. F. Pillard. 1°. Mej. C. J. de Nie, tijdelijk onderwijzeres aan de Open bare school in de Heerenstraat 2°. Mej. H. Hitman, tijdelijk onderwijzeres aan de Open bare school der 3e klasse, No. 3; 3°. Mej. A. A. E. Driesens, werkzaam aan de Openbare school der 3e klasse, No. 2. Onder mededeeling, dat de desbetreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij IJ thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 12. Leiden, 16 Januari 1905. J)e Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat zij tegen de in hare handen gestelde suppletoire begroo ting, dienst 1904, van het Geref. Minne- of Arme Oude- Mannen en Vrouwenhuis en de begrooting dier instelling voor het jaar 1905, alsmede tegen de begrootingen, dienst 1905, van het College van Vrouwerikraammoeders, het R.-K. Wees- en Oudeliedenhuis en het R. K. Armbestuur geene bedenkingen heeft. Zij adviseert IJ derhalve tot goedkeuring van die begroo tingen te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 13. Leiden16 Januari 1905. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te cTèëlen, dat zij geene bedenkingen heeft tegen het voorstel van Burg. en Weth. dd. 4 Januari 1905 (Ing. Stuk ken ri°. 2) tot toevoeging van een nieuw lid lila aan art 2 der verordening van 11 December 1902 (Gemeenteblad n°. 32), regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis, gewijzigd bij de verordening van 26 Mei 1904 (Gemeenteblad n°. 21). Zij geeft U derhalve in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën N°. 14. Leiden, 17 Januari 1905. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er bij haar geene bedenkingen bestaan tegen de voorstellen van Burg. en Weth. 1°. tot verhooging van de volgnrs. 59 en 214 der begrooting, dienst 1904, «Geldleening ter voorziening in de kosten van buitengewone werken" en «Kosten van de vergrooting der veemarkt". (Ing. Stukken n°. 1); 2°. tot verhooging van volgnr. 149 der begrooting, dienst 1904, «Kosten van examens en proeflessen der onderwijzers". (Ing. Stukken n°. 10); 3°. tot toekenning van subsidie aan de vereeniging«School kindervoeding". (Ing. Stukken n°. 8); en 4°. tot beschikbaarstelling van gelden voor het aanbrengen van verbeteringen aan de gemeentelijke zwemplaats in den Heerensingel. (Ing. Stukken n°. 3); Zij stelt U derhalve voor dienovereenkomstig te besluiten en de overgelegde begrootingsstaten vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 15. Leiden, 24 Januari 1905, Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van Mej. A. van Cittert, om eervol ontslag uit hare betrekking van onderwijzeres aan de openbare lagere school der 4e klasse N°. 2 alhier, bestaat bij ons geen bezwaar. Onder overlegging van het hieromtrent uitgebracht advies van het Hoofd der School, geven wij Uwe Vergadering mits dien in overweging aan Mej. A. van Cittert, op haar verzoek, met ingang van 1 Maart 1905, eervol ontslag uit hare betrek king te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 20 Januari 1905. Ter voldoening aan het verzoek, vervat in Uwe Apostille van 19 Januari 1.1. N°. 10/27 heb ik bij dezen de eer U te berichten, dat bij mij geen bezwaar bestaat om Mejuffr. Alida van Cittert tegen 1 Maart 1905 eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan de Openbare lagere school 4de klasse No. 2 alhier. Het hoofd der O. S. IV P. Dikshoorn. Aan Ileeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Leiden, 18 Januari 1905. Aan Ileeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Ondergeteekende vraagt beleefd tegen 1 Maart 1905 eervol ontslag uit hare betrekking als onderwijzeres aan de Openbare Lagere School 4e klasse N°. 2, wegens hare benoeming als onderwijzeres te Raam. Hoogachtend UEd. Dw. Dn.sse Alida van Cittert. Haarlemmerstraat N°. 260, Leiden. N°. 16. Leiden, 24 Januari 1905. Door de Directie van de Leidsche Duinwatermaatschappij is ons medegedeeld, dat de maatschappij tengevolge van het steeds toenemend duinwaterverbruik behoefte heeft aan de beschikking over nieuwe duingronden, op de overgelegde schetsteekeningen met zwarte arceering en omlijning in rood aangegeven. Aangezien de terreinen, thans reeds bij de maat schappij in gebruik, destijds op het verlangen der Regeering niet aan de maatschappij zelve, maar aan de gemeente Leiden in erfpacht zijn uitgegeven, zullen ook weder de nieuwe gronden door de gemeente moeten worden aangevraagd. De deswege door de gemeente verschuldigde canon zal haar dan weder jaarlijks door de maatschappij worden gerestitueerd. Mitsdien geven wij U in overweging ons college te mach tigen aan de Regeering de uitgifte in erfpacht aan de ge meente Leiden, ten behoeve van de Leidsche Duinwatermaat schappij, aan te vragen van de perceelen duingrond, kadastraal bekend onder Sectie A Nis. 7167, gedeeltelijk, 4128, 4129, 4137, 4138, 4145, 4184, 4714, en 4715, gemeente Katwijk en van die, kadastraal bekend onder Sectie G Ni» 560, 561498 tot en met 501, 449 tot en met 452, 415, 195, 208,2291,2308,2309, 2314, 2287, 2626, 2329, 319 en 321, gemeente Wassenaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°, 17. Leiden, 24 Januari 1905. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van G. S. A. Grevenhoek c. s. hebben wij de eer u het volgende mede te deelen. Toen vóór drie jaren in deze gemeente een herziening van de pensioensregeling voor de gemeente-ambtenaren plaats had, werd de vraag of ook aan leden der schutterij pensioen of wachtgeld moest worden toegekend, ernstig door ons college overwogen. Besloten werd echter hen niet in die regeling te betrekken, omdat de leden der schutterij in geenen deele als gemeente-ambtenaren konden worden aangemerkt en het ge meentebelang ook overigens niet meebracht hun pensioen of wachtgeld toe te kennen. Deze zelfde overwegingen zullen er o. i. ook thans toe moeten leiden afwijzend op het verzoek van adressanten te beschikken. En er bestaat te minder reden om van gemeentewege gelde lijke voorzieningen te treffen ten behoeve van hen, die ten gevolge van de opheffing van de schutterij geldelijk nadeel zullen lijden, wanneer men bedenkt, dat de opheffing van de schutterijen hare leden niet heeft kunnen overvallen, maar dat deze reeds sedert geruimen tijd wisten, dat zij hunne betrekking over eenige jaren zouden verliezen; dat die betrek king door hen zonder uitzondering als een ondergeschikte nevenbetrekking wordt bekleed; en eindelijk dat niet op ver zoek van de gemeentebesturen, maar in het belang van 's lands defensie tot de opheffing der schutterij werd besloten en dat dientengevolge de vroeger bij rijkswet aan de gemeente opge legde geldelijke verplichtingen voor deze zullen komen te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 1