3
P., met wanden en bodem ter dikte van ten minste 27 cM
van klinkers in sterke specie te metselen op een houten
roosterwerk en op door Burgemeester en Wethouders nader
aan te geven hoogte af te dekken met platen van voldoende
zwaarte, van ijzer of van hardsteen;
4°. dat aan het westelijke einde van het gedeelte sloot een
schoeiing geplaatst worde, waarvan teekening en constructie
vooraf door Burgemeester en Wethouders moeten zijn goed
gekeurd en de schoeiing voorzien worde van een ijzeren hek,
waarvan eveneens teekening en constructie vooraf door Bur
gemeester en Wethouders moeten zijn goedgekeurd;
5". dat op de nader door Burgemeester en Wethouders aan
te wijzen plaatsen, 2 gegoten ijzeren straatkolken, van het
door de gemeente gebruikt wordende model, worden geplaatst,
en deze door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw.
wijd 20 cM. met het riool worden verbonden;
6°. dat het riool met ruimdamkast alsmede de straatkolken
met de Engelsch aarden buizen eigendom worden van de
gemeente
7°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang
zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het
bureau van gemeentewerken;
8°. dat de uitvoering van alle voorgescheven werken en het
onderhoud van die, welke niet het eigendom van de gemeente
worden, geschieden ten genoegen van Burgemeester en Wet
houders
9°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den
1 April 1905 geen gebruik is gemaakt.
b. te besluiten dat indien door adressanten van de ver
gunning tot slootdemping gebruik wordt gemaakt, het ge
dempte gedeelte sloot, vanaf den singelweg tot aan den door
hen aan te leggen trottoirband, door en voor rekening van
de gemeente zal worden verhard.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Edelachtbre Heeren Burgemeester en Wethouders.
«Verzoeken met verschuldigden eerbied «Isaac Jacobus
Lolkes de Beer timmerman wonende te Leiden Haarlemmerstr.
235a en Wilhelmus Johannes de Haan timmerman wonende
te Leiden Utr. Jaagpad n°. 57. tot het dempen van den sloot
gelegen voor den in aanbouw zijnde perceelen van onderge-
teekenden aan den Mare Singel Kadstr: bekend Sectie K n°.
160894 gemeente Leiden
zulks doende
I. J. Lolkes de Beer.
W. J. de Haan.
Leiden 20 Dec: 1904.
N°. 8. Leiden, 6 Januari 1905.
Ingevolge eene uitnoodiging van Gedep. Staten werd door
U bij besluit van 8 December 1904 (Zie Ingek. Stukken n°.
258) besloten de reeds vastgestelde gemeentebegrooting voor
het dienstjaar 1905 in dien zin te wijzigen, dat de post «Sub
sidie aan de vereeniging Schoolkindervoeding" pro memorie
werd uitgetrokken en de post voor Onvoorziene Uitgaven met
ƒ500.— werd verhoogd.
Inmiddels is door ons andermaal bij de Hoofden van de
Openbare Scholen en bij de Besturen en Hoofden van de
bijzondere scholen een onderzoek ingesteld, in hoeverre er
voor kinderen van hunne school behoefte bestaat om voeding
te ontvangen. De door dezen uitgebrachte verslagen zijn in
de Leeskamer ter inzage neergelegd. Daaruit blijkt dat ook
thans weer voor het ontvangen van voeding in aanmerking
komen kinderen van de openbare scholen van de 4e klasse,
n°. 1 en 2, van de 3e klasse, n°. 1 en 3, van de Zusterschool
in de Pelikaanstraat, de school van de Vereeniging voor
Christelijk onderwijs ten behoeve van on-en minvermogenden
aan de Middelstegracht en de Roomsch Katholieke Jongens
school aan de Haarlemmerstraat. De post voor Onvoorziene
Uitgaven zal dus thans weder met 500.kunnen worden
verlaagd en de post «Subsidie aan de vereeniging Schoolkin
dervoeding" met een even groot bedrag worden verhoogd.
Mitsdien geven wij U in overweging, geheel in overeen
stemming met het besluit, door u genomen in Uwe Vergadering
van 27 Februari 1902, het navolgende besluit te nemen:
De Raad der gemeente Leiden:
Gezien het adres van de Vereeniging «Schoolkindervoeding,"
dd. 21 September 1904, houdende verzoek om een subsidie uit
de gemeentekas over het jaar 1905;
Gelet op de verslagen van de schoolhoofden en schoolbe
sturen aangaande de behoefte die er voor kinderen van hunne
school bestaat om voeding te ontvangen;
Overwegende, dat op de openbare scholen der 4e klasse
Nis 1 en 2, der 3e klasse Nis 1 en 3, de Zusterschool in de
Pelikaanstraat, de school van de Vereeniging voorchristelijk
onderwijs ten behoeve van on- en minvermogenden aan de
Middelstegracht, en de Roomsch Katholieke Jongensschool aan
de Haarlemmerstraat kinderen voor het ontvangen van voe
ding in aanmerking kunnen komen;
Overwegende, dat de verstrekking van voeding aan behoef
tige schoolkinderen vanwege de Vereeniging «Schoolkinder
voeding" voor de kinderen van openbare en bijzondere scholen
geheel op dezelfde wijze plaats heeft;
Heeft besloten
1°. aan de Vereeniging «Schoolkindervoeding" goedgekeurd
bij Koninkl. Besluit van 28 November '1894, N. 20, over het
jaar 1905 een subsidie te verleenen van de helft van het
bedrag, waarover de vereeniging over dat jaar uit anderen
hoofde kan beschikken, met dien verstande dat het subsidie
niet hooger zal zijn dan 500.
2°. aan die subsidie te verbinden de voorwaarden, genoemd
in art. 10 van het Koninkl. Besluit van 19 November 1900,
Stbl. No. 202:
3". vast te stellen den hierbij overgelegden begrootingsstaat,
houdende eene vermindering van den post voor Onvoorziene
Uitgaven op de loopende begrooting met 500.en ver
hooging met een gelijk bedrag van den post: «Subsidie aan
de Vereeniging Schoolkindervoeding."
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog
10104.- beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 9. Leiden13 Januari 1905.
Zooals u bekend is werden onlangs twee controleurs van
politie tot andere betrekkingen benoemd. De controleur W.
Spuyman verliet den dienst dezer gemeente op 15 November
1904 wegens zijne benoeming tot secretaris-boekhouder van
het armbestuur te Zaandam, terwijl de controleur H. G. Heerma
in Uwe Vergadering van 29 December j.l. tot adjunct-markt
en havenmeester benoemd werd. In deze vacatures werd tot
dusver niet voorzien.
Het komt daarom den Burgemeester voor dat het oogenblik
gunstig is om te breken met een instelling bij onze politie,
die elders onbekend is en ook hier niet beantwoordde aan
de verwachtingen, die daarvan destijds werden gekoesterd.
Zonder ons daarom te willen mengen in de inwendige orga
nisatie van het politiekorps, waaromtrent ook naar onze
meening de beslissing uitsluitend tot de bevoegdheid van den
Burgemeester behoort, zullen wij, daartoe door den Burgemeester
in de gelegenheid gesteld, de redenen daarvan kortelijks uiteen
zetten.
Naar de bedoeling van den vorigen Burgemeeeter zouden
de controleurs, wier betrekking in 1895 werd in het leven
geroepen, uitsluitend belast zijn met de controle van het
lagere politiepersoneel. Bij hunne aanstelling werd dan ook
uitsluitend gelet of zij aan uit dit oogpunt te stellen eischen
voldeden.
Dit neemt niet weg, dat al spoedig een der controleurs,
omdat hij daarvoor de geschiktheid bezat, tot inspecteur van
politie kon worden benoemd. Later geschiedde dit nog twee
malen. Dit vestigde bij deze ambtenaren de opvatting (gelijk
uit het bovenstaande blijkt echter geheel ten onrechte), dat
de betrekking van controleur eigenlijk de opleiding gaf tot
die van inspecteur en dus met het elders bestaand ambt van
adjunct-inspecteur op één lijn kon worden gesteld. Vandaar
ontevredenheid, indien bij een inspecteurs-vacature een con
troleur niet voor de vervulling in aanmerking kon worden
gebracht. En aan den anderen kant tevens weinig kans op
bevordering voor deze titularissen in andere gemeenten, omdat
men daar, met de instelling van controleurs onbekend, aan
adjunct-inspecteurs of volontair-inspecteurs de voorkeur gaf.
Blijkt dus uit bet bovenstaande dat de controleurs zich
feitelijk als adjunct-inspecteurs beschouwen, dit kon toch niet
verhinderen dat somwijlen ook weer de afstand van de con
troleurs tot de agenten te klein bleek, wanneer een controleur,
niet goed in het politiekader passend, niet behoorlijk zijn
prestige over de agenten wist te handhaven. Dientengevolge
kon bij de agenten de meening postvatten, dat zij ook voor
den rang van controleur geschikt waren. Een en ander kan uit
den aard der zaak niet bevorderlijk zijn voor een goede hand
having der discipline.
Vandaar dat de Burgemeester thans den rang van contro
leur wil opheffen en in plaats daarvan twee nieuwe rangen
scheppendien van adjunct- inspecteur en dien van hoofdagent.
Er zullen komen twee adjunct-inspecteurs en vier hoofd
agenten. De adjunct-inspecteurs zullen bij gebleken ijver en
geschiktheid de aangewezen personen zijn om inspecteur te
worden, hier zoowel als elders; den agenten zal een nieuwe
gelegenheid geboden worden om promotie te maken, wanneer
aan vier hunner, die zich het meest onderscheiden hebben,
de rang van hoofdagent kan worden toegekend. Het is de