136
Memorie van Antwoord op het Sectieverslag bij het onderzoek
der gemeente-begrooting voor 1903 (onder de Algemeene
Beschouwingen) door ons werd ingenomen. Immers, al moge
ook sedert dien gebleken zijn, dat particuliere maatschappijen
inderdaad in de gelegenheid zijn aan de werkgevers voordeeliger
voorwaarden aan te bieden dan de Rijksverzekeringsbank ver
mag te doen, zwaarder weegt bij ons nog steeds het argu
ment, dat het voor de gemeenten de aangewezen weg is om
ten behoeve van deze verzekering gebruik te maken van het
door het Rijk zelf daarvoor ingestelde lichaam.
Mocht intusschen Uwe Vergadering deze meening niet zijn
toegedaan en van oordeel zijn, dat de gemeente het geldelijk
voordeel, dat in eene verzekering bij particuliere maatschap
pijen is gelegen (en b.v. bij de onderhavige maatschappij jaarlijks
ongeveer 300.— zou bedragen) niet mag laten verloren gaan,
dan nog zouden wij meenen, dat op het thans ingekomen
aanbod niet zonder meer behoort te worden ingegaan.
In dat geval toch zouden, naar wij meenen, verschillende
soliede maatschappijen moeten worden uitgenoodigd, om ons
hare voorwaarden te doen kennen, opdat de gemeente van
het voordeeligst aanbod zou kunnen gebruik maken.
Vooralsnog echter geven wij U in overweging afwijzend op
het verzoek te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 26 November 1904.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen ondergeteekende:
Jhr. A. C. van Haeften, handelende in zijne kwaliteit van
Inspecteur der Verzekeringsbanky>de Nieuwe Eerste Neder-
landsche" te 's Gravenhage, wonende en kantoorhoudende te
Leiden Breestraat 134.
dat, waar hem bekend is, dat de gemeente Leiden zich
tegen het risico volgens de Ongevallenwet 1901 heeft verze
kerd bij de Rijks-verzekeringsbankhij van de door hem
vertegenwoordigd wordende Maatschappij opdracht heeft ge
kregen om den Raad van de gemeente Leiden voor te stellen
dat risico op haar over te dragen,
dat art. 52 van de ongevallenwet aan iederen werkgever,
verzekerd bij de Rijksverzekeringsbank, daartoe de bevoegd
heid geeft,
dat de verzekeringsbank »de Nieuwe Eerste Nederlandsche"
waarvan Directeuren zijn Jhr. Mr. W. Six, Mr. H. Goeman
Borgesius, en M. Dr. W. P. J. Bok, aan de in bovengenoemd
artikel vastgestelde voorwaarden heeft voldaan en door H. M.
de Koningin is toegelaten tot overname van het risico vol
gens de ongevallenwet,
dat in vele gevallen een verzekering tegen dat risico bij
eene particuliere Maatschappij goedkooper is dan bij de Rijks
verzekeringsbank,
dat hij in dit geval gemachtigd is den Raad eene premie
aanbieding te doen van 11 °/0 beneden die der Rijks-ver
zekeringsbank
dat hij zich bovendien gaarne wil belasten met het ver
vullen van alle daarvoor vereischte formaliteiten,
dat zijn aanbod, naast eene voor de gemeente niet onbe
langrijke besparing, geen enkel nadeel biedt en ook niet de
minste wijziging brengt in de overige wettelijke voorschriften.
Redenen waarom adressant de inwilliging van zijn verzoek
met warmte bij Uwen Raad aanbeveelt.
't Welk doende enz.
A. C. Van Haeften.
Aan den Edelachtbaren Raad der gemeente Leiden.
N°. 284. Leiden, 20 December 1904.
Bij nevensgaand adres wordt door de afdeeling Leiden van
de Zuid-Hollandsche IJsvereeniging verzocht:
1°. haar tot wederopzegging vergunning te verleenen voor
het aanleggen, des winters, van ijsbanen op het Galgewater,
den Witten Singel en den Zoeterwoudschen Singel
2°. haar in de kosten een jaarlijksch subsidie te verleenen
tot een telken jare nader te bepalen bedrag;
3°. haar toe te staan een houten tent te plaatsen op den
walkant van het Kort Rapenburg en c. q. stoelen op het ijs.
Voor zoover dit verzoek de sub 1°. en 3°. vermelde punten
betreftbehoort het ter afdoening naar ons college te worden
gerenvoyeerd aangezien de beschikking daarop zoowel inge
volge art. 179 litt. h der gemeentewet, als krachtens het
bepaalde op de verordening regelende het gebruik van open
bare gemeentewerken en bezittingen, tot onze competentie
behoort. In vorige jaren werd dan ook reeds door ons college
vergunning verleend, onder nader door ons noodig geachte voor
waarden, tot het aanleggen van een ijsbaan op het Galge
water tusschen de Bostelbrug en de Staatsspoorhavenen het
plaatsen van het huisje op het Kort Rapenburg en van stoelen
op het ijs. Het is ons voornemen deze vergunningen andermaal
te verleenenthans voorzooveel het aanleggen van ijsbanen
betreft, uitgestrekt tot Witten en Zoeterwoudschen Singel.
Alleen in zoover zal niet aan het verzoek van de afdeeling
kunnen worden voldaan, als haar niet de bevoegdheid zal
kunnen worden verleend geheel zelfstandig baanvegers aan
te stellen. Immers ait. 29 onzer verordening op de wateren
bepaalt, dat het verboden is zonder schriftelijke vergunning van
Burg. en Weth. op den ijsvloer der openbare wateren baan te
vegen. Intusschen bestaat onzerzijds geenerlei bezwaar om die
vergunning alleen te verleenen, althans voor zooveel de boven
genoemde wateren betreft, aan de personen, welke daartoe
door de afdeeling van de Zuid-Hollandsche IJsvereeniging
zullen worden voorgedragen, mits deze personen als fatsoenlijke
lieden bij de politie bekend staan.
Blijft dus slechts over het verzoek om aan de afdeeling
een jaarlijksche subsidie te verleenen in de door haar te
maken kosten. En ook voor inwilliging van dit verzoek
schijnen o. i. alleszins termen aanwezig. In de eerste plaats
toch is er een antecedent. Bij Raadsbesluit n.l. van 24 Decem
ber 1896 (Zie Ingek. Stukken, n°. 289) werd aan de IJsclub-
vereeniging Leiderdorp en Zoeterwoude een tegemoetkoming
verleend, zoo noodig, tot een maximum van 50.'sjaars
in de kosten van inrichting en instandhouding van behoor
lijke ijsbanen op de beide armen van den Rijn, voorzooveel
die vroeger tot het territoir van Leiderdorp en Zoeterwoude
behoorden. Maar ook afgescheiden daarvan schijnt het ons
niet meer dan billijk, dat aan de afdeeling de kosten zullen
worden vergoed van maatregelen die zij in het belang der
openbare veiligheid neemt, en die anders althans voor een
deel door de gemeente zelf zouden moeten worden gedragen.
De vereeniging toch zal niet alleen voor het aanleggen der
ijsbanen zorg dragen maar bovendien de in het ijs aanwezige
wakken en gevaarlijke plaatsen behoorlijk afzetten, en voorts,
zoolang het ijs nog niet sterk genoeg is, den doortocht onder
de bruggen door houten afscheeringen beletten of wel daar
onder ijsbruggen aanleggen.
Bedenkt men nu, dat de gemeente in het voorjaar van 1904
voor het aanbrengen van waarschuwingsborden, het afzetten
van wakken, het leggen van ijsbruggen, enz. voor de geheele
gemeente een bedrag van ±f 400.heeft uitgegeven, dan
schijnt ons een tegemoetkoming aan de Z.-H. IJsvereeniging,
alleen voor den Zoeterwoudschen en Witten Singel, tot een
maximum bedrag van ƒ150.'sjaars wel billijk toe.
Gevaar, dat dit bedrag telken jare, en indien al, dan in zijn
geheel, zal moeten worden uitgekeerd, bestaat er natuurlijk
niet. Dit kan het best blijken uit de bedragen, die ingevolge
het Raadsbesluit van December 1896 aan de IJsclub Leider
dorp en Zoeterwoude zijn uitgekeerd. Over de jaren 18971900
werd niets uitgekeerd, over 1901 ƒ18.—over 1902 en 1903
niets, en over 1904 tot dusver f 14.50. Evenzoo zal telken jare
moeten worden uitgerekend, wat door de Z.-H. IJsvereeniging
ten behoeve van bovengenoemde banen zal zijn uitgegeven en
dan zullen haar deze kosten, tot een maximum bedrag van
150.moeten worden vergoed.
Op grond van een en ander geven wij U dus in overweging
aan de afdeeling Leiden van de Z.-H. IJsvereeniging tot weder
opzegging een jaarlijksche subsidie te verleenen in de kos
ten van het aanleggen en onderhouden van ijsbanen op het
Galgewater, den Witten Singel en den Zoeterwoudschen Singel
tot een maximum bedrag van ƒ150.met dien verstande,
dat het werkelijk uit te keeren bedrag telken jare nader door
ons college zal worden vastgesteld en onder bepaling, dat
eventueel nader door ons aan de subsidie te verbinden voor
waarden behoorlijk zullen moeten worden nagekomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 5 Nov. 1904.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Het Bestuur der Zuid-Hollandsche IJsvereenigingafdeeling
„Leiden" heeft de eer U. E. A. beleefd te verzoeken
1° aan hare afdeeling tot wederopzeggen toe vergunning
te verleenen des winters ijsbanen aan te leggen op a. het
Galgewater tusschen Borstelbrug en S. S. havenb. den Witten,
en c. den Zoeterwoudschen Singel.
De banen der Vereeniging zijn voor een elk toegankelijk,
alleen genieten de leden het voorrecht dat hun niet door de
baanvegers, om „baancenten" gevraagd mag worden. Indien
deze vergunning door U. E. A. verleend wordt, zijn wij bereid
de wakken in bedoelde banen behoorlijk af te zetten en ijs
bruggen aan te brengen onder a. Hoogewoerdsbrug, b. Doeza-
brug, c. Noordeindsbrug bij de Kweekschool voor Zeevaart.
Het ligt in onze bedoeling als baanvegers dezelfde personen
in dienst te nemen tegen 1. daggeld, die het vorige
jaar van den Commissaris van Politie vergunning hebben ge
kregen banen te vegen op genoemde Singelshet Galgewater
toch wordt reeds eenige jaren door onze Vereeniging beheerd.