GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 183 OOEKOME?r STEKKEN. N°. 270. Leiden, 7 December 1904. Naar aanleiding van nevensgaand schrijven van de Com missie van financiën hebben wij de eer u mede te deelen, dat wij tot ons leedwezen geen vrijheid kunnen vinden bij Gedeputeerde Staten op een verlenging van den termijn voor de inzending van de gewijzigde verordeningen op het ver gunningsrecht aan te dringen. Voor zulk een verzoek zijn o. i. geen termen aanwezig, waar de Commissie van financiën slechts verplicht is haar advies uit te brengen over het invoerenwijzigen of af schaffen van belastingen en in de ontwerp-verordening regelende het vergunningsrecht, noch van invoering, noch van wijziging noch van afschaffing eener belasting sprake is, althans niet voor zoover de vaststelling van dat recht aan den gemeenteraad is overgelaten. Later zal evenals tegen woordig in deze gemeente het maximum-vergunningsrecht worden geheven dat de wet toelaat. Bovendien kan moeielijk gezegd worden, dat de aan de commissie voor de beoor deeling der ontwerpen gegeven tijd in dit geval te kort was, nu naast de wijzigingen, welke rechtstreeks uit de wet voortvloeien, overigens geene wijzigingen van eenig aanbelang in de bestaande regeling zijn aangebracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 5 December 1904. De Commissie van Finantiën, gezien de Ontwerp-Verorde ning, houdende regeling van het gemeentelijk vergunnings recht, enz. alsmede die voor de Invordering van dit recht, heeft de eer U mede te deelen, dat zij door den korten tijd, die haar gegeven was ter beoordeeling van beide ontwerpen U in dezen niet van advies kan dienen wat den inhoud der Verordeningen aangaat. Mochten Burgemeester en Wethouders bij Gedeputeerde Staten den termijn van inzending verdaagd kunnen krijgen, dan zal zij U volgaarne van advies dienen. Zij behoudt zich in allen gevalle voor om later op den inhoud dezer Verordeningen terug te komem. A. J. van Hoeken J.Jzn., Voorz. J. P. Vergouwen^ A. I. Witmans Mzn. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 271. Leiden, 5 December 1904. De Commissie van Finantiën, gezien het praeadvies van Burgemeester en Wethouders in zake de uitkeering van de gemeente aan de Vereeniging tot bevordering van den bouw van Werkmanswoningen, kan zich met de beschouwing van Burgemeester en Wethouders voor zoover verandering van de Statuten der genoemde Vereeniging aangaat, niet vereenigen. Zij acht een wijziging der Statuten noodig en wcnschetijk. Noodig, omdat de ervaring geleerd heeft, dat de gemeente plotseling voor een uitkeering kan komen te staan, die niet rechtstreeks uit de exploitatie voortvloeit, maar een gevolg is van een bijkomstige omstandigheid. Wenschelijk om dit voor de toekomst te voorkomen. Ofschoon niet alle zekerheid daardoor verkregen wordt, zou zij het wenschelijk achten, dat art. 16 der gemelde Sta tuten, zooals deze laatstelijk bij K. B. van 16 Sept. 1903 ge wijzigd zijn, gelezen worde als volgt «Wanneer het bedrag der beschikbare gelden, voor «het doel der Vereeniging vereischt, de som van vijf honderd gulden overtreft, is het Bestuur verplicht, «deze gelden te beleggen door plaatsing in de Leidsche «Spaarbank of in de Rijkspostspaarbank, door aankoop «van Nederlandsche Staatsschuld of door beleening of «prolongatie op soliede effecten; op andere wijze alleen «met toestemming der Algemeene Vergadering en van «Burgemeester en Wethouders van Leiden." De Commissie heeft mitsdien de eer U te adviseeren Bur gemeester en Wethouders op te dragen zoo spoedig mogelijk met het Bestuur der genoemde Vereeniging in overleg te treden om tot een wijziging der Statuten te geraken in boven- gemelden zin en de alzoo gewijzigde Statuten ter goedkeuring aan den Raad over te leggen. A. J. van Hoeken, J.Jzn., Voorz. J. P. Vergouwen. A. I. Witmans Mzn. Aan den Raad der gemeente Leiden. N°. 272. Leiden, 2 December 1904. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten dat zij geene bedenkingen heeft tegen de begrooting van het H. Geest- ol Arme Wees- en Kinderhuis voor 1905 en U mitsdien tot goedkeuring adviseert. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 273. Leiden, 6 December 1904. Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden een staat, model A, strekkende tot betaling uit den post voor Onvoorziene Uitgaven, dienst 1904, van een bedrag van f 20.92, wegens restitutie van plaatselijke directe belasting over 1903 aan J. P. L. Hulst, tengevolge van de beslissing van Gedepu teerde Staten op het door den heer Hulst ingesteld beroep tegen zijn aanslag op het 2e suppletoir kohier van dat jaar. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven is nog een bedrag van /"625.805 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 274. Leiden, den 12 December 1904. Regenten van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinder huis te Leiden hebben de eer U ter voorziening in de vaca tures, in hun Bestuur bestaande, tengevolge van het aan de dames Mevrouw Verster van Wulverhorst—van Kaathoven en Mevrouw Franchimont-van Batenburg verleend ontslag, de volgende dubbeltallen aan te bevelen, met verzoek daaruit een keuze te doen: Vacature: Mevrouw Verster van Wulverhorstv. Kaathoven: lo. Mevrouw E. J. KINDERMANN—KLINKHAMER. 2°. Mevrouw Wed. TAK VAN DER VELDEN ERDBRINK. Vacature: Mevrouw Franchimont—van Batenburg: 1°. Mejuffrouw H. J. C. HARTEVELT. 2°. Mevrouw J. HEERESILPSEMA VINCKERS. Regenten voornoemd, J. C. van der Lip, Voorzitter. Abr. Corts, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 275. Leiden, 6 December 1904. Bij de verordening van den 22sten October 1903 (Gem.bl. n°. è8) werd eene bepaling, gelijkluidend met die, welke in art. 5 onder f der Verordening op het Wielrijden voorkomt, in de Verordening op de Straatpolitie opgenomen. Krachtens deze bepaling, onder letter d aan art. 69 van laatstgenoemde verordening toegevoegd, is het aan bestuurders van door mechanische kracht voortbewogen voertuigen ver boden op Zon- en algemeen erkende Christelijke feestdagen gedurende sommige uren van den namiddag te rijden op het Plantsoen, een gedeelte van de Plantage en op den Witten Singel, den Zijlsingel en den Heerensingel. Dit verbod, waarvan in tegenstelling met dat van art. 5 onder f der Verordening op het Wielrijden geen ont heffing kan worden verleend, levert voor bestuurders van automobielen, die aan een dier wegen wonen, dit bezwaar op, dat zij op de genoemde dagen en uren zich niet van hunne woningen naar wegen, waar het rijden alsdan wel geoorloofd is, of van deze naar hunne woningen kunnen begeven. Aangezien het aan onze Commissie zeer gewenscht voor komt dat, met het oog op deze en soortgelijke gevallen de mogelijkheid besta dat door Burgemeester en Wethouders onder door hen te stellen voorwaarden en binnen de door hen te stellen grenzen aan bepaalde personen ontheffing worde verleend van het verbod van art. 69 onder d der Verordening op de Straatpolitie en ook van dat, hetwelk onder c van dit artikel voorkomt, hebben wij de eer Uwe Vergadering in overweging te geven dit met eene daartoe strekkende bepaling aan te vullen en over te gaan tot de vaststelling van de hierbijgaande concept-verordeningter vervanging van de verordening van den 22sten October 1903 (Gem.bl. n°. 38). Aan den Gemeenteraad. De Commissie voor de Strafverordeningen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 1