131 woningen te verklaren, dat de rentegarantie door de gemeente aan de genoemde Vereeniging verleend, nooit meer kan bedragen dan 3% over de door haar uitgegeven obligatiën en zoo mogelijk 3% rente over de door haar geplaatste aan- deelen, gezamenlijk tot een maximum van zesduizend gulden 3°. de bijdrage over het jaar 1903 met inbegrip van de subsidie, krachtens het Raadsbesluit van 20 Juni 1901, te bepalen op f 5313.76; 4°. Burgemeester en Wethouders op te dragen: a. zoo spoedig mogelijk met het Bestuur der genoemde Vereeniging in overleg te treden, om tot een wijziging der Statuten te geraken, waardoor voorkomen worde, dat de gemeente bij te dragen hebbe voor verliezen, anders dan direct uit de exploitatie zelf voortvloeiende; b. de alzoo gewijzigde Statuten ter goedkeuring aan den Raad over te leggen. A. J. van Hoeken J.J.z. J. P. Vergouwen. A. I. Witmans Mz. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 267. Leiden, 30 November 1904. Ingevolge art. 72 der gewijzigde Drankwet moeten alle plaatselijke verordeningen, regelende het heffen van vergun ningsrecht, zoo noodig, overeenkomstig de bepalingen dier wet worden herzien vóór 1 Maart 1905. Indien herziening noodig is, blijven de thans geldende bepalingen niet langer dan tot 1 Mei 1905 van kracht. Naar aanleiding van dit voorschrift verzochten ons Gedep. Staten het daarheen te leiden, dat de herziene verordeningen hun vóór den 15en December a. s. ter onderwerping aan de Koninklijke goedkeuring zouden worden toegezonden, Gevolg gevende aan dat verzoek, bieden wij U hiernevens gewijzigde verordeningen op de heffing en invoi dering van het gemeentelijk vergunningsrecht ter vaststelling aan. Zij zijn geheel geschoeid op dezelfde leest als de thans nog geldende verordeningen en hebben slechts die wijzigingen ondergaan, welke door de invoeiing van de nieuwe wet, inzonderheid van de artt. 20, 21, en 63 dier wet, noodzakelijk bleken. Met name in het bedrag van het vergunningsrecht is geen wijzi ging gebracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. VERORDENING, houdende regeling van het gemeentelijk vergunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein in de gemeente Leiden. Art. 1. Hel gemeentelijk vergunningsrecht, bedoeld bij art. 20, le lid der Drankwet, bedraagt f 12.50 voor elke vijftig gulden huurwaarde of gedeelte daarvan, die de localiteit, waarvoor de vergunning wordt verleend, in verband met den omvang van het bedrijf, waarvoor de vergunning strekt, kan geacht worden te bezittenmet dien verstande dat het recht niet lager kan zijn dan f 25. Dit recht wordt met vijftig ten honderd verminderd voor de lokaliteiten, waarin, blijkens door den vergunninghouder vóór de betaling van het recht aan den gemeente-ontvanger overgelegde schriftelijke verklaring, geen sterke drank in het klein verkocht of geschonken zal worden tusschen Zaterdag avond »zes uur en Maandagmorgen acht uur. Art. 2. Het recht voor eene bijzondere vergunning, als bedoeld bij art. 63, 4e lid der Drankwet bedraagt 75 ten honderd van het bedrag, in art. 1 bepaald. Art. 3. De huurwaarde van de localiteit, waarvoor de vergunning is verleend, wordt geschat door een door Burg. en Weth. aangewezen deskundige. Van die schatting wordt den ver gunninghouder aanstonds kennis gegeven, onder mededeeling, dat hij binnen vijf dagen na ontvangst dier kennisgeving, herschatting kan aanvragen. Wordt binnen den termijn van vijf dagen geen herschat ting aangevraagd, dan wordt de aanslag in het vergunnings recht overeenkomstig de schatting door Burg. en Weth. vastgesteld. Wenscht de vergunninghouder herschatting, dan moet hij bij zijn aanvrage een persoon aanwijzen, om bij de herschat ting als deskundige zijnerzijds op te treden. Burg. en Weth. wijzen daarop een deskundige aan. die voor de gemeente als herschatter zal optreden, en niet dezelfde persoon mag zijn, die de eerste schatting heeft verricht, terwijl een derde herschatter zal worden benoemd door den ontvanger der directe belastingen, tot wiens kantoor de ge meente behoort. Na de herschatting wordt de aanslag in het vergunnings recht bepaald in overeenstemming met het gevoelen van de meerderheid der herschatters. Indien de schatting van ieder der herschatters verschillend is, wordt de aanslag door Burg. en Weth. bepaald overeenkomstig die schatting, welke noch de hoogste, noch de laagste is. Indien de door den vergunninghouder aangewezen her schatter niet opkomt of weigert den eed te doen of aan de herschatting deel te nemen, dan wordt de aanslag overeen komstig de laagste der beide schattingen vastgesteld. Art. 4. De aanslag wordt door Burg. en Weth. terstond ter kennis gebracht van den belanghebbende, door wien daartegen binnen 14 dagen bezwaren bij den gemeenteraad kunnen worden in gebracht. De gemeenteraad beslist daarop zoo spoedig mogelijk en deelt zijn beslissing terstond aan den belanghebbende mede, een en ander overeenkomstig het bepaalde bij art. 21 van de Drankwet. Art. 5. De schatters moeten vóór de schatting in handen van den Burgemeester den volgenden eed (belofte) afleggen »lk zweer dat ik de schatting der huurwaarde van de lo- caliteiten, waarvoor vergunning is verleend, naar mijn beste weten en zonder aanzien des persoons, overeenkomstig de wet zal verrichten. Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig." Art. 6 De kosten van schatting en herschatting komen voor reke ning van de gemeente. Iedere schatter ontvangt voor elke schatting eene belooning van f\.—. VERORDENING regelende de invordering van het gemeentelijk vergunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein in de gemeente Leiden. Art. 1. Burgemeester en Wethouders zenden dadelijk na de vast stelling van het vergunningsrecht eene opgave houdende den naam van den vergunninghouder, de localiteit waarvoor de vergunning is verleend en het bedrag van den aanslag, aan den gemeente-ontvanger, door wien ten spoedigste een aanslag biljet aan den vergunninghouder wordt uitgereikt. Art. 2. De betaling van het recht geschiedt bij den gemeente ontvanger tegen afgifte van een quitantie. Art. 3. De gemeente-ontvanger geeft van de betaling terstond kennis aan Burgemeester en Wethouders onder overlegging van de schriftelijke verklaring bedoeld bij het 2e lid van art. 1 van de «verordening houdende regeling van het gemeentelijk ver gunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein in de gemeente Leiden", bijaldien zoodanige verklaring aan hem is overgelegd. No. 268. Leiden, 30 November 1904. Het verhuren van de zoogenaamde weekwoningen heeft steeds zoowel op het bureau van gemeentewerken als aan de commissie van fabricage, als aan ons college veel overlast veroorzaakt. Eerst komt de aanvrage bij ons college in, dan wordt deze in handen gesteld van den Directeur van Ge meentewerken vervolgens wordt daarop de commissie van fabricage gehoord, daarna wordt een voorstel tot verhuring bij Uwe Vergadering ingediend en eindelijk moet uw besluit door Gedep. Staten worden goedgekeurd, waarna ten slotte, zoo mogelijk, tot het sluiten van het huurcontract wordt over gegaan. Eerst daarna kan naar streng recht de woning dooi den huurder worden betrokken. En dit alles voor woningen, waarvan de huurprijs afwisselt van 1.— tot 2.50 per week. liet zal IJ niet verwonderen, wanneer in vele gevallen van de voorgenomen huur niets komt. Soms heeft de aspirant-huurder inmiddels een andere wo ning betrokken of hij vindt bij nader inzien den overeenge komen huurprijs te hoog of hij kan een andere woning krijgen, die minder huur doet. Zoo bereikt menige aanvrage nimmer Uwe Vergadering, hoewel hare voorbereiding al heel wat moeite en last heeft veroorzaakt. Of wel de huurder weigert, nadat Uwe Vergadering tot de verhuring besloten heeft en Ged. Staten hunne goedkeuring aan dat besluit hebben ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 7