130
zou worden uitbetaald dan zij na aanzuivering van een even
tueel verliescijfer voor dividend op de uitgegeven aandeelen
noodig heeft, althans zoolang de som niet bereikt is, die de
gemeente op zich genomen had, ten hoogste te betalen. Zoolang
derhalve de bijdrage der gemeente beneden zes duizend gulden
blijft, zijn voor uitkeering van het volle dividend op de uit
gegeven aandeelen de middelen beschikbaar. Eene andere op
vatting schijnt ook weinig in overeenstemming met de bedoe
ling der garantie, welke was om ook aan de aandeelhouders
zekerheid van rente te bezorgen.
Wij zijn nu echter door de Algemeene Vergadering van
aandeelhouders gemachtigd tot de verklaring, dat onze vereeni-
ging niet verder wenscht aan te dringen op uitkeering van
de volle bijdrage, waarop zij meent aanspraak te hebben. De
aandeelhouders achten het de meest gewenschte oplossing,
dat ook door henzelven een deel worde gedragen van het
betreurenswaardig verlies, dat is geleden. Zij wenschen U
daarom in overweging te geven, de bijdrage der gemeente op
een zoodanig bedrag vast te stellen, dat de geheele som, die
als slotuitkeering uit de faillissementen Rijnlandsche Dank
en F. F. W. Heintz privé is ontvangen, ten goede komt aan
de gemeente, zoodat voor de aandeelhouders geen hooger di
vidend beschikbaar is dan f 1.65 per aandeel, evenals in het
vroeger ingediende ontwerp onzer rekening.
De berekening der bijdrage wordt dan aldus:
het verliescijfer volgens balansf 4187.22
voor 1.65 °/0 op de aandeelen912.45
f 5099.67
extra-subsidie (geldleening Eigen Hulp). 174.76
f 5274.43
Wij plaatsen de berekening van de bijdrage der gemeente
niet meer als vroeger aan den voet onzer rekening om geen
verder voedsel te geven aan het misverstand, alsof wij deze
cijfers als een integreerend deel van de rekening beschou
wenzoodat verschil van meening over de berekening der
bijdragen aanleiding zou kunnen geven tot niet goedkeuring
der rekening, terwijl tegen geen enkelen post van winst- en
verliesrekening of balans bedenking wordt geopperd.
Op grond van het bovenstaande hebben wij de eer, Uwen
Raad te verzoeken:
1. de onder dagteekening van 29 October 1904 ingediende
balans en winst- en verliesrekening der Yereeniging tot
bevordering van den bouw van Werkmanswoningen goed
te keuren;
2. te besluiten aan onze Vereeniging over het jaar 1903 eene
bijdrage te verleenen van f 5274.43.
Het Bestuur der Vereeniging tot bevordering van
den bouw van Werkmanswoningen,
H. B. Greven, Voorzitter.
P. A. Tichelaar, Secretaris.
Leiden, 8 November 1904.
De Commissie van Finantiën, gezien het in hare handen
gestelde schrijven van het Bestuur der Vereeniging tot bevor
dering van den Bouw van Werkmanswoningen te Leiden
dato 29 October 1904, heeft de eer U het volgende ter over
weging aan te bieden:
In het eerste schrijven van de Commissie van Finantiën
betreffende de Rekening en Verantwoording over het jaar 1903
van genoemde Vereeniging, dato 2 Juli 1904, ontwikkelde zij
de meening, dat krachtens het Raadsbesluit van 28 Juni 1894
en dat van 13 Mei 1897 de Vereeniging nooit een hooger
bedrag van de gemeente zou kunnen ontvangen dan de
rente over de uitgegeven Obligatiën, berekend a 3%, benevens
zoo mogelijk een rente a 3% over de geplaatste aandeelen,
alles tot een maximum van zesduizend gulden, vermeerderd
met de extra subsidie, voortvloeiende uit het Raadsbesluit
van 20 Juni 1901.
Daar de Vereeniging voornoemd in 1903 aan Obligatiën
een bedrag van f 116000 uitgegeven had, een aandeelenkapitaal
van 55300 door haar geplaatst was en de extra-subsidie
f 174.76 bedroeg, stelde de Commissie van Finantiën vast,
dat haar voor 1903 ten hoogste kon uitgekeerd worden:
3% van 116.000.— f 3480.—
3% 55.300.— 1659.—
Extra-subsidie 174.76
Samen f 5313.76
Zij kwam tot deze beschouwing, daar zij van het stand-
Sunt uitging, dat de gemeente Leiden, bij bovengenoemde
aadsbesluiten van 1894 en 1897 wel een garantie voor de
rente verleend had, maar geen subsidie.
Alleen bij het Raadsbesluit van 20 Juni 1901 was van een
subsidie sprake.
Met genoegen heeft zij geconstateerd, dat Mr. J. C. de Vries
in zijn advies over deze zaak dezelfde meening is toegedaan.
Nu was er, zooals reeds uit het aangehaalde schrijven van
2 Juli 1904 bleek, in de Commissie van Finantiën een min
derheid en een meerderheid.
De minderheid meende dat de gemeente niet aansprakelijk
mocht gesteld worden voor de verliezen, die niet rechtstreeks
uit de exploitatie voortvloeiden en adviseerde, dat de gemeente
niet meer zou betalen dan f 2771.17.
De meerderheid was van gedachte, dat de gemeente het
bedrag van f 5313.76 moest uitkeeren, daar zoowel de ver
liezen uit de exploitatie, als uit het beheer der gelden dooi
de gemeente moeten gedragen worden tot het bedrag, waartoe
zij krachtens genoemde Raadsbesluiten was verplicht, hetgeen
in dit geval het hoogst mogelijk bedrag was, n.l. f 5313,76.—
In het stadium waarin deze zaak thans verkeert, heeft de
minderheid, nu door het advies van Mr. de Vries is uitgemaakt,
dat naar de letter noch in de desbetreffende Raadsbesluiten
noch in de Statuten onderscheid is te maken tusschen exploi
tatie en geldelijk beheer, hoewel zij voor zich vasthoudt aan
het denkbeeld, dat door de Vereeniging niet gehandeld is
overeenkomstig Art. 16 der Statuten zij het niet tegen de
letter, dan tegen den geest gemeend in dezen het idee van
de meerderheid te moeten overnemen.
De Commissie heeft derhalve de eer U eenparig te adviseeren,
dat door den Raad worde uitgesproken, dat de bijdrage van
de gemeente aan de Vereeniging tot Bevordering van den
Bouw van Werkmanswoningen te Leiden nooit meer kan
bedragen dan 3 rente over de uitgegeven Obligaties en zoo
mogelijk 3% rente o'-er de geplaatste aandeelen dit alles
te zamen tot een maximum van 6000.— benevens de sub
sidie, voortvloeiende uit het Raadsbesluit van 20 Juni 1901,
en voorts dat over 1903 worde uitgekeerd:
3% rente over f 116.000.f 3480.
3% rente over 55.300.— 1659.—
Extra-subsidie 174.76
Samen dus f 5313.76
In het schrijven van het Bestuur der Vereeniging tot Bevorde
ring van den Bouw van Werkmanswoningen van 29 Oct. 1904
komt dit tot een ander bedrag. Het Bestuur klopt bij de Gemeente
aan om 5274.43, derhalve om f 39 33 minder.
Hoe gaarne de Commissie van Finantiën de zuinigheid
wil bevorderen, hoezeer zij apprecieert, dat de aandeelhouders
der Vereeniging zich met. minder rente willen tevreden stellen,
om de gemeente te bevoordeelen, meënt zij U te moeten
adviseeren op het denkbeeld van genoemd Bestuur niet in
te gaan.
Dit Bestuur toch is blijven staan op het oorspronkelijke
door de Vereeniging ingenomen standpunt, wat na de gehouden
discussiën in de Raadszitting van 7 Juli 1904 en het advies
van Mr. J. C. de Vries niet meer verdedigbaar kan genoemd
worden.
De Commissie van Finantiën acht ter motiveering van dit
laatste voldoende naar de aangehaalde discussiën en het ge
noemde advies te verwijzen.
Wat de gewijzigde rekening betreft, die bij gemeld schrijven
van 29 Oct. 1904 door het Bestuur der Vereeniging aan den
Gemeenteraad is overgelegd, meent de Commissie van Finantiën,
nu aan den voet der Winst- en Verliesrekening de gewraakte
notitie is weggelaten en rekening is gehouden met het wer
kelijk geleden verlies en niet meer met het geschatte U
te mogen adviseeren deze gewijzigde Rekening goed te keuren.
Zij zou het voor het vervolg meer gewenscht achten, dat
geen notities aan den voet der Winst- en Verliesrekening
voorkwamen, maar bij de Rekening een begeleidend schrijven
gevoegd werd, waarin het Bestuur der Vereeniging mede-
deeling doet van het bedrag, hetwelk zij acht van de gemeente
te moeten ontvangen, met de gronden, waarop hare bereke
ning steunt.
Nog wenscht de Commissie van Finantiën U in over
weging te geven Burgemeester en Wethouders op te dragen
met het Bestuur der genoemde Vereeniging in overleg te
treden, om tot een wijziging der Statuten te geraken ten
einde te voorkomen, dat de gemeente in het vervolg ver
liezen zou moeten dragen anders dan direct uit de exploi
tatie zelve voortvloeiende.
Resumeerende heeft de Commissie van Finantiën de eer
U te adviseeren:
1°. de gewijzigde Rekening van de Vereeniging tot Bevor
dering van den Bouw van Werkmanswoningen te Leiden,
zooals die bij begeleidend schrijven van 29 Oct. 1904 bij U
is ingediend, goed te keuren
2°. ter nadere explicatie van de Raadsbesluiten van 28 Juni
1894 en 13 Mei 1897 betreffende een rentegarantie aan de
Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmans-