GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. INEK«IIE)I STUKKEN. N°. 253. Leiden, 15 November 1904. Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat er bij ons geen bezwaar bestaat tegen inwilliging van bijgaand verzoek van het Bestuur der Leidsche Gymnastiek- en Scherm- vereeniging «Hercules" om gebruik te mogen maken van het Gymnastieklokaal der Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Mitsdien geven wij U in overweging aan het Bestuur der Leidsche Gymnastiek- en Schermvereeniging »Hercules" tot wederopzeggens toe vergunning te verleenen om het Gymnas tieklokaal der Hoogere Burgerschool voor Meisjes te gebruiken, tot het houden van oefeningen door de leden van de door de Vereeniging op te richten dames-gymnastiekafdeeling, des Zaterdagsavonds van ö1/^ tot 9 uren, tegen betaling van 10.— 'sjaars per wekelijksch uur en van 5.— per jaar als ver goeding voor de kosten van vuur en licht en onder voorwaarde, dat de kosten van schoonhouden en bediening en van herstel der aan het gebouw of meubilair eventueel toegebracnte schade door de vereeniging worden vergoed en dat alle ter zake van het gebruik door ons te geven voorschriften zullen worden nagekomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 11 November 1904. Geeft te kennen, de Leidsche Gymnastiek en Schermvereeniging «Hercules," opgericht Nov. 1884, goedgekeurd bij Konirik. besluit dd. 19 Oct. 1880 No. 29. dat zij, ten behoeve der door haar op te richten dames- gymnastiekafdeelingwenscht gebruik te maken van het gymnastieklokaal van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes aan de Garenmarkt; dat zij daarom verzoekt, op de door den raad vast te stellen voorwaarden, genoemd gymnastieklokaal voor dat doel ten gebruike af te staan, des Zaterdagsavonds van 6.30 tot 9 uur. 't Welk doende, namens de Leidsche gymnastiek en scherm Verg. «Hercules," voornoemd A. Dirks, Waarn. Voorzitter. J. F. la Rivière, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 254. Leiden, 16 November 1904. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat er bij haar geen bedenkingen bestaan tegen de voorstellen van Burg. en Weth.: 1°. tot verhooging van Volgnummer 95 der begrooting voor 1904 «Uitkeering aan het rijk van het aandeel in de kwade posten wegens de directe belastingen" (Ing. St. n°. 247). 2°. tot aanschaffing van een derde weegschaal in de Waag (Ing. Stukken n°. 249) en 3°. tot verkoop en in gebruik geven aan G. fl. Sijtholl van gemeentegrond achter het perceel Breestraat 155, bij het Kadaster bekend onder Sectie G, n°. 1176, gemeente Leiden. (Ing. Stukken n°. 250). Zij geelt U derhalve in overweging dienovereenkomstig te besluiten en de overgelegde begrootingsstaten vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 255. Leiden, 12 November 1904. Aangezien tegen de aanwezigheid van een houten gebouw op het perceel Rijn- en Schiekade n°. 18, kadastraal bekend sectie M n°. 178, gemeente Leiden, bij ons college geen be zwaar bestaat, geven wij U in overweging op bijgaand door J. Lagerberg Czn. ingediend verzoek gunstig te beschikken en hem vergunning te verleenen tot het maken, overeen komstig de overgelegde teekening, van een houten gebouw- op steenen voet op bovengenoemd perceel. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan WelEd. Achtb. Heeren Burgemeester, Wethouders en leden van den Gemeenteraad, Alhier. Neemt met verschuldigden eerbied ondergeteekende de vrijheid U toestemming te vragen tot het maken van een houten gebouw op steerien voet en bestemd tot het houden en mesten van varkens op het terrein van perceel gemerkt N°. 18 kadastraal bekend ouder Sectie M 178 gelegen aan de Rijn- en Schiekade, volgens bijgaande teekening. Hetwelk doende enz. .1. Lagerberg Czn. N°. 256 Leiden, 14 November 1904. Onder overlegging van bijgaand verzoek van K. F. W. van Luijken hebben wij de eer u het volgende mede te deelen. Nadat op 2 Juni 1.1. aan het personeel van het Slachthuis was gebleken dat door toedoen van adressant aan de deurpost van de slachthal voor paarden schade was toegebracht, werd hij door den Directeur aangemaand om het bedrag der schade, ad f 2.50, vóór den 30sten Juni te diens kantore te voldoen. Aangezien hieraan door den heer van Luijken niet werd voldaan, is proces-verba al tegen hem opgemaakt ter zake van overtreding van art. 22 der Verordening van den 23sten April 1903 op het gebruik van het Openbaar Slachthuis (Ge meenteblad n°. 23) luidende: «Allen, die zich op het Openbaar Slachthuis bevinden of daarvan gebruik maken, zijn aan sprakelijk voor de schade door hen, hunne ondergeschikten of hunne dieren veroorzaakt, behoudens het bepaalde bij art. 1403, vijfde lid van het Burgerlijk Wetboek. Zij zijn verplicht het door den Directeur bepaalde bedrag van de toegebrachte schade op de eerste aanmaning en binnen den bij die aanmaning bepaalden termijn ten kantore van den Directeur te voldoen." Na eene daarop tegen den heer van Luijken ingestelde vervolging is hij door den Kantonrechter vrijgesproken uit overweging, dat deze uit geene wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft geput dat de beklaagde het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Echter geeft hetgeen in het proces-verbaal omtrent de toedracht der zaak is medegedeeld ons College de overtuiging, dat de schade inderdaad door toedoen van adressant is toe gebracht, terwijl bovendien uit een door hem aan den Di recteur gericht schrijven, betreffende compensatie van het bedrag der schade, met kosten die hij van den Directeur vermeent te kunnen vorderen, mag worden afgeleid, dat hij erkent de schade te hebben veroorzaakt. Immers, wist hij zich geheel onschuldig, dan zoude hij, van zijn standpunt, geen beroep op die compensatie hebben mogen doen. Onder mededeeling dat het proces-verbaalhet schrijven van den heer van Luijken en het vonnis in de Leeskamer in afschrift zijn neergelegd, geven wij U, overeenkomstig het advies der Commissie voor het Openbaar Slachthuis, in over weging op het verzoek afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 23. 10. 04. Aan den gemeenteraad van Leiden. WelEdel Achtbare Heeren! De ondergeteekende Karei Franciscus Wilhelmus v. Luijken Paardenslachterwonende Janvossensteeg No. 52 te Leiden, geeft met verschuldigde eerbied te kennen. dat hij proces verbaal gehad heeft voor het beschadigen van eenen deur aan het Openbaar Slachthuis alhier, terwijl 't voor den Kantonrechter niet bewezen is kunnen worden dat 't feit door hem gepleegd is geworden en hij op dien grond is vrijgesproken. dat hij alreeds onder protest de opgelegde schadevergoeding heeft betaald, redenen waarom adressant beleefd verzoekt om restitutie van het betaalde bedrag 2.50. 't Welk doende K. F. W. van Luijken. N°. 257. Leiden, 15 November 1904. Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van Mej. C. F. Pillard om eervol ontslag uit hare betrekking van onderwijzeres aan de openbare lagere school der 3e klasse N°. 5 alhier, bestaat bij ons geen bezwaar. Onder overlegging van het hieromtrent uitgebracht advies van het Hoofd der School, geven wij Uwe Vergadering mits dien in oveiweging aan Mej. C F. Pillard, op haar verzoek, met ingang van '1 Januari 1905, eervol ontslag uit hare betrekking te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 1