123
en dat zij ook dan niet zullen deelen in de loonsverhooging,
terwijl deze wèl wordt toegekend aan de aan hen ondergeschikte
zgn. aanvoerders, wier loon tot 9.50 zal stijgen, mag zeker
als een leemte van de voorgestelde regeling worden aan
gemerkt.
De uitsluiting van de straatmakers en de opperlieden is
bovendien, zooals ook door de Commissie van Fabricage wordt
opgemerkt, niet billijk, omdat zij hun ruimere verdiensten
slechts kunnen maken door harder en gestadiger te arbeiden
dan andere werklieden, wier loon per uur berekend wordt.
De hoogere bezoldiging van deze categoriën van werklieden
houdt verband met den meerderen arbeid, dien zij verrichten.
Hun afgunst moet worden opgewekt, wanneer aan andere
ambachtslieden eene loonsverhooging ten deel valt, zonder
dat dezen daarvoor ijveriger behoeven te werken of iets meer
arbeid praesteeren.
Wordt de voorgestelde loonsregeling ingevoerd, dan zullen
de straatmakers weliswaar in den zomer meer blijven ver
dienen dan de overige ambachtsliedenmaar het verschil in
hunne bezoldiging zal niet evenredig zijn met hun grootere
arbeidspraestatie. Voor de opperlieden echter zal de loonsver
hooging ten gevolge hebben, dat hunne bezoldiging zelfs in
den zomer blijft beneden die van de andere ambachtslieden.
Wat eindelijk betreft de financieele gevolgen van de voor
gestelde regeling, moet worden opgemerkt, dat de berekening
van het in de toelichting genoemde bedrag van 2516.80, die
de verhooging jaarlijks zouden kosten, niet juist is in zooverre
voor verhooging van de bezoldiging der werklieden, wier week
loon thans 9.4-0 bedraagt, een bedrag van 10 cents per hoofd
en per week wordt uitgetrokken.
Het voorstel toch strekt om het vaste weekloon in dier
voege te verhoogen, dat o a. zij, wier weekloon meer dan ƒ9.—
doch minder dan 12.— bedraagt, ƒ12.'s weeks zullen ont
vangen. Het weekloon van ƒ9.40 zoude alzoo met ƒ2.60 in
plaats van met 10 cent moeten worden vermeerderd, hetgeen
ten behoeve van de 5 in het voorstel bedoelde werklieden een
jaarlijksche uitgave van 676.vereischt, of 650.meer dan
hiervoor is geraamd. Dientengevolge zal het bedrag der kosten
jaarlijks ƒ3166.80 bedragenwelk bedrag echter met nog 78.
zou moeten worden verhoogd, aangezien van een der werklieden,
die op den loonstaat, welke den voorstellers tot grondslag voor
hunne berekening heeft gediend, nog met een bezoldiging van
ƒ9.per week voorkomt, het weekloon inmiddels tot ƒ9.50
is verhoogd.
Eene jaarlijksche uitgave van ƒ3244.80 zal derhalve, bij in
voering van de voorgestelde loonregeling, hiervoor benoo-
digd zijn.
Dat wij U echter niet kunnen adviseeren het voorstel aan
te nemen, volgt voldoende uit het boven medegedeelde.
Zelfs indien wij overtuigd waren van de noodzakelijkheid
eener loonsverhooging, dan nog zouden wij U ten stelligste
moeten ontraden om eene regeling in te voeren als de voorge
stelde waarvan wel het grootste bezwaar is, dat zijdoor
geen rekening te houden met bestaande toestanden en ver
houdingen, tot eene ongemotiveerde en onbillijke bevoorrech
ting van sommige categoriën van werklieden boven andere
leidt, hetgeen allerminst geschikt is om den goeden geest
onder de werklieden te bevorderen en niet zal nalaten op den
gang van zaken een hoogst nadeeligen invloed uit te oefenen,
Intusschen, nu de HH. Sijtsma c. s. als hunne overtuiging
uitspreken dat het loon van een deel der gemeentewerklieden
verhooging behoeft, zoude het niet van welwillendheid ge
tuigen, indien ons College, hoewel wij deze zaak nog korten
tijd geleden onder de oogen hebben gezienzich niet bereid
verklaarde om, naar aanleiding van het ingediende voorstel,
een onderzoek in te stellen naar eventueele bezwaren welke
de bestaande loonregeling mochten aankleventen einde aan
Uwe Vergadering, zoo noodig, een voorstel te kunnen doen
om daaraan zooveel mogelijk tegemoet te komen.
Waar echter, zooals wij reeds deden opmerken, deze rege
ling in overeenstemming is met den plaatselijken loonst.an-
daard en zij daarbij rekening houdt met de pensioensbijdragen,
zullen de bezwaren, die mochten blijken te bestaan, al van
zeer ernstigen aard moeten zijn, willen zij ons aanleiding
geven om ingrijpende veranderingen voor te stellen.
Op grond van het bovenstaande ontraden wij U derhalve
en zulks in overeenstemming met het advies der Commissie
van Fabricage om het voorstel van de HH. Sijtsma c. s.
aan te nemen, terwijl door ons College alsdan te zijner tijd
zoo noodig een voorstel tot wijziging der loonregeling zal
gedaan worden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Mijne Heeren,
Ondergeteekenden, van oordeel dat het loon van een deel
der werklieden, in dienst der gemeente, verhooging behoeft,
hebben de eer U voor te stellen, bij de behandeling der ge-
meentebegrooting voor 1905 te besluiten:
het vast weekloon der gemeentewerklieden met ingang van
1 Januari a.s. te verhooogerr, in dier voege, dat:
a. zij, wier vast weekloon thans ƒ9.of minder bedraagt,
zullen ontvangen ƒ9.50 's weeks;
b. zij, wier vast weekloon meer dan ƒ9 doch minder
dan ƒ12.bedraagt, zullen ontvangen ƒ12.'s weeks.
Wordt dit voorstel door U aangenomen, dan zal daartoe
een post van ƒ2516.80 op de begrooting voor 1905 moeten
worden gebracht, aangezien de loonfen der gemeentewerklieden,
behoudens een enkele uitzondering, schuil gaan onder de ver
schillende cijfers, uitgetrokken in Hoofdstuk Y der Uitgaven
(Kosten van openbare werken).
Aan de berekening van genoemd bedrag ligt ten grond
slag de «Recapitulatie der verdiende loonen berekend over
het le, 2e en 3e kwartaal van 1903" en het «Overzicht van
het loon der werklieden" over die periode, welke beide lijsten
bij de behandeling van het verzoekschrift der Gemeente-
werkliedenvereeniging «Recht en Plicht" door den Directeur
der Gemeentewerken bij zijn rapport dd. September 1903 aan
Burgemeester en Wethouders zijn overgelegd en bij het
praeadvies van dit College voor de raadsleden ter kennis
neming bij de stukken waren gevoegd.
Deze «Recapitulatie" omvat 77 vaste werklieden, wier vast
weekloon van 8.10 tot 16.50 bedraagt.
Wij hebben nu van de voorgestelde verhooging uitgesloten
1 controleur van brandstoffen tevens zwembaas van Rhijn-
zicht met een loon van ƒ8.10; 1 opperman-straatmaker met
een loon van 8.10; 7 opperlieden-straatmaker met een loon
van f 8.50; 9 straatmakers met een loon van ƒ8.70; 2 werk
lieden met een loon van 12.40; en 1 werkman met een loon
van 16.50.
Al deze personen hebben of een loon, hooger dan 12 of
zoo voldoende oververdienste per week hetgeen uit het
«Overzicht" hier boven genoemd genoegzaam blijkt dat
voor hen een verhooging van het vaste weekloon ons niet
noodzakelijk voorkomt.
De verhooging zou dus over de verschillende groepen van
Gemeentewerklieden worden verdeeld als volgt:
1
8.10
1.40
72.80
28
8.50
1—
1456.
4
8.90
0.60
124.80
1
9.—
0.50
26.—
5
9.40
0.10
26.—
1
10.40
1.60
83.20
3
10.80
1.20
187.20
1
11.10
0.90
46.80
11
11.20
0.80
457.60
1
11.30
0.70
36.40
Totaal 2516.80
Ondergeteekenden wenschen zich te onthouden van verdere
schriftelijke aanbeveling, nu dit vraagstuk bij herhaling in
en buiten den gemeenteraad aan de orde en in overweging
is geweest.
Overtuigd echter dat waar dit voorstel stellig slechts
voor een deel tegemoet komt aan de wenschen der gemeente
werklieden wij zoo ernstig mogelijk rekening hebben ge
houden met den staat der gemeentekas, vertrouwen wij, dat
U ditmaal uw goedkeuring aan dit voorstel niet zult onthouden.
Leiden 15 October 1904.
K. Sijtsma.
A. I. Witmans Mzn.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edel Achtbare Heeren
De afdeeling Leiden van het Algemeen Nederlandsch Werk
lieden Verbond, kennis genomen hebbende, dat in UEds raads
zitting een voorstel zal behandeld worden tot verhooging der
traktementen der gemeentewerklieden, kan niet nalaten door
deze, een voorstel tot loonsverhooging dringend aan te bevelen.
Overtuigd zijnde dat ook de maatschappelijke behoefte dezer
werklieden UEd. ook zeer ter harte gaat, teekenen wij
Hoogachtend,
Namens het dagelijksch bestuur,
C. H. Kouw, Voorzitter.
G. A. Annokkee, Secretaris.
Leiden, 27 October 1904.
Aantal.
Yast weekloon.
YEEHOOÖIM
per week en
per hoofd.
In 52 weken voor
elke groep.
A. VAN DER ElST.