GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 115 IS«EK«!IE]( SI'I I»lii:\. N°. 240. Leiden, 26 October 1904. Bij Raadsbesluit van 7 Juli j.l. werd ons opgedragen het advies in te winnen van een bekend rechtsgeleerde omtrent een tweetal vragen, welke waren gerezen bij bet onderzoek van de door de Vereeniging tot Bevordering van den bouw van Werkmanswoningen ter goedkeuring aangeboden rekening over 1903. Diensvolgens werd door ons bet advies ingewonnen van Mr. J. C. de Vries te Amsterdam, welks inhoud u hiernevens in druk ter kennisneming wordt aangeboden. Aan den Gemeenteraad, Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. Bij Uw schrijven van 19 Juli 1904 (No. 199/6 R.) werd mij verzocht te adviseeren over de volgende vragen: 1. Welk bedrag moet door de Gemeente worden uitgekeerd gelet op de plaats gehad hebbende omstandigheden en den tekst van Art. 16 en eventueel andere bepalingen der Statuten (van de Vereeniging tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen te Tuiden)? 2. Of in dit verband de overgelegde Balans en Winst- en Verliesrekening zouden kunnen worden goedgekeurd zonder dat daardoor aan de geldelijke belangen der Ge meente nadeel wordt toegebracht Bij de beantwoording dier vragen, meen ik mij te moeten stellen op het standpunt, bij het stellen der vragen blijkbaar door U ingenomen, namelijk, dat de Gemeente eene verplich ting heeft tegenover de Vereeniging, en niet eene directe verbintenis heeft aangegaan tegenover derden (Obligatiehou ders en Aandeelhouders), welk standpunt mij trouwens voor komt te worden ingenomen door allen, die over deze zaak hunne meening kenbaar maakten; verder meen ik te mogen aannemen dat het bedrag, eventueel wegens rentegarantie te betalen, is het verschil tusschen een bepaalde rente op zekere Obligatiën plus een rente op zekere Aandeelen en het eventueel batig saldo, door eene, door den Gemeenteraad goedgekeurde, rekening aan te wijzen (altijd tot een zeker maximum). Er valt dus te onderzoeken: A. Of de rente-garantie vervallen is? B. Welke posten op bovenbedoelde rekening behooren voor te komen om tegenover de Gemeente het saldo dier reke ning aan te wijzen. C. Met welke rente door de Gemeente moet worden reke ning gehouden bij de vaststelling van het door haar te betalen bedrag. A. Is de rentegarantie vervallen, of, m. a. w. heeft de Vereeniging in strijd gehandeld met hare Sta tuten, doordat het Bestuur der Vereenigingof de Penningmeester, in kas zijnde gelden heeft a deposito gegeven bij de Bijnlandsche Bank Ik meen die vraag beslist ontkennend te moeten beant woorden. Art. 16 der Statuten schrijft eene bepaalde wijze van be legging voor, niet van alle in kas zijnde gelden, maar „van yygelden, afkomstig uit de plaatsing van Aandeelen en Obli- ngaties voor zoover die gelden tijdelijk niet noodig zijn voor Dliet doel der Vereeniging"de bewering dat de in kas zijnde gelden de hiervoren omschreven herkomst hebben, is, mijns inziens, niet gestaafddie herkomst zou de Gemeente hebben aan te toonen om, op grond van overtreding van Art. 16, gerechtigd te zijn de garantie als vervallen te beschouwen. Indien de feiten, door het Bestuur in zijn nota van 18 Juli 1904 vermeld, niet ten eenenmale onjuist zijn, blijkt zelfs dat de bij de Rijnlandsche Bank gedeponeerde gelden niet de hiervoren omschreven herkomst hadden. Mijns inziens is het niet geoorloofd aan Art. 16 een ruimere uitlegging te geven dan de woorden van het Artikel mede brengen. Uitbreidende interpretatie is niet geoorloofd met het oog op den aard van het voorschrift, en is allerminst toelaatbaar waar de straf op overtreding is een vervallen van de garantie en niet een bevoegdheid van den Raad om naar omstandigheden al of niet vervallenverklaring uit te spreken. Er wordt in dat Artikel gehandeld over een gedeelte van het kapitaal der Vereeniging en niet eens over het geheele kapitaal, hoe ook verkregen; het voorschrift geldt bijv. niet voor kapitaal dat geformeerd wordt volgens Art. 18 der Statuten. Hier is de loopende kas d deposito gegeven en geen Artikel van de Statuten verbiedt dit en tengevolge van die tijdelijke belegging is de rente-garantie niet vervallen. Wanneer men die belegging als in strijd met de Statuten beschouwde, zou nog gevraagd moeten worden: a) is deze overtreding, door Bestuur of Penningmeester, eene overtreding van de bepalingen der Statuten door de Vereeniging? b) heeft de Gemeenteraad niet misschiendoor goedkeuring van vroegere rekeningen, dergelijke belegging, stilzwij gend, goedgekeurd? B. Welke posten moeten op de bovenbedoelde reke ning voorkomen om het saldo dier rekening tegen over de gemeente aan te wijzen 1. Voor zooverre de kasgelden bij een als solied bekende Bank of kassier a deposito worden gegeven, schijnt mij dit een daad van goed beheer. Ware er op de keuze van dien kassier aanmerking te maken, kon de gekozen kassier a priori beschouwd worden als onbetrouwbaar, dan eerst zou er sprake kunnen zijn van aansprakelijkheid van Bestuur of Penningmeester voor die onvoorzichtige keuze; dat die keuze, a posteriori beschouwd, ongelukkig bleek te zijn, vestigt eene dergelijke aansprake lijkheid niet. Evenmin kan de Penningmeester mijns inziens voor het geleden verlies, voor zooverre het niet geleden zou zijn wan neer er meer rekeningen waren betaald en wanneer de kas dus kleiner was geweest, aansprakelijk worden gesteld. Het verband tusschen dit niet betalen van rekeningen en het verlies, door de insolventie van de Rijnlandsche Bank, is te verwijderd, te indirect, om dergelijke aansprakelijkheid op dien grond te vestigen. Het verlies, door de Vereeniging geleden tengevolge van de déconfiture van de Rijnlandsche Bank, blijft voor rekening van de Vereenigingzonder dat daartegenover staat een recht van verhaal op de Bestuurders of den Penningmeester. Geen post behoort dus tegenover dien verliespost op de Winst- en Verliesrekening te staan. 2. Behoort het verlies bij de Rijnlandsche Bank op die rekening voor te komen? De oorzaak van het verlies is het a deposito geven van gelden bij de Rijnlandsche Bank en hare déconfiture. De vraag is geopperd of de Gemeente dit verlies behoeft te dekken, of, m. a. w., of de Gemeente verplicht is hare garantiebelofte gestand te doen, nu de Vereeniging dienten gevolge niet in staat is uit eigen inkomsten de door de Gemeente gegarandeerde rente te betalen. Hierbij wil men dan onderscheiden tusschen verlies op de exploitatie en kapi taalverlies. Naar mijne meening is die vraag een gevolg van min juist inzicht in de verplichtingen die de Gemeente op zich nam, en mag die onderscheiding tusschen verlies op de exploitatie en kapitaalverlies niet gemaakt worden. Noch in het Raadsbesluit, noch in hetgeen daarbij is ge schreven of gesproken, zie ik een grond om die onderschei ding ten deze te maken. Wat werd gevraagd door de Vereeniging? y>de rente te willen waarborgen der door onze Veree- y>niging uitgegeven Aandeelen en Obligatiën, en wel voor y>de Aandeelen tot 3 pet 's jaars voor een bedrag van hoogstens f 60 000.— en voor de uit te geven Obligatiën tot cP/a 's jaars voor een bedrag van ten hoogste y>f 200.000.alles onder de voorwaardendoor den Baad y>of door Burgemeester en Wethouders te bepalen" daarbij verklaarde het Bestuur der Vereeniging zich bereid al die wijzigingen in de Statuten aan de Algemeene Verga dering in overweging te gevendie door den Raad of Burge meester en Wethouders zouden worden verlangd. Door Burgemeester en Wethouders werd aan den Raad voorgesteld y>Aan de Vereenigingna wijziging der Statuten, eene Drentegarantie te verleenen van °/0 's jaars voor de Ddoor haar uit te geven Obligatieleening, groot f 100.000. Den, zoo mogelijk, 3 °/0 over het Aandeelenkapitaal ad Df 60.000.met dien verstande dat de door de Gemeente Dte betalen som in geen geval meer bedragen mag dan Df 3500.per jaar en onder de volgende voorwaarden enz." Dit voorstel werd ongewijzigd aangenomen. Sedert is de gegarandeerde rente van de Obligatiën gebracht van 31/» °/0 op 3 °/0, over f 200.000.in plaats van over f 100.000.en het maximum dientengevolge gebracht van f 3500.op f 6000.en is ook nog aan de Vereeniging eene subsidie toegezegd, maar in het karakter der rentega rantie is geen wijziging gekomen. Deze rentegarantie, het blijkt mijns inziens uit de aan vraag van het Bestuur der Vereeniging, uit de toelichting

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 1