424
N°. 252. Leiden, 10 November 1904.
Wij hebben de eer U mede te deelen, dat wij, na ingewon
nen advies van de Commissie van Fabricage omtrent de in
onze handen gestelde adressen van M. H. van Waveren en
J. H. Feld, geen aanleiding kunnen vinden om terug te komen
op ons voorstel tot inwilliging van het verzoek der firma Vroom
en Dreesman om vergunnning tot het maken en hebben van
eene overbrugging over de Visclipoort.
De bezwaren, door den eerstgenoemden adressant aange
voerd, achten wij geheel ongegrond, terwijl die van den anderen
adressant, welke wij slechts gedeeltelijk gegrond achten, naar
hot ons voorkomt niet van voldoende gewicht zijn om eene
afwijzende beschikking te motiveeren. Waar wij van meening
zijn dat, zooals door den Voorzitter in de laatstgehouden Raads
zitting werd opgemerkt, de belangen van handel en nijverheid
in deze het zwaarst moeten wegen en het niet te ontkennen valt,
dat deze belangen geschaad zullen worden bij afwijzing van
het verzoek der firma Vroom en Dreesman, die de overbrug
ging met het oog op de uitoefening van haar bedrijf noodig
heeft, geven wij U andermaal in overweging de vergunning
te verleenen, met deze wijziging in de voorwaarden, dat de
overbrugging geheel uit ijzer en glas moet zijn samengesteld.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.