142 DONDERDAG 13 OCTOBER 1904. een hooger tarief, maar spoedig heeft men leeren inzien, dat men, om goede financieele resultaten te bereikenden elec- trisehen stroom moest brengen binnen het bereik van den klein-industrieel en van het groote publiek. Het geldt hier niet een weeldeartikel, een levering van licht voor de gegoe den neen, het is een groot nut, voordeel en gemak voor den klein-industrieel; die zullen de beste afnemers blijken te zijn van de electrische centrale. Wat betreft de uren, waarop die dagstroom en avondstroom in rekening worden gebracht, er is natuurlijk eenig verschil of zij des zomers dan wel des winters wordt geleverd. Groningen heeft een gedeelte van zijn succes ook te danken gehad aan de reclame, die het heeft gemaakt door zijn Ten toonstelling van electriciteit en de toepassing van electriciteit voor den klein-industrieel. Met die tentoonstelling heeft het veel succes gehad en laten zien wat met electrischen stroom bereikbaar is. Niets belet ons, als de Gemeenteraad het besluit neemt, om ook hier een electrische centrale op te richten en als die gereed zal zijn, het voorbeeld van Groningen na te volgen om ook hier te laten zien aan den klein-industrieel, wat hij kan doen met toepassing van electriciteit, welk een groot voordeel en gemak hij daardoor zich kan verschaffen en wat hij in een beperkte ruimte, ook zonder bepaalde tech nische kennis, met electrischen stroom kan doenhetgeen op andere wijze, zelfs met een gasmotor, niet zoo goed te berei ken is. Nu heb ik ook geïnformeerd naar de kosten van verbruik van electrischen stroom, want dat is altijd wel een groot struikelblok geweest. Wij hebben gemeend daartoe niet beter te kunnen doen dan de verbruiksstaten en de betalingsstaten van de verbruikers van den electrischen stroom te Groningen voor ons te leggen en daaruit de onloochenbare gegevens te trekken. En waartoe zijn wij gekomen Wij hebben gezien, dat b.v. een zeer groote villa, verlicht door CO lampen (elke lamp heeft 16 kaarsen) in een geheel jaar betaalt 116.— dat voor een gewoon huis met 30 lampen wordt betaald f 80. en nu wil ik eerlijk zeggen: toen ik die cijfers voor mij zag, sloeg ik inderdaad de handen ineen. Maar er was nog meer! Een winkel van heeren-artikelendie geheel werd verlicht door 48 gloeilichtlarnpen die zijn het duurste; met gewone booglichten had die winkel veel goedkooper kunnen worden verlicht die winkel, waar 48 gloeilichtlarnpen eiken avond brandden, stond genoteerd voor een bedrag van ƒ250.per jaaren een kolossaal confectiemagazijn van 122 lampen (boog licht) van 16 kaarsen, betaalde 620.Toen ik in Leiden terugkwam, heb ik gedacht: waarmede kan ik het best dit confectiemagazijn vergelijken, en toen heb ik het magazijn van Peek en Cloppenburg genomen. Ik heb toen uit de officieele staten van de Gasfabriek opgespoord, wat de firma Peek en Cloppenburg in het vorige jaar aan gas heeft betaald, en het bleek mij dat dit was eene som van 720.dus veel meer dan zijn collega in Groningen. Al nemen wij nu aan, dat in die 720.een ƒ100.of ƒ150.zit voor gasverbruik in het eigen woonhuis van den eigenaar of directeur, dan be weer ik nog, dat de kosten van den electrischen stroom in dit geval niet hooger zijn dan hetgeen betaald is moeten worden aan gas. Het is mij verbazend mede gevallen, dat moet ik wel zeggen. Dit betrof alles avondlichten. Den volgenden dag hebben wij werkplaatsen bezocht waar de electrische stroom voor kracht aanwending werd gebezigd. En wat ons wel niet onbekend was, maar ons hier toch ook weer medeviel, dat was de groote gemakkelijkheid waarmede de personen, die toch on bekend waren met de behandeling der electrische inrichting, die daarvan oorspronkelijk niets afwisten, hunne toestellen wisten te bedienen. Toch hadden wij den Directeur van de centrale bij ons, die hen dus al zeer spoedig op eventueele verzuimen zou hebben attent gemaakt. Er was o. a. een wagen maker, die een motor had staan van 5 P. K. Hij had twee zaagmachines, een lintzaag, een boormachine, een machine om de buitenkanten van de assen rond te werken, enz. en dat werkte alles met het grootste gemak. Hij was daardoor onafhankelijk geworden van elke andere wagenmakerij, wat vroeger het geval niet was. En niet alleen hij, maar ook zijn opvolger zeide: het spijt mij maar in één zaak, dat ik de electrische kracht heb genomen, en dat is, dat ik het niet vroeger heb genomen. Wij zijn gegaan naar eene verfmaalderij, waarin een elec trische motor van 2 P. K. was opgesteld en dat wel in eene kleine driehoekige en zeer beperkte ruimte, zoo zelfs, dat naast de drie verfmolens, die vlak bij elkander stonden, amper nog drie personen konden staan. En in die ruimte, waaraan, zooals de eigenaar ons verzekerde, hij vóór dien tijd bijna niets had, werd nu zijn geheele zaak gedreven. Die electromotor van 2 P. K. brengt drie verfmolens in beweging, waardoor de man 500 K.G. verf per dag kan malen, dezelfde hoeveelheid waarvoor hij vroeger een week noodig had. Per week waren de onkosten aan kracht minder dan vroeger per dag, omdat hij vroeger alles met handenarbeid moest doen. Mijne heeren, die man zei mijhet is mijn be houd geweest! Wij zijn ook geweest in een houtbewerkingsinrichting, waar kozijnen, deuren, ramen, paneelen, enz. gemaakt worden. Daar werkt een electromotor van 31 P. K. met het meeste succes. Allerlei machines worden op de eenvoudigste wijze in bewe ging gebracht en menschen, die vroeger absoluut geen ver stand van de werkzaamheden hadden, werken nu op de meest gemakkelijke wijze. De ondernemer van die zaak het was een vrij groote werkplaats, misschien wel tweemaal deze zaal, werkt met allerlei machineriën, die hij noodig heeft, op de meest eenvoudige, gemakkelijke wijze. Wij hebben, toen wij alles bezichtigd hadden, gevraagd: maar als de afneming van electrischen stroom zoo toeneemt, hoe maakt gij het dan wel met de gasfabriek? Het antwoord luidde, dit is juist het meest curieuse van het geval, de toeneming van de afneming van gas is zóó groot, dat men er een gashouder van 30000 M3 inhoud zal moeten bijbouwen, aangezien het gasverbruik nog is toegenomen met 5% van dat over 1903. Mijnheer de Voorzitter, nu ik over Groningen zulke gunstige resultaten kon mededeelen, viel het mij op, dat de andere gemeente van ongeveer gelijk aantal zielen als Leiden, Haarlem, op zulke ongunstige resultaten heeft moeten wijzen. Ik heb ook hieromtrent een onderzoek ingesteld en mij is gebleken, het is natuurlijk altijd moeilijk om over eens andermans zaken een beslist oordeel te vellen dat er zeer verklaarbare omstandigheden zijn, waarom Haarlem op zulke ongunstige resultaten moet wijzen in vergelijking met Groningen. De opzet van de electrische centrale te Haarlem, de grondgedachte waarvan men bij het bouwen is uitgegaan, is een geheel andere dan die, waarvan men te Groningen is uitgegaan. Wat is het geval? In Haarlem moest men in de eerste plaats na het eindigen van het contract met de Imperial, een geheel nieuwe gasfabriek bouwen en men heeft toen gezegd: wij willen een inrichting hebben naar de aller laatste eischen des tijds, en om dat te kunnen doen moest men automatische beweging met behulp van electriciteit invoeren. De electrische centrale is daarom in Haarlem gebouwd in de allereerste plaats om de nieuwe gasfabriek van werk kracht te voorzien. En nu is de inrichting daarvan zoo, dat als er bijv. een schip met steenkolen voor den wal komt, door middel van electriciteit de steenkool wordt geheven uit het schip, electrisch langs een baan naar de stokerij wordt vervoerd, daar weer electrisch wordt opgeheven, om in de kokers, die het naar de ovens verwerken, te worden gestort. De ovens staan onder een helling, waar de uitgebrande kolen, eveneens door middel van electriciteit, automatisch worden uitgehaald, terwijl ten slotte de cokes verder automatisch wordt weggehaald. Voorts wordt aan de gasfabriek veel electrisch licht geleverd. Voor den stroom, dien men voor de burgerij beschikbaar heeft gesteld, heeft men den prijs echter zoo hoog gesteld, dat er, ja wel enkele afnemers zijn gevonden, maar de meesten zijn toch afgeschrikt door dien hoogen prijs. Nu zal men hierop terugkomenhet tarief in Haarlem zal beduidend lager gesteld worden of is dit al reeds gedaan, om zoodoende van een ver keerden weg terug te keeren. Nu zou eene groote hoeveelheid electriciteit, die de centrale aan de gemeente levert voor kracht en voor verlichting, niet zoo erg zijn, integendeel, wanneer de gemeente daarvoor behoorlijk betaalde, zou het een voor deel zijn. Maar dat gebeurt juist niet. De gemeente betaalt nog minder dan den kostenden prijs. De gemeente Haarlem levert aan particulieren licht tegen 271/io cent per K.W.U., maar de centrale krijgt van de gasfabriek voor de verlichting, die zij aan de gasfabriek levert, slechts 71/2 cent per Kilowatt uur. Op die wijze kan de gasfabriek wel eene mooie rekening maken, maar ten koste van de electrische centrale. Voor openbare verlichting ontvangt de centrale van de gemeente slechts 15 cent per Kilowatt uur. En nu de kracht. Particulieren betalen daarvoor ongeveer 144/io centde gasfabriek, die een enorm verbruikster is, slechts 71/» cent. Dat werpt al een heel eigenaardig licht op het deficit, dat men verwacht van de opbrengst van de electrische centrale. De cijfers die ik citeer zijn uit het officieele verslag van de gemeente Haarlem. Nu heb ik nog een blik naar het buitenland geslagen en genomen de laatste statistieke opgaven van de electrische werken over het jaar 1902 in Duitschland. Ik heb daarbij genomen steden, die ongeveer gelijk staan met Leiden. De stad Plauen, met 65000 inwoners, is in 1897 begonnen met de exploitatie van de electrische centrale en deelt nu uit 123/io °/0. Ik wil er dadelijk bijvoegen dat er bijstaatbruto uitkeering, zoodat van deze opgaven waarschijnlijk afgetrokken zullen moeten worden de aflossingen. Maar al neemt men nu een paar procent voor die aflossing er af, dan ziet men toch hieruit, dat men zich geen schrikbeeld behoeft te maken omtrent de nadeelige financieele gevolgen van de oprichting van eene electrische centrale.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 8