138
DONDERDAG 13 OCTOBER 1904.
den weg van de Gemeente om op den ingeslagen weg verder
voort te gaan en door subsidic-verhooging de gelegenheid tot
uitbreiding te helpen verschaffen.
Nu de opmerking van den heer van Hamel, die uitdrukkelijk
wilde geconstateerd ziendat een van de redenenwaarom
het subsidie niet verder zou worden verleend, zou zijn, dat
aan kinderen van verschillende gezindten geen toegang meer
wordt verleend. Het is zeker, dat dit een reden zou kunnen
zijn om het subsidie te onthouden, maar het is niet denkbaar
dat die weg door de vereeniging ooit zou worden ingeslagen.
En tot nog toe is het getal leerlingen van den R.-K. en van
den Prot. godsdienst ongeveer gelijk; het getal knapen van
den Prot. godsdienst bedraagt 35, dat van den R.-K. gods
dienst 42. Ik kan mij niet voorstellen dat eene vereeniging,
die eene subsidie ontvangt van eene Gemeentedie immers
tegenover de Kerkgenootschappen op een neutraal standpunt
staat, ooit zal weigeren om haar deuren te openen voor kin
deren van alle gezindten. Maar ten overvloede wil ik wel con-
stateeren, dat het zeer zeker een van de redenen zou kunnen
zijn om het subsidie in te trekken, wanneer niet aan alle jongens,
onverschillig tot welke gezindte zij behooren, des verlangd
onderwijs werd gegeven.
De heer Sijtsma. Naar aanleiding van het praead vies wensch
ik nog iets anders in het midden te brengen. Bij de behan
deling van de begrooting van 1902, toen het subsidie aan
den R.-K. Volksbond van f 200.werd gebracht op ƒ350.
was ik reeds huiverig om daartoe mede te werken, omdat
wij ons daarmede begaven op een gevaarlijk terrein; ik voorzag
n. 1. dat er van andere zijden ook aanvragen zouden inkomen
voor subsidie. Ik wist toen dat de teekenschool van den
Protestantenbond ook wel eens met financieele moeilijkheden
had te kampen, zoodat deze ook wel eens om subsidie bij
de Gemeente zou kunnen aankloppen. Toen is mij daarop
geantwoord: nu, wij zullen ieder geval op zichzelf beschouwen.
Bij mij geldt ter beoordeeling dezer teekenscholen vooral de
overweging, dat men hier te doen heeft met kinderen uit
de volksklasse, die op Mathesis niet allen terecht kunnen en
die toch onderwijs verlangen en zeer noodig hebben. In die
overtuiging ben ik nog steeds bevestigd, zoodat ik mij nu
wel kan vereenigen met het geven van een subsidie aan de
schoolvan den R.-K. Volksbond, doch onder één beding.
Vandaar dat ik dan ook wel medegaan kan met het eerste
gedeelte van het praeadvies, maar niet met het tweede gedeelte.
Ik wensch verder te gaan. Waar de R.-K. Volksbond op
hare school aan 77 leerlingen teekenonderwijs geeft, daar
wordt op de school van den Protestantenbond, zonder eenig
subsidie, aan 38 leerlingen teekenonderwijs verstrekt. Ik ken
die school, zij bestaat reeds lang, langer dan die van den
Volksbond; ik weet dat zij uitstekend wordt geleid, dat de
onderwijzers er goed zijn en dat men algemeen zeer tevreden
is over het onderwijs. Misschien zijn er wel leden van den
Raad, die eene openbare les van die school hebben bijgewoond
en de tentoonstelling van de teekeningen hebben bezocht;
welnu, dan zullen ze moeten erkennen dat ik er niet te veel
van zeg.
En nu zou ik zeggen: waar wij aan den eenen kant een
ruim subsidie geven, waarom zouden wij dan aan den anderen
kant een klein subsidie weigeren? Burg. en Weth. zeggen:
wij hebben thans twee gesubsidieerde teekenscholen en daar
hebben wij juist genoeg aan. Mijnheer de Voorzitter, het is
de groote vraag, of die 38 leerlingen van den Protestanten
bond zullen gaan naar den R.-K. Volksbond. De heer Oort,
een zeer geloofwaardig man, heeft gezegd(de brief ligt bij
de stukken) verreweg de meeste ouders zullen dat niet doen,
zij zullen hunne kinderen niet van den Protestantenbond
naar den R.-K. Volksbond doen gaan uit gemoedsbezwaren.
Nu zijn wij er den laatsten tijd aan gewend geraakt om
werkelijk eerbied te krijgen voor gemoedsbezwaren, en dat
juich ik ten zeerste toe, maar dan hadden wij ook van Burg.
en Weth. moeten kunnen verwachten, dat zij voor die
gemoedsbezwaren eerbied zouden hebben, nu zij van een
andere zijde als waarvan ze gemeenlijk plegen te komen, worden
gehoord. Maar wat zeggen Burg. en Weth.? Zij zeggen:
neen, subsidieering van den Protestantenbond is niet noodig,
w;ant het onderwijs aan den R.-K. Volksbond is neutraal.
Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij, van de zijde van
Burg. en Weth., en vooral van den Burgemeester, een der
gelijke uitspraak te vernemen. Wij hebben zoo vaak gehoord,
dat neutraliteit een onding is nu hooren wij dan toch
eens, dat een onderwijsinrichting neutraal kan zijn.
Maar zij kunnen ook ditmaal die overtuiging moeilijk
opdringen aan 38 paren ouders. Echter, er is nog een ander
bezwaar dan de eventueele gemoedsbezwaren van de ouders.
Wij hebben hier n.l. nog te doen met een andere categorie
van leerlingen, de kinderen van de menschen, thuis behoorende
in de fabriekswijken, menschen, die men niet zoo gemakkelijk
in een andere richting krijgt. Wanneer U, Mijnheer de
Voorzitter, even goed als ik, het onderscheid kent tusschen
fabrieksmenschen en burgers, dan zult U inzien, dat ook
hierin een groot bezwaar is gelegen om de kinderen van die
menschen van den Protestantenbond naar den R.-K. Volks
bond te doen gaan. Nu hebben de kinderen van dat slag
van menschen werkelijk de meeste behoefte om gesteund te
worden, opdat zij, wanneer zij straks den strijd om het bestaan
zullen moeten voeren, daartoe toch niet geheel onvoorbereid zijn.
Het is op grond van deze overwegingen, dat ik zou willen
voorstellen aan het eerste gedeelte van het praeadvies van
Burg. en Weth. dit amendement vast te knoopen: en aan
de afdeeling Leiden van den Nederlandschen Protestantenbond
ten behoeve van hare teekenschool een subsidie van f 150.—
toe te kennen.
Onder deze voorwaarde zal ik voor het eerste gedeelte van
het praeadvies kunnen stemmen en dan ook voor het tweede.
De Voorzitter. U zult hetzelfde doel kunnen bereiken door
straks, bij de behandeling van punt XV van de agenda, daar
vóór te stemmen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik acht dat niet zoo goed, want
ik wensch mijn stem omtrent het praeadvies naar aanleiding
van het verzoek van den R.-K. Volksbond afhankelijk te
stellen van de eventueele gunstige beschikking op het verzoek
van den Protestantenbond. Wanneer U eerst punt XV wilt
behandelen en daarna punt XIV, dan is het mij wel.
De Voorzitter. Ik zou wenschen de orde van de agenda
te handhaven en zie daarom gaarne, dat eerst het verzoek
vervat onder n°. XIV wordt afgedaan en dat daarna pas wordt
beslist op dat onder n°. XV. Bovendien, het verzoek van den
R. K. Volksbond heeft de prioriteit, omdat dat is een bestaande
inrichting, terwijl de Protestantenbond een nieuwe inrichting
is, die subsidie vraagt.
De heer Sijtsma. De Protestantenbond is ook een bestaande
inrichting
De Voorzitter. Jawel, maar ik bedoelde, dat het verzoek van
den Protestantenbond geldt een nieuwe aanvrage om subsidie.
De heer Fockema Andreae. Mijnheer de Voorzitter, wat
de door U te berde gebrachte kwestie van de prioriteit betreft
kan met hetzelfde recht precies andersom geredeneerd worden,
nl. aldus: aangaande den Protestantenbond geldt het een
verzoek, ingediend 31 Juli 1903, terwijl het verzoek van den
Volksbond eerst dateert van September 1904, zoodat het eerste
verzoek, wanneer het wat eerder was behandeld, zeker de
prioriteit zou hebben verkregen. Maar het was niet speciaal
om dat te zeggendoch meer om U even te antwoorden, dat
Uwe opmerkingen mij volstrekt niet hebben overtuigd, dat
ik het woord heb gevraagd. U zegt, dat ik in dezen wel
moeilijk te overtuigen zal zijn. Dat kan wezen, het is inder
daad zoo moeilijk zichzelf te kennen. Maar in elk geval, Uwe
argumenten hebben mij niet overtuigd. U hebt gezegd, dat
het niet te veel is, wanneer wij een subsidie geven, dat de
rente en aflossing van het op te nemen kapitaal dekt, omdat
het hier geldt eene inrichting, die het algemeen belang beoogt.
Maar ook waar het geldt eene dergelijke inrichting, is het
toch wel wat heel sterk om voor een nieuw gebouw, waar
door dan toch zeker andere lokalen weer ter beschikking zullen
komen, een subsidie te geven, waaruit op den duur de ge-
heele bouwkosten kunnen worden bekostigd; dit vind ik een
onevenredig hoog subsidie.
Wat U, M. d. V. gezegd hebt omtrent het aantal leerlin
gen op Mathesis, staat reeds vermeld in het praeadvies van
Burg. en Weth., maar wij weten wel, wat steeds op derge
lijke becijferingen is te antwoorden. Men kan nl. nooit zeg
gen hoe iets zou zijn, wanneer iets anders niet was geweest;
met andere woorden, men weet niet of het aantal leerlingen
op Mathesis niet grooter zou zijn geweest, wanneer de tee
kenschool van den R K. Volksbond niet had bestaan. Dit is
echter zeker, dat wranneer eene goedkoopere inrichting wordt
geopend, er altijd menschen zijn die niet inzien, dat goedkoop
wel eens is duurkoop. En dat men door eene concurreerende
inrichting, tegen lageren prijs toegankelijk, altijd menschen
aftrekt van eene betere maar duurdere inrichting, is ontwijfel
baar. Wanneer men tot de menschen zegt: zoo gij aan uwe
zoons teekenonderwijs wilt doen gevendan kunnen zij het wel
met minder voorbereiding doen, dan die voor Mathesis ge-
eischt wordt, dan maakt men den menschen het daarmede
gemakkelijk om aan hunne kinderen de meerdere kennis te
onthouden. Het spreekt van zelf, dat het niet kan missen,
of daardoor geraken enkelen op een weg, dien ik althans
verkeerd vind. In zooverre vind ik het dan ook twijfelachtig
of deze teekenschool in alle opzichten is in het algemeen
belang. En stel, er moeten eenmaal zulke mindere teeken
scholen zijn; als er dan volgens mij verstrekte inlichtingen
tal van menschen zijn, die zeggen: wanneer de teekenschool
van Geloof, Hoop en Liefde meer leerlingen zou kunnen op
nemen, dan zou ik liever mijne kinderen daar heen zenden,