448 DONDERDAG 13 OCTOBER 1904. enkele andere gemeenten in ons land, die in den laatsten tijd electrische centrales hebben opgericht. Groningen heeft niet als afnemer het ziekenhuis het is reeds in de stukken uit gedrukt, dat men met het nemen van een besluit wacht op datgene, wat de Gemeente Leiden zal doen. De stad Groningen levert ook niet de verlichting van het stationsemplacementterwijl ons de toezegging is gedaan dat het station, en misschien ook heel het daarvóór liggende terrein, uit onze inrichting zal worden verlicht. Men heeft in Groningen ook niet de grootere afnemers, door ons in de stukken genoemd: de studentensociëteit en andere Universiteits- inrichtingen. Wanneer men dit alles voor oogen houdt, dan geloof ik, dat wat de toekomst van de stroomlevering voor verlichting betreft, wij in gunstiger condities verkeeren dan menige andere gemeente. In de gemeente Utrecht toch heeft men ook een uitgestrekt stationsemplacement, maar dit wordt voor eigen rekening electrisch verlicht. Daarbij de omstandigheid dat wij goedkooper kunnen bouwen dan andere gemeenten. Wat de toekomst betreft van de stroomlevering voor dr ijf kracht, ik ben in de gelegenheid geweest dezer dagen daarover een gesprek te voeren met een van de autoriteiten uit Amsterdam, en die heeft mij omtrent de kans van stroom levering voor drijfkracht zeer gunstige mededeelingen gedaan. Nu mag mij niet te gemoet gevoerd worden, dat dit weer cijfers zijn, die zoo maar in het debat worden geworpen, zonder dat men ze kan controleeren, want ik zal nu geen cijters noemen maar feiten. En feiten van dien aard, dat daardoor zelfs de bewering van de heeren Ressing, Glitters Doublet en Singels, dat, waar eenmaal gasmotoren in gebruik zijn, niet zoo licht electrische motoren worden aangeschaft, wordt weersproken. Want aan mijn zegsman uit Amsterdam waren juist feiten bekend, dat de kleinindustrie gasmotoren heeft weggedaan, en daarvoor electrische motoren in de plaats heeft gesteld, omdat zij minder gevaar opleveren voor brand, minder plaats innemen, en ook de prijs voor drijfkracht zooveel minder is. In zoover zijn ook de mededeelingen door den heer Juta gegeven nog gunstiger dan die in het rapport van de heeren Ressing e. a. worden gedaandaarin toch wordt gesproken van 50% van den verlichtingsprijs, terwijl de heer Juta heeft gesproken van 20 cents eenheidsprijs voor verlichting bij 81/a cent voor drijfkracht. Daarbij ook wordt de toestand voor het exploiteeren van de centrale veel gunstiger, omdat men de inrich ting overdag, wanneer de stroom niet voor verlichting noodig is, toch aan den gang kan houden voor levering van drijfkrach t. Juist met het oog op de kleinindustrie, die in Leiden sterker vertegenwoordigd is dan te Groningen, acht ik heteeneisch des tijds om te voldoen aan den aandrang om spoedig eene electrische centrale op te richten. Na het »wegen" komt het »wagen," maar niet zonder vertrouwen. Het is tot op zekere hoogte een durf, maar dat is het bij al dergelijke zaken. Het is als 't ware een sprong door de ton, maar ik geloof dat wanneer wij beginnen met een flinken aanloop te nemen de kans ook zooveel te grooter is, dat wij veilig aan de andere zijde van de ton zullen komen. Voor kleineren staat die kans dikwijls beter dan voor grooteren. De heer Paul. M. d. V. Wanneer ik mij niet vergis, dan heeft de heer Juta zijne ondervinding, in Groningen opgedaan, als motief voor zijne stem aangevoerd, terwijl hij in den aan vang zijner rede een reden heeft trachten te vinden waarom de electrische centrale in Haarlem in het afgeloopen jaar f 22000.verlies heeft opgeleverd. De reden daarvan zocht de heer Juta hoofdzakelijk in de te hooge tarieven, in Haarlem gevorderd. Is nu de heer Juta van meening dat de finan- cieele toestand in Haarlem beter zal worden wanneer de tarieven verlaagd worden? De heer Juta. De heer Paul vergist zich; ik heb gezegd dat het afgeloopen jaar, dat is 1903, een verlies heeft opge leverd van f 5473.— maar geen f 22000.— Hoeveel de ver liespost in 1904 zal bedragen weet men in Haarlem natuur lijk ook nog niet. Het verlies over 1903 heeft dus niet dat verschrikkelijke bedrag bereikt, dat de heer Paul opnoemt. Maar wat nu de oorzaak is van het verlies op de electrische centrale van de gemeente Haarlem, die is dit, dat de electrische centrale aldaar in hoofdzaak is opgericht als hulp voor de nieuw opgerichte gasfabriek. De electrische centrale aldaar moet in groote hoeveelheden kracht en licht verschalïen aan de gasfabriek te Haarlemen om nu een zuivere rekening te kunnen maken van de resultaten van de electrische centrale, moet men direct beginnen de groote hoeveelheden licht en kracht tegen tariefprijs voor de gemeen telijke inrichtingen beschikbaar te stellen. En doet men dat niet, dan zal dus de gasfabriek profiteeren van de electrische centrale. En als tweede reden, die is op te geven, kan worden ver meld, dat Haarlem een veel te hoog tarief heeft gesteld voor het gebruik van electriciteit door de burgerij. En dat men dat heeft ingezien, blijkt hieruit, dat men óf het reeds heeft gedaan, óf binnenkort zal doen plaats hebben, de instelling van een veel lager tarief. De Voorzitter. Verlangt nu nog iemand het woord dan zal ik de beide punten van de conclusie van de voordracht van Burg. en Weth. in stemming brengen. De heer van IIoeken. Mag ik nog even een vraag doen. Is onder die som van 480000.begrepen de grond, die noodig is. De heer Juta. Neen. De heer van Hoeken. Die som komt er dus nog bij De heer Juta. De grond is niet begrepen in het bedrag der oprichtingskostenmaar dit bedrag is een maximum en het is vrij zeker, dat het werkelijk benoodigde bedrag daar be duidend beneden zal blijven. Nadat zonder hoofdelijke stemming besloten is de Commissie ad hoe dank te betuigen voor den gewichtigen arbeid, door haar in het belang der gemeente verricht, wordt sub 1° van het voorstel van Burg. en Weth. thans in stemming gebracht en aangenomen met 18 tegen 10 stemmen. Voor stemmen de heerenBots, Eerstens, Driessen, Aalberse, Vergouwen, Meuleman, Pera, van Hamel, Fockema Andreae, Sijtsma, Timp, van Lidth de Joude, van der Eist, Witmans, de Vries, Juta, van der Lip en van Tol. Tegen stemmen de heeren: van Hoeken, Le Poole, Paul, Verhey van Wijk, Korevaar, A. Mulder, Bosch, Hasselbach, van Gruting en P. J. Mulder. De heer van der Vlugt heeft inmiddels de vergadering verlaten. Sub 2" van het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Ik kan den heeren mededeelen, dat de Com missie voor de Gasfabriek zich, als steeds, bereid heeft verklaard te zullen handelen in overleg met Burg. en Weth. Onze agenda voor heden is thans afgewerkt. Nu heb ik van den heer Pera bericht ontvangen, dat hij enkele vragen tot mij zou wenschen te richten naar aanleiding van het dezer dagen gebeurde aan het Openbaar Slachthuis, waar vleesch moet zijn verkocht, waarvan door de dagbladen is beweerd, dat het bedorven was. De heer Pera. M. d. V. Eenige dagen geleden bracht het Leidsch Dagblad ons een bericht dat eenerzijds groote ver bazing, anderzijds een zekere onrust heeft gewekt. Wij kwamen toch niets minder te weten, dan dat aan het slachthuis gesteriliseerd vleesch was verkocht, dat in bedorven toestand verkeerde. De Raad mag dat feit niet onopgemerkt laten voorbijgaan. Waar ik deze zaak ter sprake breng, wensch ik echter aller eerst te verklaren dat Dr. den Houter ook naar mijn hart bij de opening van het slachthuis heeft gesproken, toen hij zeideIk heb de oprichting van het slachthuis met alle kracht tegengestaan, maar nu het er eenmaal is, moeten voor- en tegenstanders samenspannen om het zoo goed mogelijk te exploiteeren. De oprichting van het slachthuis is altijd verdedigd met het betoog, dat men alleen door het bezit van zulk een in richting voldoende zekerheid zou kunnen bekomen voor het ontvangen van gezond, zuiver vleesch. En nu klinkt het toch als eene bespotting, dat aan die hooggeroemde inrichting vleesch verkocht is geworden in een toestand, zooals wij daarvan melding hebben zien maken. Tweeerlei vraag doet zich naar mij voorkomt hierbij voor. Vooreerst de vraag: Ligt de oorzaak, dat zulk een feit mogelijk is, aan het gebrekkige toezicht of wel, en dit zou nog erger zijn ligt de oorzaak aan de gebrekkige inrichting? Het is van het grootste belang, dat hieromtrent ophelde ring wordt verkregen. Was dit vleesch aan huis verkocht geworden, zoodat men zou kunnen zeggen: wij weten niet wat er mee gebeurd is, dan stond het geval anders. Maar het is aan het slacht huis verkocht en ik meen dat wat daar ter plaatse is, geacht moet worden in veilige haven te zijn Te noodzakelijker is het ontvangen van opheldering nog geworden door de gevolgen van het beruchte geval. Na dien tijd toch wordt bij den verkoop van gesteriliseerd vleesch in de kennisgeving vermeld aan wien dat vleesch toebehoort. Waarom die mededeeling? Verder moet er aan het loket, waar het vleesch verkocht wordt, de volgende kennisgeving te vinden zijn: »Het te verkoopen vleesch is na het steriliseeren onschadelijk voor de gezondheid en deugdelijk bevonden.'' »De directie laat zich met klachten omtrent de aflevering van het vleesch en omtrent andere dan de bovengenoemde eigenschappen niet in en betaalt geen geld terug en verwijst voor deze gevallen de koopers naar de verkoopers van het vleesch."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 14