DONDERDAG 13
OCTOBER 1904.
145
hoogd. Onzo stem kan dit laatste inhoudendit moeten wij
wel inzien, al geef ik toe, dat het niet direct noodzakelijk is.
Het behoeft niet direct. Men kan bijv. door geschikte leenings-
voorwaarden, die de aflossing niet op de eerste jaren doen
drukken maar eenige jaren verschuift, of ook door een ander
financieel beheer wat betreft de overschotten van de gasfa
briek, die nu vaak gebruikt worden om minder te leenen, in
plaats dat, zij in de kas van de Gemeente gestort worden,
aan het financieel bezwaar voor de eerste jaren heel wat te
gemoet komen. Men moet echter op eenig verlies rekenen.
In de eerste jaren zal de exploitatie op de gemeentefinanciën
zeker drukken. Wij willen hopen, dat die verliezen niet groot
zullen zijn en dat bij de oprichting der centrale in Leiden
algemeene medewerking zal worden gevonden. Ik juich dan
ook zeer toe het idéé, door den heer Juta in deze Vergadering
geopperd, om zoo spoedig mogelijk eene tentoonstelling te
houden, teneinde het publiek vertrouwd te maken met ver
schillende gevallen, waarin de electriciteit zoo uitnemend
kan worden gebezigd. Op het gebied van de gasfabricage
heb ik daarvan in andere plaatsen zeer gunstige resultaten
gezien.
Onze stem houdt voorzeker eene groote verantwoordelijk
heid in; stemt men tegen, dan laadt men eene niet minder
groote verantwoordelijkheid op zich, dan wanneer men vóór
stemt, ja zelfs meen ik, dat wanneer het voorstel niet wordt
aangenomende tegenstemmers een zwaardere verantwoor-
delijkheid zullen hebben te dragen, dan de voorstemmers,
wanneer het voorstel wordt aangenomen. In het eerste geval
toch komt er geen Electrische Centrale en zal men later eene
beslissing daaromtrent moeten nemen, die dan nog heel wat
moeilijker zal zijn. Toch heb ik eerbied voor hetgeen de min
derheid der Commissie ad hoe en de minderheid in het Dag.
Bestuur te berde heeft gebracht, al meen ik ook met hen,
dat wij ons over het dreigende spook van concessionarissen
niet behoeven te verontrusten. Ik geloof dat wanneer een
concessionaris zich aanmeldt, de Gemeente gerust zulke voor
waarden kan stellen, dat hij de concessie niet kan aannemen.
Ik geloof zelfs, dat de Gemeente dit zou moeten doen, om
concurrentie te weren voor haar eigen lichtfabricage.
De hoofdvraag is voor mij echter: heeft Leiden eene elec
trische centrale noodigEn dan zeg ik ja, en wel met het
oog op de industrie en ook op de sociale toestanden. Voor de
klein-industrie en voor den middenstand is eene Electrische
Centrale beslist noodzakelijk; wil die middenstand opkomen
en bloeien, dan moet hij gemakkelijke en goedkoope drijfkracht
hebben. Vooral met het oog hierop, durf ik niet neen zeggen.
Ik geef daarbij in overweging, dat wij hier niet moeten volgen
het stelsel, dat volgens den heer Juta in sommige plaatsen
wordt aangenomen, om n.l. door de Electrische Centrale voor
den kostenden prijs stroom te doen leveren aan de Gemeente.
Dat is ik ben het met den heer Juta eens een zeer
verkeerd beginsel. En daarom zou ik in overweging willen
geven om van den beginne af aan voor deze inrichting eene
commercieele boekhouding in te voeren.
De heer van der Vlugt. M. d. V. In aansluiting aan hetgeen
hier door den heer Korevaar in het midden is gebracht, zou
ik wel de vrijheid willen nemen om een voorstel van orde
te doen. Mij dunkt, dat ik toch niet de eenige zal zijn onder
de leden van den Raad, hier tegenwoordig, die, na het hooren
van de belangwekkende mededeelingen, waarmede de heer
Juta de gedachtenwisseling over dit voorstel heeft geopend,
zijn indruk van die mededeelingen voor zichzelf heeft geresu-
sumeerd in deze woorden: dankbaar, maar hoogst verrast.
Immers, die mondelinge inlichtingen van den heer Juta hebben
aan de kwestie, zooals die was op het oogenblik, dat de ver
gadering begon, een totaal ander aanzien gegeven Ik geloof
dan ook uit naam van zeer vele leden te spreken, wanneer
ik zeg, dat toen ik hier bij het begin van de vergadering
de zaal binnenkwamik ter zake van de electrische centrale
niettegenstaande de schriftelijke voorbereiding, volkomen in
het duister tastte. Ik breng gaarne alle hulde aan de zorg,
die de Commissie aan haar rapport heeft besteed, en ook alle
hulde aan het praeadvies van Burg. en Weth., maar wanneer
men het praeadvies van Burg. en Weth. aandachtig leest,
dan kan men toch ook al weder niet tot een andere conclusie
komen dan waartoe ik zooeven kwam: met die twee stukken
hadden wij geen grond onder de voeten. Hoe toch laten Burg.
en Weth. zelf zich over het rapport van de Commissie uit?
Ongeveer in dezer, voege. Zij betreuren het, dat de Commissie
zoo weinig aan het doel heeft beantwoord, zij bejammeren
het, dat de Commissie niet in staat is geweest ons meer positieve
gegevens omtrent de door ons te nemen beslissing te ver
schaffen. Alleen wat Burg. en Weth. in het rapport van de
Commissie ten hoogste waardeeren, dat is het optimisme,
de moed, het heerlijk vertrouwen, waarvan dat rapport
spreektMij dunkt, mijnheer de Voorzitter, dat zegt met andere
woorden: wij zijn door de gedane onderzoekingen niet genoeg
zaam tot een decisie in deze hoogst belangrijke zaak voor
bereid, tenzij wij ons willen wagen aan een sprong in het
duister.
Mijnheer de Voorzitter, rekening houdende met de data,
welke mij door de stukken waren verschaft, was ik dan ook
vrij stellig voornemens het voorstel tot oprichting van een
electrische centrale af te stemmen. Maar nu, wat gebeurt?
Daar komt de wethouder Juta de debatten openen, en opeens
stroomt het licht, dat ons tot dusverre helaas onthouden was,
in golven op ons neder; de gegevens, die wij noch in het
rapport van de Commissie, noch in het praeadvies van Burg.
en Weth. hadden kunnen vinden wij worden er nu opeens
mede overstelpt
En al de gegevens, die de geachte spreker ons verstrekt,
zij dienen tot aanmoediging van dat optimisme, tot verster
king van dien moed en van dat vertrouwen in de toekomst,
waarmede Burg. en Weth. in hun rapport gezegd hebben
zooveel op te hebben. Ik geloof niet te veel te zeggen, wan
neer ik den aanvankelijken indruk van de door den heer
Juta verstrekte cijfers voor wat mij betreft, aldus resumeer:
laat ons, wanneer dit alles waar is, liever vandaag dan mor
gen met de oprichting van eene electrische centrale beginnen
niet alleen zullen wij dan binnen enkele jaren zwemmen in
overschotten, maar bovendien raken wij een aardig eindje op
weg om hier in Leiden de sociale quaestie, voor een gedeelte
althans, tot oplossing te brengen.
Nu hoorde ik den heer Korevaar zeggen: de gegevens van
den heer Juta zijn wel wat laat verstrekt, maar, in vredes
naam, wij hebben ze en wij dienen ze te aanvaarden. Neen
M. d. V.daartegen zou ik willen opkomen. Met alle respect
voor den heer Juta en voor Burg. en Weth., in de gegeven om
standigheden kunnen wij die te elfder ure mondeling ver
strekte inlichtingen niet aanvaarden als een evangelie. Niet
ten onrechte heeft men gewild dat in den regel de beslissing
over belangrijke vragen door deze Vergadering te nemen,
eerst schriftelijk zou worden voorbereid. Maar wanneer nu
die schriftelijke voorbereiding geschiedt zooals in casu is ge
schied, zoo, dat men uit de schrifturen niet het minste licht
ontvangt, en dan op eenmaal allerlei inlichtingen ons toe
vloeien op het oogenblik dat de discusie begint, dan zeg ik
op die wijze wordt de eiscli van eene schriftelijke voorberei
ding een wassen neus.
Wij moeten al die mededeelingen, die wij zooeven van den
heer Juta mondeling hebben ontvangen, nog eens zwart op
wit voor ons hebbenom ze a tête reposée te kunnen over
denken en overwegen en vooral te controleeren, want er is
onder die mededeelingen, hoe schoon zij aanvankelijk klinken,
wellicht het een of ander dat nog controle hehoeft.
Ik wijs bijv. op de cijfers, uit Duitschland verstrekt. De
heer Korevaar heeft reeds de opmerking gemaakt dat die
vergelijking met Duitschland ons hier wellicht zou kunnen
helpen van den wal in de sloot, omdat, wanneer hij goed is
ingelicht, de gasprijzen in Duitschland veel hooger waren
dan bij ons. Ik wil aan den twijfel van den heer Korevaar
mijnerzijds nog een twijfel toevoegen. Wanneer wij de cijfers
van de exploitatie van de gemeentelijke electrische centrales
in de verschillende Duitsche steden zoo hooren, dan klinkt
het heel mooi, maar hoe staat het, van de aflossing hebben
wij gehoord, met de cijfers van afschrijving; dat is altijd,
dunkt mij, hij eene gezonde administratie, een zeer gewichtig
punt. En daarvan weten wij niets.
Derhalve, M. d. V., ik zou willen concludeeren met een voor
stel te doen in dezen geest: laten wij, hetgeen de heer Juta
ons heeft medegedeeld, nog eens in druk voor ons mogen zien
en laten wij thans de te nemen beslissing in deze hoogst
gewichtige aangelegenheid aanhouden, tot de zaak, ook met
gebruikmaking van de thans door den heer Juta ver
strekte inlichtingen, genoegzaam schriftelijk is voorbereid
geworden.
De Voorzitter. Ik zou den heer van der Vlugt willen
vragen welk voorstel hij eigenlijk wil doen. Wenscht hij een
voorstel te doen tot verdaging van het debat alleen, of wenscht
hij verdaging van de geheele zaak totdat eene nieuwe schrif
telijke gedachtenwisseling zal hebben plaats gehad. Het komt
mij voor, dat een voorstel in den laatsten zin niet tot het doel
zal leiden. Wanneer er enkele leden zijn, die de cijfers, heden
medegedeeld, nog eens eerst gedrukt onder de oogen willen
hebben, dan kan dit doel worden bereikt door thans het ver
dere debat tot over 14 dagen te verdagen. De heer Juta zal
straks zeker nog wel antwoorden op de gemaakte bezwaren.
De heer van der Vlugt is een tegenstander van de electrische
centrale; nu hoort de heer van der Vlugt enkele cijfers noemen en
wil die onder de oogen hebben. Maar het gaat met deze cijfers,
zooals met alle andere, die van de Commissie ad hoe zijn uit
gegaan; wanneer omtrent die cijfers een onderzoek wordt in
gesteld, komt misschien een ander die zegt: ik kan andere
gevallen noemen, waar men niet zoozeer over de verkregen
resultaten voldaan is; men kan allicht tegenover de indu-
strieelen, die de heer Juta heeft genoemd, industrieelen uit