130
DONDERDAG 22 SEPTEMBER 1904.
ontslaan en dan kunnen wij weer zien wat de Raad denkt,
dat moet worden gedaan, ik meen, dat bij de voorgestelde
regeling de Raad er buiten blijft en geen verantwoordelijk
heid op zich neemt. Wij hebben met niets anders te maken
dan met een persoon, wien zal worden toegestaan, dat hij
iederen avond op den toren zal zijn en daar datgene zal
laten hooren wat door Burg. en Weth. zal worden aangewezen.
De Voorzitter. Het spijt mij, dat de heer Fockema Andreae
de indiening van zijn voorstel heeft doorgezet, maar nu dat
het geval is moet ik toch vragen wat ik misschien beter
reeds dadelijk had moeten doen of het wel houding geeft,
waar de Raad kort geleden met verpletterende meerderheid
heeft uitgemaakt, dat de torenwachter niet meer noodig was,
om nu van particulieren te gaan aannemen de bezoldiging
van een ambtenaar, 'dien wij niet geneigd zijn te betalen.
Dat is inderdaad voor een gemeente, dunkt mij, geen houding.
Wij moeten of een torenwachter willen, öf niet; en wil de
Raad geen torenwachter, dan moet hij dien ook niet van
particulieren aannemen, die dan voor ons zouden hebben te
betalen de diensten van een ambtenaar, dien wij onnoodig
en overbodig vinden. Ik geloof, dat dit het standpunt is,
waarop men zich in dezen moet plaatsen. Met overgroote
meerderheid heeft de Raad nog kort geleden uitgemaakt, dat
de torenwachter niet langer noodig is, en nu, alleen omdat
sommige ingezetenen het aangenaam vinden de klanken van
den torenwachter des nachts te hooren, zouden wij den
toegang tot den toren permitteeren aan een persoon, die
geen kwaliteit heeft, om daar werkzaamheden te verrichten,
die tot nog toe alleen door een ambtenaar van de gemeente
werden vervuld. Dat zou ik een besluit vinden niet geboden
door het belang van de gemeente en niet strookende met
de waardigheid van den Raad. Daarom kan ik den Raad niet
aanbevelen het voorstel van den heer Fockema Andreae aan
te nemen.
De heer van Hoeken. M. d. V. De weg, door U aan den
heer Heijligers c.s. aangewezen, nl. het doen bijeenbrengen
van een kapitaal, te storten op het Grootboek, waarin dan
voor de toekomst de jaarwedde voor den torenwachter zou
zijn vastgelegd, zal m. i. in deze alleen de aangewezen
weg kunnen zijn. Ik vrees er echter voor, dat wanneer hier
wederom een torenwachter komt op de manier als de heer
Fockema wenscht, die ambtenaar door een achterdeur weder
bij de Gemeente zal worden binnengevoerd. Krijgt men iemand,
die reeds op jaren is gekomen, dan zal de Raad, wanneer die
man eenigen tijd in functie is geweest en de vrienden van
de oudheid niet meer daar zijn en de jongere vrienden niet
meer willen betalen, wellicht door medelijden genoopt worden,
dien man als gemeenteambtenaar over te nemen en dus de
functie, die de Raad kort geleden met bijna algemeene stemmen
heeft afgeschaft, weder in het leven te roepen. Ik wensch
er bovendien aan te herinneren, dat toen twee jaren geleden
de functie van torenwachter is afgeschaft, men toen ook genoopt
is geworden om dien man, die er van zijn pensioentje niet
kon komen, een tegemoetkoming uit te keeren. Dat nu zullen
waarschijnlijk de gevolgen zijn, wanneer wij er toe overgaan
weder een dergelijke functie in het leven te roepen, waarvan
de finantiëele regeling niet behoorlijk is gewaarborgd.
De heer Juta. Ook ik geloof, mijnheer de Voorzitter, dat
het niet met de waardigheid van den Gemeenteraad strookt
om nu van particulieren een gift aan te nemen door opnieuw
de aanstelling van een torenwachter toe te laten. Maar er is
bij mij nog een ander bezwaar. Die torenwachter zal eiken
avond dien toren beklimmen en zal daar verblijf houden tot
een uur of twee, drie; dan weten wij heel best hoe dat gaat.
In den beginne gaat het goed, maar langzamerhand zooals
ook gebruikelijk was bij den vroegeren torenwachter, krijgt
de man een paar verdiepingen lager een bed ot althans een
kamertje waar hij kan slapen, aangezien hij met den kouden
winternacht niet op de torentrans kan blijven staan; dan
moet hij vanwege de politie per telefoon worden opgescheld,
of hij neemt een wekkertje bij zich om te worden gewaarschuwd,
telkens wanneer hij even moet gaan blazen; en als hij dan
geblazen heeft, dan gaat hij weder naar kooi. Dan zal dus in
een gemeentegebouw een gelegenheid worden gemaakt voor
een torenblazer in dienst van particulieren, om een gedeelte
van zijn nachtrust, wanneer hij niet behoeft te blazen, daar
door te brengen, en dat vind ik niet verantwoord. Wij zijn
niet verantwoord, als er naderhand door toedoen van zoon'n
man een ongeluk mocht komen, bv. een begin van brand in
het kamertje of op den toren, waar hij den nacht doorbrengt;
waar dus licht zal moeten zijn, en de man wellicht zal rooken,
of verwarming zal aanbrengen. Als het een gemeenteambtenaar
is, die daar moet zijn, dan is dat verantwoord, maar om daar
een particulier boven op den toren toe te laten, die geen
gemeenteambtenaar is, dat kunnen wij niet goed doen.
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Wat U hebt gezegd
omtrent de waardigheid van den Raad, kan ik absoluut niet
onderschrijven. Wat is uitgemaakt, toen de torenwachter door
den Raad is afgeschaft? Dat geen publiek belang dien
torenwachter nog noodig maakte, zoodat het dus niet verant
woord was om uit de gemeentekas geld te geven voor zijne
bezoldiging. Maar dat wil niet zeggen, dat wanneer anderen
er prijs op stellen, de oude tonen van den hoorn te doen
hooren, de Raad zich zou compromitteeren met te zeggen:
wanneer er een particulier belang mede gediend is en er wor
den geen publieke belangen mede geschaad, dan laten wij het
toe, wanneer wij den man maar niet uit de gemeentekas be
hoeven te bezoldigen en te pensionneeren. Dus naar mijn in
zien is de eenige vraag, of een publiek belang ermede gelae-
deerd wordt, en hiermede kom ik op hetgeen de heer Juta
heeft gezegd.
Wanneer de schildering van den heer Juta opging, dan zou
dat het eenige afdoende argument zijn, dat ik heb gehoord;
maar ik vind die schildering niet afdoende, want alle ge
noemde bezwaren zijn te voorkomen door de voorwaarden,
die Burg. en Weth. zullen stellen. Vroeger moest die man
altijd heel lang op den toren blijven, maar naar wat ik van
belanghebbenden heb gehoord, was de wensch, dat hij slechts
de eerste uren van den nacht zijn tonen zou doen hooren,
omdat men dat aardig vindt. Nu kunnen Burg. en Weth. in
dit geval allerhande voorwaarden stellen, b.v. dat hij op den
toren niet mag rooken; ook hebben zij hem volstrekt niet een
bed te geventerwijl voorts de bepaling gemaakt kan worden,
dat hij zelf moet zorgen, dat hij gewaarschuwd wordt, wan
neer hij moet blazen, b.v. door middel van een wekkerklok,
die hij bij zich neemt of hoe ook, voor de tijden, dat hij niet
wakker is. Wanneer Burg. en Weth. al deze voorwaarden
kunnen stellen, en wanneer bovendien nog wordt bepaald,
dat de vergunning wordt verleend tot wederopzeggens toe,
dan zie ik niet in, dat daardoor eenig publiek belang zou
worden geschaad.
Ik meen, dat wanneer aan particulieren een genoegen kan
worden gedaan met het toelaten van dien man op den toren,
er inderdaad geen reden zou zijn om dat te weigeren.
De Voorzitter. Ik wilde nog even opmerken, dat de motie,
geredigeerd gelijk die hier voor ons ligt, niet leidt tot het
doel, dat de heer Fockema Andreae zich voorstelt. Hij stelt
voor, dat wij aan een vertrouwd persoon toegang tot den
Stadhuistoren zullen verleenen. Nu, dat kunnen wij toch doen.
Wanneer er een vertrouwd persoon komt, die toegang tot
den Stadhuistoren wenscht, dan geloof ik wel, dat onze macht
wel zoover strekt, dat die toegang door ons kan worden
verleend. Maar de bedoeling van den heer Fockema Andreae
is, dat wij een vertrouwd persoon avond aan avond en nacht
bij nacht, telkens toegang geven tot den Stadhuistoren en
hem te doen beschikken over een vertrek, ten einde daar
op den hoorn te kunnen blazen. Dat spreekt uit de motie
met, maar die kwestie daargelaten. De positie, door den
heer Juta evenals door mij op den voorgrond gesteld, is
deze, dat wij, dus de Raad, het Gemeentebestnur, hebben te
beoordeelen, of een ambtenaarsfunctie al dan niet noodig is
En wanneer de Raad nu oordeelt, dat die niet noodig is, en
daarvoor dus geen geld beschikbaar stelt, dan wil het er bij
mij niet in, dat wij zouden mogen zeggen: omdat sommige
particulieren goedvinden dat te doen geschieden op hunne
kosten, zullen wij van ons standpunt van bestuurder afstappen
en kan die man naar den toren gaan en de functie van
torenwachter vervullen, die wij onnoodig vinden. Dat komt
mij voor te zijn een standpunt, dat de Gemeenteraad niet
behoort in te nemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Fockema Andreae, hierop in stemming
gebracht, wordt verworpen met 19 tegen G stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Hasselbach, Witmans, le Poole,
Driessen, Bosch, Juta, P. J. Mulder, van Dissel, van Tol,
de Vries, van Hoeken, Meuleman, Vergouwen, van der Eist,
Timp, de Goeje, Sijtsma, Korevaar en van Hamel.
Voor stemmen de heeren: van Gruting, Fockema Andreae,
Paul, Verhey van Wijk, Pera en van der Lip.
Overeenkomstig het prae-advies van Burg. en Weth. wordt
thans zonder hoofdelijke stemming op het verzoek afwijzend
beschikt.
IX. Verzoek van J. Arnoldy e. a. om verbreeding van den
toegang tot de Rijn en Schiekade.
(Zie Ing. St. n°. 182 en 203).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming gunstig op beschikt.
X. Inlichtingen van Burgemeester en Wethouders, naar
aanleiding van het schrijven van het College van Opper-
brandmeesters dd. 22 September 1904.
(Zie Ing. St. n°. 207).