DONDERDAG
28 JULI 1904.
ill
Aan de orde is:
II. Benoeming van eene onderwijzeres aan de school der 3e
klasse n°. 1.
(Zie lng. St. n°. 157).
Wordt met 19 stemmen benoemd Mej. W. J. Eyndhoven;
Mej. G. Trap verkreeg 3 stemmen.
III. Benoeming van twee leden van het Bestuur der Stede
lijke Werkinrichting.
(Zie lng. St. 156).
Worden achtereenvolgens benoemd de heeren: Dr. J. G. van
der Sluys en F. de Stoppelaar met algemeene (22) stemmen.
V. Benoeming van negen ambtenaren van den Burgerlijken
Stand.
(Zie lng. St. n°. 160).
Achtereenvolgens worden benoemd
A. tot onbezoldigde ambtenaren, belast met het sluiten der
huwelijken, de heeren:
1°. Mr. L. M. J. H. Eerstens met 19 stemmen; de heer
H. C. Juta verkreeg 3 stemmen.
2°. W. Pera met 19 stemmen; de heer J. A. van Hamel
verkreeg 3 stemmen.
3°. Mr. P. J. M. Aalberse met 21 stemmende heer H. Paul
verkreeg 1 stem.
4°. P. J. Mulder met 21 stemmen; de heer J. A. Bots ver
kreeg 1 stem.
5°. K. Sijtsma met 21 stemmen; de heer S. J. Le Poole ver
kreeg 1 stem.
6°. J. P. Vergouwen met 19 stemmen; de heer Mr. J. C.
van der Lip verkreeg 3 stemmen.
B. tot bezoldigd ambtenaar, belast met alle andere aan den
ambtenaar van den B. S. opgedragen werkzaamheden, de heer
A. W. J. van Driesten met algemeene stemmen.
C. tot ambtenaren, bestemd om dien sub B. te vervangen,
de heeren:
1°. W. F. Hofkes met 21 stemmen; de heer A. L A. van
Unen verkreeg 1 stem.
2°. W. de Rooy met algemeene stemmen.
Alsnog komen aan de orde:
Voordracht ter continuatie van Mej. J Oort als tijdelijk leerares
in het Hoogduitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie lng. St. n°. 170).
Wordt met 21 stemmen als zoodanig herbenoemd; 1 stem
was van onwaarde.
Voordracht tot continuatie van den heer H. H. Breuning
als tijdelijk leeraar in het Hoogduitsch aan de Hoogere Burger
school vóór jongens.
(Zie lng. St. n°. 170).
Wordt als zoodanig met algemeene stemmen herbenoemd.
De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor de
genomen moeite.
VI. Verzoek van R. Jesse Rz om eervol ontslag als gemeente-
apotheker.
(Zie lng. St. n#. 168).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming een
eervol ontslag verleend.
VII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
betalen der kosten, gevallen op den aankoop van de bouw
manswoning »Endegeest" c. a. onder de gemeente Oegstgeest.
(Zie lng. St. n°. 161).
De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft gunstig
geadviseerd.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange
nomen.
VIII. Voorstel tot wijziging van de begrooting, dienst 1904,
voor de uitbetaling van de jaarwedde van den Conservator
van het Stedelijk Museum »de Lakenhal".
(Zie lng. St. n*. 162).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
IX. Verzoek van D. van Lith om vergunning tot het maken
en hebben van twee houten gebouwen op het terrein aan den
Morschweg, kadastraal bekend onder Sectie L nis. 771 en 773,
gemeente Leiden.
(Zie lng. St. n°. 163).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig
op beschikt.
X. Voorstel tot:
a. verhooging van den post voor Onvoorziene Uitgaven op
de begrooting, dienst 1904;
b. beschikbaarstelling van gelden voor de inrichting en
meubileering der nieuwe teekenlokalen van het Genootschap
Mathesis Scientiarum Genitrix.
(Zie lng. St. n#. 158).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de
inrichting en meubileering van de bijgebouwde lokalen aan
de school der 3e klasse n°. 1.
(Zie lng. St. n°. 159).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XII. Voorstel tot terugbetaling aan Gebr. van Ulden, van
de door hen gemaakte kosten voor het verbeteren van de beide
toegangen tot den overweg over Rijnstroom, aan den Hoogen
Rijndijk en het Utrechtsche Jaagpad.
(Zie lng. St. n°. 166).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XIII. Verzoek van den Concierge der Hoogere Burgerschool
voor jongens om tegemoetkoming in de kosten zijner verhuizing.
(Zie lng. St. n°. 164).
W7ordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform
het voorstel van Burg. en Weth. besloten.
XIV. Verzoek van de aannemers van de verbouwing van
de Kweekschool voor Onderwijzers om kwijtschelding van de
hun opgelegde boete.
(Zie lng. St. n#. 167).
De Voorzitter. Hierbij komt aan de orde het straks voor
gelezen adres van Marks.
De heer Sijtsma. M. d. V. Al ben ik over het algemeen
het gevoelen toegedaan van den Directeur van Gemeentewerken
en van Burg. en Weth., dat men niet altijd de opgelegde
boeten moet kwijtschelden, omdat anders het boetenstelsel
een wassen neus wordt, zoo meen ik toch dat er in dit geval
wel eenige aanleiding bestaat om het boetestelsel niet toe te
passen. Ik heb gisteren deri man bij mij gehad en den indruk
gekregen, dat hij heel moeilijk het geld kan missen. En wanneer
het waar is, wat hij mij mededeelde omtrent de reden, dat hij
het werk niet op tijd heeft kunnen opleveren, dan is er nog
meer aanleiding om hem de boete kwijt te schelden. Hij deelde
mij n.l. mede dat hij door zekere omstandigheden niet op
goeden voet stond met den Metselaarsbond, waarom deze hem
niet wilde helpen en hij niemand kon vinden, die het metselwerk
wilde aannemen, wat anders de gewoonte is. En wijl hij zelf
geen metselaarsbaas is, moest hij wel de hulp van den Gemeente
opzichter inroepen. Het was echter niet zijne bedoeling om
het werk geheel over te laten aan dien opzichter, al meende
hij, dat juist zijn toegeven meerderen waarborg voor de gemeente
opleverde dat het werk goed gingen overigens is het werk
ook goed opgeleverd, zoodat de Gemeente in dit geval wel
genade voor recht mag doen gelden, en hem de geheele boete
kwijtschelden of althans tot nog een lager bedrag reduceeren.
Uit dat oogpunt steun ik het adres van Marks.
De Voorzitter. Ik zou meenen, dat in dit geval de boete,
die in de voorwaarden van het bestek is opgenomen, werkelijk
moet gehandhaafd blijven. De Directeur van Gemeentewerken
heeft er zeer terecht den nadruk op gelegd, dat iedere leiding
bij dit werk ontbrak, zoodat ten slotte de Directie van Ge
meentewerken die leiding op zich heeft moeten nemen. De
aannemer was niet berekend voor zijn taak, in geen enkel
opzicht heeft hij met voortvarendheid gewerkt. Wanneer men
altijd de boete kwijtscheldt, dan wordt die boetebepaling op
het laatst een wassen neus. Ik geloof dus, dat er alle reden
is om in dezen mede te gaan met het voorstel van Burg. en
Weth overeenkomstig het advies van de Commissie van
Fabricage.
De heer Korevaar. Ja, M. d. V., de heer Sijtsma heeft als
verzachtende omstandigheid aangevoerd, dat het werk toch
goed was opgeleverd, terwijl hij weet dat de leiding berustte
bij den Gemeenteopzichter. Ik zou dit eer een verzwarende
omstandigheid noemen. Waar moet het heen, wanneer het
personeel, dat met het toezicht is belast, zich met de uitvoering
van werken moet belasten. Dat kost der gemeente natuurlijk
geld, want de opzichter, die op dat eene werk moet blijven,
kan natuurlijk op andere werken geen toezicht uitoefenen.
De Gemeente lijdt daardoor natuurlijk schade, en dat kan
men toch zeker niet als verzachtende omstandigheid aanvoeren.