VRIJDAG 8 JULI 1904.
97
En wat de vergelijking met andere Gemeenten, zooals
Warmond, Oegstgeest betrelt niet één Gemeente in ons
land heelt op het oogenblik een verordening op een behoor
lijke bewoning, dus zoolang de gemeente Leiden die niet had
en andere gemeenten die niet hebben, zal men zich ook
moeten behelpen met het bepalen van een minimum-opper
vlakte van de woningen. Nu is het absoluut overbodig. Maar
waarom het wenschelijk is hetgeen Burg en Weth aanbevelen,
hebben dezen uiteengezet. Dat is om zooveel mogelijk tegen
te gaan het kostgangersstelsel.
De heer Sijtsma vreest, dat er te veel kleine woningen
zullen komen. Ik deel die vrees niet met hem, want als men
meer kleine woningen bouwt, als deze verordening in werking
is, moeten die ook door kleine gezinnen worden bewoond.
Men zal dus niet meer van die kleine woningen bouwen,
dan er beboette voor is. Maar wij moeten toch zooveel
mogelijk er naar streven om den wensch, die de minder ge
goeden koesteren, nl. het afzonderlijk bewonen van een woning,
bereikbaar te maken. Wanneer de heer Sijtsma met mij heelt
kunnen nagaan welke de invloed is van het commensalen-
stelsel, waarbij de eene mensch bij den anderen moet inwonen
in huisgezinnen, waar dikwijls veel kinderen zijn, en wanneer
mijnheer Sijtsma daarbij heeft kunnen constateeren welke
onregelmatige toestanden in dergelijke huisgezinnen heerschen,
omdat die menschen geen eigen woning, waarin zij afzonder
lijk wonen, kunnen betalen, dan zal hij het wel met mij eens
zijn, dat men de beperking van het kostgangersstelsel zooveel
mogelijk in de hand moet werken door zoodanige minimum-
eischen voor de oppervlakte van de woningen te stellen, dat
de minder gegoeden in de gelegenheid worden gesteld een
woning afzonderlijk, zonder commensalen, te bewonen. Nu
heeft de heer Sijtsma aangevoerd dat wij hier in vergelijking
met andere gemeenten te veel kleine woningen hebben. Ik
geloof, dat het bewijs daarvan uiteengezet is in de nieuws
bladen. Ik ben echter door die uiteenzetting daar ter plaatse
niet overtuigd geworden. Want wat beteekent het, of wij in
vergelijking met andere gemeenten percentsgewijze meer
kleine woningen hebben dan andere. Daarnevens toch moet
staan hoe de verhouding van de bevolking is van die ge
meenten tot de onze. Stond dat naast die bewering, dan zou
zij eenige waarde hebben, wat nu evenwel absoluut niet het
geval is. Als men wil nagaan of men hier te veel kleine
woningen heeft, dan geloof ik dat de volgende cijfers meer
waarde hebben Uit het jongste woningonderzoek in deze
gemeente is geblekendat er waren 464 woningenwaarvan
de woningruimte berekend volgens de verordening op een be
hoorlijke bewoning bedroeg minstens 25 M.3 In die woningen,
door twee personen bewoond, was dus voor eiken persoon
12| M.3 lucht. Maar voorts waren er 1774 gezinnen van 1
l-| en 2 volwassenen, dus waren er ongeveer 1300 kleine ge
zinnen, die zich moeten behelpen met een woning, grooter
dan de verordening eischt. Te veel ruimte schaadt niet voor
de gezondheid van de bewoners, maar is wel nadeelig voor
de porte-monnaie; de menschen kunnen zulke groote huizen
niet betalen en ik weet bij ondervinding, dat bij Burg en Weth.
meer dan eens aanvragen zijn ingekomen om ontheffing van
de bepaling van 30 M.2 minimum oppervlakte, omdat die
lieden zoo graag een huis alleen hadden, maar ongelukkig
misten Burg. en Weth. die bevoegdheid. Waar nu voor de
woningen door een minimum oppervlakte van 14 M.2 gewaakt
wordt voor een behoorlijke verdeeling en de verplichting van
het hebben van portalen misbruik beperkt, zou ik er zeer voor
zijn hen in de gelegenheid te stellen aan hun wensch te kun
nen voldoen en alzoo door dit artikel aan hunne bezwaren
tegemoet te komenomdat men toch een absoluten waarborg
heeft in de verordening nopens behoorlijke bewoning.
Ook stelt de heer Sijtsma in de derde plaats voor de
verplichting tot het hebben van een portaal te laten ver
vallen.
De bepaling omtrent het portaal is er juist ingebracht, om
te voorkomen, dat de woningruimte zal worden uitgezet ten
koste van de geriefelijkheid en gezondheid. Wordt het amende
ment aangenomen, dan zie ik portalen en gangen verdwijnen
en wordt alle ruimte tot woonruimte in den zin der véror
dening gepromoveerd. Niemand zal het gewenscht vinden,
als men zoo maar van de straat in de kamer komt Daarom
is het beslist noodzakelijk dat elke woning een portaal hebbe
van 1 M.2 Ook daarom ontraad ik het amendement.
Het amendement wordt niet ondersteund en kan dus
geen onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 32 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Artt. 3340 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. In overeenstemming met de Commissie van
Fabricage worden door Burg. en Weth. in de beide zinsneden
van de eerste alinea van art. 41 de woorden »9 Meter" ver
anderd in »10 Meter".
Artt. 41—91 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 92, luidende
»De overtreding van eenige bepaling der artikelen 4, 5, 10,
H, 12, 13, 19 tweede lid, 35, 38, 46, 47, 50, 52, 55, 56, 60,
63, 65, 69, 70, 71, 72, 73, 75, 76, 79 en 80 wordt gestraft met
eene geldboete van ten hoogste vijf guldendie van eenige
bepaling der artikelen 3, 6, 7, 8, 9, 23, 25, 28, 30, 31, 32,
37, 39, 41, 44, 45, 67, 68, 74, 77 en 78 en van een voorschrift,
krachtens art. 41 vijfde lid, gegeven, met eene geldboete van
ten hoogste tien guldendie van eenige bepaling der artikelen
16 eerste lid, 22. 24,26. 27, 29,33,34,36,40, 42, 43,51,53,54,57,
59, 61, 62 en 81 eerste en zesde lid met eene geldboete van
ten hoogste vijf en twintig gulden; en die van eenige bepaling
der artikelen 1 eerste lid, 21 tweede lid, 48, 49 en 64 met
eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden of
hechtenis van ten hoogste zes dagen.
Overtreding van artikel 2 laatste lid wordt, indien zij betreft
een tot woning bestemd gebouw, gestraft met eene geldboete
van ten hoogste honderd gulden of hechtenis van ten hoogste
veertien dagen, en overigens met eene geldboete van ten hoogste
vijf en twintig gulden of hechtenis van ten hoogste zes dagen."
De Voorzitter. De heer van der Eist heeft op dit artikel
een amendement voorgesteld van den volgenden inhoud:
»Ondergeteekende stelt voor, onder intrekking van het
door hem op 5 Juli j.l. ingediend amendement art. 92 der
Verordening op het bouwen en sloopen te lezen:
Overtreding van eenige bepaling der artikelen 3 tot en met
13; 16 eerste lid; 19 tweede lid; 21 tweede lid; 22 tot en
met 57, 59 tot en met 65, 67 tot en met 81 eerste en zesde
lid, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf en
twintig gulden.
Overtreding van artikel 2 laatste lid wordt, indien zij betreft
een tot woning bestemd gebouw, gestraft met eene geldboete
van ten hoogste honderd gulden of hechtenis van ten hoogste
veertien dagen en overigens met een geldboete van vijf en
twintig gulden."
De heer van der Elst. M. d. V. Ik had oorspronkelijk voor
gesteld een algemeen maximum te stellen op overtreding van
deze bepalingen van f 100of 14 dagen. Intusschen is ge
bleken uit een opmerking van U. Mijnheer de Voorzitter,
dat niet alle overtredingen van deze verordening vallen onder
art. 1, jto 35 van de Woningwet, doch dat nu ook in toepassing
zal moeten blijven art. 161 van de Gemeentewet. Ik ben dus
op mijn oorspronkelijk amendement terug gekomen, maar ik
tvenschte toch door het nieuwe amendement, dat ik heb
voorgesteld, eenigszins tegemoet te komen aan het bezwaar
van de Gezondheidscommissie, welke meent dat op over
treding van verschillende bepalingen van deze verordening
te lage straffen zijn gesteld. En nog temeer ben ik er toe
overgegaan mijn amendement te wijzigenomdat ik prijs
stel in dezen op den steun van de Commissie voor de Straf
verordeningen.
Maar er is nog iets. Het zwaartepunt van deze verordening
ligt m. i. niet in het strafartikel. maar in twee andere om
standigheden, en die zijn art. 180 van de Gemeentewet,
waarbij aan Burg. en Weth. de bevoegdheid is verleend om
desnoods op kosten van de overtreders, te doen wegnemen, be
letten of verrichten van hetgeen in strijd met die verorde
ningen wordt daargesteld, ondernomen of nagelaten. En dan
hangt bij deze verordening alles af van de toepassing, van
de controle. Ik hoop dus, dat wanneer deze verordening is
aangenomen, het Gemeentebestuur niet zal aarzelen het toe
zicht op de naleving van deze uit te breiden zoodra blijkt,
dat zulks rioodig is. Nu heb ik, in afwijking van het voor
stel van de Commissie voor de Strafverordeningen en van
Burg. en Weth., voorgesteld één algemeen maximum, terwijl
ik bovendien, behoudens voor art. 2, laatste lid, dat onver
anderd is overgenomen, voorstel te laten vervallen de hech
tenis. Mijnheer de Voorzitter, het is mij gebleken, dat overal
waar politie-verordeningen zijn, de hechtenis van volkomen
onnut is, omdat zij bijna nooit, ja, ik kan wel zeggen nooit
wordt opgelegd, terwijl, als het eens gebeurt, dat iemand
hechtenis krijgt, hij eenvoudig in appél gaat, en het eind
van de geschiedenis is dan altijd, dat de Haagsche Rechtbank
de hechtenis verandert in een geldboete.
Bovendien blijven de zaken bij eene boete van f 25.bij
den kantonrechter, die uit den aard der zaak beter rekening
kan houden met plaatselijke omstandigheden dan de recht
bank. Maar vooral heb ik er bezwaar tegen, dat de Commissie
voor de Strafverordeningen geclassificeerd heeft en de over
tredingen dezer verordening gesplitst heeft in zware, minder
zware en lichte overtredingen.
A. VAN DER ELST.