88 DONDERDAG 7 JULI 1904. die belegd moeten worden, dan wordt belegd krachtens be voegdheid, niet volgens voorschrift. Of dit voorschrift in art 16 verstandig is, is een andere zaak, en ik kan hierbij tevens wel mededeelen, dat wij met het Bestuur in onderhandeling zijn getreden om die bepaling gewijzigd te krijgen, door op genomen te zien dat een bedrag van bij voorbeeld ten hoogste f '1000.wordt genoemd, maar volgens art. 16 der oude statuten, die m. i. hier gelden, en nog sterker volgens de nieuwe statuten, is het Bestuur in dezeh volkomen vrij in dat opzicht. In art. 16 (oud) toch staat: «Wanneer het bedrag der geplaatste aandeelen en obliga- tiën de som, voor het doel der Vereeniging vereischt, tijdelijk overtreft, is het Bestuur bevoegd, deze gelden te beleggen door plaatsing in de Leidsche Spaarbank, door aankoop van Nederlandsche Staatsschuld of door beleening of prolongatie op soliede effecten; op andere wijze alleen met toestemming der Algemeene Vergadering en van Burg. en Weth. van Leiden." Het Bestuur is bevoegd deze gelden te beleggen, maar het is daartoe niet verplicht. Gelden van anderen oorsprong, zooals hier, vallen buiten iedere reglementeering. Wanneer dus het Bestuur meende, dat er al of niet termen waren om dat geld te beleggen, dan kan geen mensch het Bestuur daarvan een grief maken, althans niet volgens de statuten. Het stelsel van de Commissie zou zelfs leiden tot verkorting van de rechten, door het Bestuur ontleend aan eene bepaling van de statuten, waardoor het de bevoegdheid heeft om als «kasgeld" te beschouwen datgene, wat, naar het oordeel van het Bestuur, niet noodig is, als overtreffende het bedrag van geplaatste aandeelen en obligaties. Wanneer het gevoelen van de minderheid van de Commissie ingang vond, dan zou men dézen staat van zaken krijgen: men zou de aandeelhouders geen dividend kunnen uitkeeren en dezen zouden dan hun bestuur aanspreken om die 3 Het Bestuur zou dan tegen de Gemeente, met wie het in relatie staat, kunnen zeggen: wij hebben geene bepaling van de statuten overtreden, en alleen in dat geval vervalt de rente-garantie; en indien niet kan worden aangetoond, dat zij hebben gehan deld in strijd met de statuten, moet de gemeente m. i. betalen. Dat is de moeilijkheid, waarin wij door de redeneering van de minderheid der Commissie zouden kunnen worden gebracht. Nu is het gevoelen van de meerderheid der Commissie, dat het verlies werkelijk in de exploitatie is geleden. Dat is ook het standpunt van het Bestuur en mijns inziens ook het juiste standpunt. Dat verlies op de exploitatie kan uit allerlei hoofde worden geleden, bijv. dat de begrooting voor den bouw van woningen zeer wordt overschreden, door toevalligen tegenslag bij de uitvoering. Nu ben ik het echter niet eens met de meerderheid, die uitgaat van de praemisse, dat alleen jop de Gemeente kan worden verhaald de rentegarantie voor zooveel betreft de geplaatste obligaties. Men beroept zich daarbij op het Raadsbesluit van 1897, maar dat is slechts eene voortzetting geweest van het Raads besluit van 1894, en er is nooit iets van in den Raad ge bleken, dat de rentegarantie zich alleen zou uitstrekken tot de geplaatste obligaties. Ik heb hier voor mij de discussie van 1894. Daar wijst de heer Drucker, met betrekking op die rentegarantie, er op: «dat de Vereeniging hoopt 3% te maken. In dat geval zal dan de garantie aan de Gemeente niet veel behoeven te kosten. Ik hoop dat een zoo gunstig resultaat zal worden bereikt, want zoodanige uitslag zou allicht er toe kunnen leiden, dat men een verdere schrede zette op dezen weg. Blijkt het echter dat het groote publiek gelijk heeft, dat vermoedelijk niet meer dan 1 of 2 rente zal w*orden verkregen, dan moet de Gemeente bijpassen." En de heer Hasselbach, die destijds zeer tegen garantie gekant was, heeft zich op deze wijze uitgelaten: «De Raad, die toen niet kon besluiten zich die kleine opoffering te getroosten, zal nu de rente gaan garandeeren voor eene som van f 100000 Op die woorden is toen onmiddellijk gevolgd hetgeen de toenmalige Voorzitter gezegd heeft. Indien nu waar ware, dat alleen gegarandeerd werd voor geplaatste obligaties, dan zou de Voorzitter dit hebben doen uitkomen. Breng ik de argumenten van destijds hier aan, dan blijkt de bedoeling om de Gemeente generaliter te doen garandeeren de rente van het kapitaal. Ik geloof, dat hierbij ook meer op den voorgrond moet worden geplaatst, dat men hier heeft te doen met een subsidie in den vorm van een rente-garantie. Het praktisch resultaat van het advies van de minderheid van de Commissie is m. i., dat de Gemeente daardoor in moeilijkheden zou kunnen geraken. Maar de opinie van de meerderheid van de Commissie van Financiën behoeft m. i. toch ook niet er toe te leiden om deze rekening niet goed te keuren. En wat zal het geval zijn, indien nu aan de Ver eeniging uitgekeerd wordt een bedrag van 5313.76? Dan zal het verlies over 1903 grooter worden en dan zal men het volgende jaar komen met een verliespost, die zooveel hooger zal zijn dan de post nu verminderd zou worden. Dus, het is nooit ter wereld aan te voeren, dat er een post geschrapt wordt, die niet door de Gemeente betaald wordt, want dit is op den duur niet te keeren. Ten slotte wensch ik op te merken, dat natuurlijk het Dagelijksch Bestuur ten zeerste betreurt, dat de Gemeente op deze wijze in moeilijkheden is geraakt, ten gevolge van de bekende catastrophe. Wij hebben de zaak lang en breed in allen ernst overwogen, hebben ons afgevraagd, of de Gemeente in dezen er niet uit kon, wat minder te betalen dan gevraagd werd, maar wij zijn toch na rijp beraad, op grond van de zooeven ontvouwde motieven, gekomen tot de conclusie, te moeten adviseeren de rekening goed te keuren. Maar wij hebben voor de toekomst wat trachten te doen en wij hebben daarop van het Bestuur der Vereeniging toezegging ontvangen, dat wat mogelijk is zal gedaan worden, in dien zin, dat de exploitatie onder behoorlijke controle zal worden gesteld. Nu dat door het Bestuur is toegezegd, komt het mij het veiligst voor, de stukken goed te keuren. Men moet ook niet vergeten, dat wij in dezen staan tegenover een Vereeniging, die, vooral sedert de Woningwet in werking is getreden, een eenigszins publiekrechtelijk karakter heeft aangenomen. De Gemeente moet de woningtoestanden verbeteren en daarin is haar, vol gens de Woningwet, behulpzaam deze Vereeniging, die tot doel heeft oude woningen op te ruimen en daarvoor nieuwe arbeiderswoningen te stichten. Nu hebben wij in '94 en in '97 onder algemeene toejuiching deze Vereeniging, met slechts één stem tegen, een lage rente verzekerd. Wij zeiden toen: Men zal er niet licht toe overgaan, tegen een zoo kleine rente geld te gevenen men zal niet licht een geschikt en bekwaam bestuur vinden, om geheel belangloos eene dergelijke betrek king waar te nemen. Welnu, de kapitalisten zijn gevonden, die tegen zulk een lage rente bereid waren het geld te ver- leenen. Er is een Bestuur, dat ten deze met ijver is te werk gegaan, maar dat, tengevolge van omstandigheden die niemand heeft kunnen voorzien, de Gemeente onwillekeurig nadeel heeft berokkend. Laat ons dit alles in het oog houden. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik geloof dat aan Burg. en Weth. dank mag worden gebracht dat zij althans voor het vervolg dergelijke verliezen willen voorkomen en aanvankelijk reeds in dien zin maatregelen hebben genomen. Dit neemt niet weg, dat de beslissing voor dit jaar toch altijd nog aan den Raad blijft. Nu is door den heer Fockema Andreae ge zegd, dat de rekening op zich zelve wel kan worden goedge keurd onder de noodige reserve. Wanneer het nu alleen eene zaak van boekhouding gold, zou de Commissie van Financiën zeker niet hebben geadviseerd om de rekening niet goed te keuren. Maar zooals de heer Fockema Andreae ook heeft gezegd: Onder aan de winst en verliesrekening staat: door de Gemeente bij te passen. In de boeken wTordt dus bepaald, dat de Gemeente moet betalen f 6174,76. Daarom aarzelt de Commissie over die vormquaestie heen te stappen en den Raad te adviseeren de rekening onder de noodige reserve goed te keuren. Nu zijn er feitelijk twee sommendie men in het oog moet houden. De eene som is f 174.76, dat is de extra-subsidiedie door de Gemeente moet worden betaald en waartegen de Commissie ook geen enkel be zwaar heeft. Dat is de extra-subsidie tot een bedrag van hoogstens f 400 verleend omdat de Vereeniging indertijd eene hypo theek moest sluiten, om voort te kunnen gaan met werken. Die som blijft buiten het geding, en het gaat dus nu feitelijk hierom, of de Gemeente moet betalen f 6000 of minder. Ik ben het met uwen gedachtengang M. d. V., over die ƒ6000. niet geheel eens. Ik plaats mij op het standpunt, dat thans niet moet betaald worden het maximum van f 6000.maar dat er moet betaald worden hoogstens 3% over de geplaatste obligaties, dat is 3% van f 116000 en 3% van /55300aan- deelen-kapitaal. De Gemeente kan toch nooit eene rentega rantie verleend hebben voor obligaties en aandeelen, dieniet geplaatst zijn. Onderstel dat er van de tweede leening slechts f 1000.was geplaatst, dan kan men toch niet zeggen, dat de Gemeente eene rentegarantie zou moeten dragen voor het bedrag van de geheele tweede leening van f 100.000.—. In het oorspronkelijke besluit staatdat de Raad eene rente garantie zal geven van ten hoogste f 6000.In het besluit van 1894 staat er uitdrukkelijk, dat door de Gemeente niet meer zal worden betaald dan f 3500.Nu geven die cijfers voldoende aan, wat de bedoeling is geweest van de besluiten van 1894 en van 1897. In 1894 heeft men gevraagd eene rentegarantie van wege de Gemeente voor eene obligatieleening van ƒ100000 a 34%; dat was dus voor een rente van f 3500.natuurlijk indien de leening geheel geplaatst was. De Gemeente heeft toen die rentegarantie over dat kapitaal verleend. Later is dat ge worden 3 omdat de gemeente deze voorwaarde gesteld had: Wanneer de Gemeente leende voor minder dan 3*%,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 6