86
DONDERDAG 7 JULI 1904.
Y. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 2e klasse
voor jongens en meisjes.
(Zie Ing. St. n°. 139).
Wordt benoemd met algemeene stemmen de heer P. J
van Ravesteijn.
VI. Benoeming van een leerares in de Nederl. taal aan de
Hoogere Burgerschool voor meisjes.
(Zie Ing. St. n°. 134).
Wordt met algemeene stemmen benoemd Mej. C. Ligtenberg.
De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor de
genomen moeite.
VII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1903, van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen-
en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. n». 147).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
VIII. Rekening, dienst 1903, van het Gereformeerd Minne-
of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. n°. 147).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
IX. Suppletoire begrooting en staat van af- en overschrij
ving, dienst 1903, van het Heilige Geest- of Arme Wees- en
Kinderhuis.
(Zie Ing. St. n°. 149).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
X. Suppletoire begrooting en staat van af-en overschrijving,
dienst 1903, van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. n°. 148).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De heer Bots heeft gedurende de behandeling de vergade
ring tijdelijk verlaten.
XI. Rekening, dienst 1903, van de Stedelijke Gasfabriek.
(Zie Ing. St. n°. 145).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De heeren Le Poole en Aalberse hebben gedurende de be
handeling van dit punt de vergadering tijdelijk verlaten.
XII. Rekening, dienst 1903, van het Krankzinnigengesticht
«Endegeest" en het Sanatorium »Rhijngeest."
(Zie Ing. St. n°. 152).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De Voorzitter en de heeren Pera, van Disselen en de Vries
hebben gedurende de behandeling van dit punt de vergadering
tijdelijk verlaten, terwijl de heer van Hamel het voorzitterschap
waarnam.
XIII. Rekening, dienst 1903, van de Stads-bank van leening.
(Zie Ing. St. n». 153).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
XIV. Rekening, dienst 1903, van de dienstdoende Schutterij.
(Zie Ing. St. h°. 146).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
XV. Rekening, dienst 1903, van de vereeniging tot bevor
dering van den bouw van werkmanswoningen.
(Zie Ing. St. n°. 151 en 151a).
De Voorztter. De Commissie van Financiën adviseert deze
rekening niet goed te keuren. Op hare uitvoerige toelichting
is gevolgd een verweerschrift van het Bestuur der Vereeni
ging, opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
De heer van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Voordat ik iets aan
gaande de zaak zelve zeg, wensch ik te vragen, of er
misschien leden zijn van het Bestuur van deze Vereeniging
onder de Raadsleden, en zoo ja, of die leden dan de zaal
niet moet verlaten
De Voorzitter. De heer Juta is Penningmeester van de
Vereeniging en de heer Van Lidth de Jeude is lid van het
Bestuur. Overigens bevinden zich daarin geen leden van den
Raad. Maar de beide door mij genoemde heeren zijn in deze
vergadering niet aanwezig.
De heer van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Naar aanleiding
van het door onze Commissie uitgebracht rapport en het
daarop ingekomen antwoord van het Bestuur der Vereeniging
tot bevordering van den bouw van werkmanswoningen, wensch
ik wel een enkel woord te zeggen. Door het Bestuur wordt
niet ontkend ik zal de zaak in het kort uiteenzetten
dat er een verlies is geleden, ontstaan door het beheer. Nu
bestaat het groote verschil tusschen het Bestuur van de Ver
eeniging en de minderheid van onze Commissie hierin, of dat
verlies, dat door het beheer is ontstaan, moet worden bepaald
als te zijn kapitaal-verlies dan wel niet. Het bestuur zegt
neen, en voert daarvoor in haar antwoord aan, dat: »in het
«Raadsbesluit van 13 Mei 1897, waardoor thans de rente-
«garantie is geregeld, van deze onderscheiding niets te be-
«speuren is. Ware er alleen garantie verleend aan rente op
«obligatiën, dan zou de Gemeente de gevolgen van kapitaal
verlies, niet mede te dragen hebben gehad. Dit is echter
«anders, nu tevens dividend is gegarandeerd op de aandeelen."
Maar nu verliest zij daarbij één ding uit het oog, nl. dat in
de clausule, die in 1897 is opgenomen, staat «zoo mogelijk".
Er staat niet pertinent, dat het dividend zal gegarandeerd
worden, maar «zoo mogelijk", dat is wanneer uit de exploi
tatie blijkt, dat er geen dividend kan overschieten en het
nadeelig slot niet hooger is, dan het bedrag door de gemeente
gegarandeerd.
Waar in ons rapport gezegd wordt: «Deze aandeelen blijven
voor de hoofdsom aansprakelijk, daar geloof ik, voorzooverre
ik althans de stukken heb kunnen doorlezen, niet met het
bestuur te kunnen tnedegaan, want m. i. is wel degelijk in
1894 besloten, dat de aandeelen aansprakelijk blijven voor
de verliezen, die zouden kunnen ontstaan uit het beheer. En
waar, zooals in ons rapport gezegd is, dat «speciaal in de
Raadsvergadering van 28 Juni 1894 gebleken is" enz. dat de
gemeente zich niet aansprakelijk stelt, en dit door het bestuur
wordt ontkend, daar wensch ik daartegen aan te voeren, dat
in die Raadsvergadering men juist in het algemeen en
dat zullen de leden, die destijds in deze vergadering zitting
hadden, zich nog zeer goed herinneren zich niet levendig
heeft kunnen voorstellendat men de Gemeente Leiden
ook aansprakelijk zou willen stellen voor verliezen, die uit
nalatig of onvoorzichtig beheer konden ontstaan.
Men heeft steeds in het oog gehouden het doel waarvoor de
vereeniging is opgericht, steeds is het de bedoeling geweest, dat
eene rentegarantie zou worden verleend voor datgene wat
boven de krachten van de Vereeniging ging, door te groote
onkosten van onderhoud, algemeene lasten, enz. maar men
heeft nooit bedoeld om verliezen uit het beheer voortkomende
daarmede te dekken.
Het Bestuur erkent dit zelve, want het zegt: «grifweg mag
worden erkend, dat toentertijd door niemand, noch onder de
aanvragers, noch in den Raad is gedacht aan de mogelijkheid
van verliezen, als thans hebben plaats gehad, door faillisse
ment van onzen kassier".
Het was ook niet anders denkbaar, omdat er in art. 16
van de statuten waarin het financieele beheer geregeld wordt,
voldoende waarborgen zijndie waken tegen te groote verliezen
uit een nalatig beheer.
Wat toch zegt art. 16? «wanneer het bedrag der geplaatste
aandeelen en obligatiën de som voor het doel der vereeniging
vereischt, tijdelijk overtreft, is het Bestuur bevoegddeze
gelden te beleggen, door plaatsing in de Leidsche spaarbank,
door aankoop van Nederlandsche Staatsschuld of door belee
ning of prolongatie op soliede effectenop andere wijze alleen
met toestemming der algemeene vergadering en van Burg.
en Weth. van Leiden.
Wat volgt hieruit? Dat het Bestuur de gelden die het
tijdelijk niet noodig had, mocht beleggen, en het was bevoegd
dit te doen zonder toestemming van Burg. en Weth. mits
het maar was bij de Leidsche Spaarbank, door aankoop van
Nederlandsche Staatsschuld of door prolongatie op soliede
effecten en anders niet. Nu zegt het Bestuur dat het geleden
verlies is te wijten aan het beheer van den penningmeester
en tracht op die wijze de schuld en de verantwoordelijkheid
van zich af te werpen alsof daarmede alles is afgeloopen.
Terwijl er aan den eenen kant op wordt gewezendat de
Vereeniging een groote kas moest hebben, wordt iets verder
gezegd, dat de penningmeester niet heeft gedaan wat hij
doen moest, en dat hij te veel geld in kas had. De penning
meester moest dus een groote kas hebben, maar wanneer hij
die groote kas had, dan betaalde hij de schulden van de
Vereeniging niet. Dat is met elkaar in strijd, en bewijst dat