DONDERDAG
7 JULI 1904.
85
vindt. Het is niet alleen, dat de kooplieden hunne waar
op luidruchtige wijze aanprijzen, maar het gebeurt ook wel,
dat voorbijgangers aan het adres dezer kooplieden minder
prettige uitdrukkingen bezigenvan het eene woord komt het
andere, allerminst geschikt voor de jeugd, die op zoo'n oogen-
blik passeert of in die omgeving speelt.
Nu is, wat betreft de aardappelmarkt, het indertijd door
mij zóó opgevat, dat voor de schepen, die door hun staande
mast niet onder de Kippen- en Bostelbruggen doorkonden,
een gedeelte van den Stillen Rijn zou worden aangewezen.
Die grootere schepen komen meestal eerst tegen het najaar,
en aan die aardappelmarkt is niet zooveel geruisch verbonden.
Wanneer men die markt verplaatst van vlak voor de school
naar het andere eind bij de Stille Mare, dan is wel niet
geheel ontkomen aan het bezwaar, dat de bewoners op dat
gedeelte van den Stillen Rijn er eenigen last van zullen
hebben, maar het geven van onderwijs in de school zal
inderdaad niet zoozeer gestoord worden als tot heden toe
het geval was, zoodat het m.i. beter is, dat men het gedeelte
van den Stillen Rijn, liggende tegen de Mare, voorloopig
aanwijst als aardappelmarkt.
De heer Pera. Ik meen, dat U, mijnheer de Voorzitter, niet
onduidelijk te kennen hebt gegeven, dat het maken van een
verordening in den eersten tijd niet in de bedoeling ligt.
Toen indertijd door deze vergadering besloten werd om in
de Breestraat een zoodanige bestrating aan te leggenwaar
door zooveel mogelijk het geraas zou worden tegengegaan, en dit
vooral ten behoeve van de school aldaar, is de wenschelijk-
lieid in dezen Raad uitgesproken tot maatregelen, die derge
lijk geraas beteugelen.
Ik meen, dat in dezen bijzonder goed notitie moet worden
genomen van den hinder, die de school aan den Stillen Rijn
van het rumoer op straat ondervindt, en ik zou Burg. en
Weth. daarom in overweging willen geven zulke maatregelen
te nemen, waardoor de rust bij die school zoo spoedig mo
gelijk terugkeeren zal. Ik meen, dat dat hun plicht is.
De Voorzitter. Ik kan daarop antwoorden, dat het onderwijs
aan deze school nu reeds zooveel mogelijk wordt beschermd.
Bij andere scholen doet zich weer het bezwaar voor, dat zich,
wanneer die school eveneens in de nabijheid van een markt
terrein ligt, daar rumoerige tooneelen afspelen. De markt
meester heeft er toch reeds op gewezen, dat niet alleen
deze, maar ook andere scholen het bezwaar kunnen doen
gelden, dat voor hen het marktverkeer hinderlijk is. Ik geef
den heer Pera toe, dat wij er steeds zooveel mogelijk op uit
moeten zijn dien hinder te temperen; en al heeft de markt
meester gezegd dat de klachten, dienaangaande, zeer over
dreven zijn, wij zullen er toch terdege voor waken, dat het
onderwijs zoo min mogelijk hinder van het marktverkeer
ondervindt.
Mijn voorstel luidt, het stuk te stellen in handen van
Burg. en Weth., ten fine van prae-advies later uit te brengen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer van Hoeken J Jzn. Dus zal de proef, die ik aan
vankelijk heb voorgesteld, niet genomen worden?
De Voorzitter. Wij kunnen geen markt verplaatsen, zonder
dat de verordening wordt gewijzigd; om in te gaan op uw
denkbeeld, zou geloof ik wijziging van de verordening
op het marktwezen allereerst noodig zijn.
De heer van Hoeken J.Jz. M. d. V. Wanneer ik het wel
begrepen heb, is de Stille Rijn in zijn geheel aangewezen voor
de aardappelenmarkt; en nu is het juist de quaestie of men
voor de markt dat deel van den Stillen Rijn zal nemen dat voor
de school ligt, of wel het andere deel meer naar de Mare toe.
Doet men het laatste, dan wordt daarmede niet gehandeld
in strijd met de verordening en zal het houden van de markt
m.i. niet storend werken op de school.
De Voorzitter. Ik zal de zaak in het college van Burg.
en Weth. doen overwegen. Op het oogenblik heeft de zaak
echter niet zoo'n haast, omdat het toch bijna vacantie is;
de hinder is dus thans nog maar van kortenduur. Wij zullen
zien of reeds de maatregel door u aangegeven, het bezwaar
kan wegnemen.
De heer Bosch. M. d. V. In de verordening wordt gezegd
dat »zoo noodig" gebruik wordt gemaakt van den Stillen
Rijn. Nu heb ik al een paar morgens opgemerkt dat het
heele terrein van de veilingloods af tot aan de Kippenbrug
geheel vrij was terwijl aan den Stillen Rijn gemarkt werd.
Vanmorgen om 8 uur heb ik nog geconstateerd, dat de aard
appelenschuiten alle door de Kippenbrug konden en toch aan
den Stillen Rijn lagen. Bovendien was er in de onmiddellijke
nabijheid van de school een handelaar met een wagen met
brekende waar, die luide zijn waar stond aan te prijzen.
De Voorzitter. Die omstandigheid is mij niet bekend,
maar door ons is er op aangedrongen dat dergelijke personen
in overeenstemming met de verordening meer naar den Apo-
thekersdijk moeten worden overgebracht. Dat zal in ons
prae-advies ook duidelijker uitkomen.
De Voorzitter legt nog over:
7°. Voordracht van het Bestuur der Stedelijke Werkinrich
ting ter benoeming van twee bestuursleden.
Wordt opgenomen onder de Ing. Stukken.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
1°. dat aan Gijsberta Roosendaal, weduwe van den brug
wachter Jan Schilt, een pensioen is toegekend van f 276.
per jaar, ingaande 12 Juli 1904, berekend naar een pensioens
grondslag van 610.80, en aan C. Spruitenburg, eervol ont
slagen agent van politie een pensioen van ƒ262.—, berekend
naar een pensioensgrondslag van ƒ757.60 en een diensttijd
van 15 jaar, 6 maanden en 15 dagen, met ingang van 3 Juli 1904.
De Voorzitter. Voor dat wij thans tot onze verdere bezig
heden zullen overgaan, wil ik even eene mededeeling doen naar
aanleiding van den wensch, aan Burg. en Weth. gebleken, om
de quaestie van de verzekering van het personeel aan de
brandweer verbonden, te onderzoeken. Ik kan thans mededeelen
dat wij op onze herhaalde vraag aan het Bestuur van de Rijks
verzekeringsbank het volgende schrijven hebben ontvangen:
Amsterdam, 7 Juni 1904.
In antwoord op Uw schrijven van 20 Mei j.l., N°. 9/129,
hebben wij de eer U, onder toezending der benoodigde loon
lijsten, mede te deelen, dat in verband met de uitspraak van
den Centralen Raad van Beroep, op de loonlijst moet worden
geboekt het loon, betaald aan het geheele brandweerpersoneel,
tenzij de brandweer mocht zijn geregeld op den voet van ar
tikel 192 en 193 der Gemeentewet.
Voor het Bestuur der Rijksverzekeringsbank,
De Secretaris-Generaal,
Raaymaker.
Aan den Heer Burgemeester der Gemeente Leiden.
Het brandweerpersoneel zal dus deelen in het voorrecht
van bij de Rijksverzekeringsbank te worden verzekerd.
Dan hebben de heeren zeker wel in de courant gelezen, dat
het Dagelijksch Bestuur besloten heeft het meende daarmede
te handelen geheel in den geest van de vergadering om
het Oudheidkundig Congres dat Zaterdag hier zal vergaderen,
ten stadhuize feestelijk te ontvangen. De leden van den Raad
worden beleefd uitgenoodigd daarbij wel tegenwoordig te zijn.
Aan de orde is:
I. Onderzoek van de geloofsbrieven van het nieuw benoemde
raadslid D. van Gruting.
De Voorzitter. Ik noodig de heeren van Tol, van der Eist
en Vergouwen uit zich met het onderzoek der geloofsbrieven
te willen belasten.
De vergadering wordt inmiddels voor eenige oogenblikken
geschorst.
Na heropening der vergadering brengt de heer Vergouwen
het volgende verslag uit:
M. d. V. De Commissie heeft de stukken onderzocht en in
orde bevonden; zij adviseert dus tot toelating van den heer
van Gruting als lid van den Raad.
De Voorzitter. Ik stel de Vergadering voor zich met de
conclusie van het rapport der Commissie te vereenigen en
dus tot toelating van den heer van Gruting te besluitennadat
hij de bij de wet gevorderde eeden of beloften zal hebben
afgelegd.
Daartoe wordt bij acclamatie besloten.
II. Verzoek van Dr. A. C. Hartevelt om continuatie in de
betrekking van Stads-Geneesheer.
(Zie Ingek. St. n°. 136).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Korevaar, van der Vlugt
en Bosch verzoeken het stembureau te willen uitmaken.
De uitslag der stemming is dat Dr. Hartevelt met alge-
meene stemmen wordt herbenoemd.
III. Verzoek van Dr. W. de Jong om continuatie in de be
trekking van Stads-Geneesheer.
(Zie Ing. St. n°. 143).
Wordt met algemeene stemmen als zoodanig herbenoemd.
IV. Verzoek van R. Jesse Rz. om continnatie in de betrek
king van gemeente-apotheker.
(Zie Ing. St. 136).
Wordt met 21 stemmen herbenoemd1 stem was van
onwaarde.