s DONDERDAG 7 JULI 1904. 93 het toch beter de zaak te stellen in handen van een advo caat, die de quaestie sine ira et studio beoordeelt en dan zijn advies uitbrengt. Al zal het honorarium dat men hem moet betalen wellicht meer bedragen dan de som waarover het foieeningsverschil hier nu loopt, acht ik toch die rege ling voorzichtiger. De heer van Hoeken J.Jzn. Ik ben ook sterk voor zulk eene regeling, waardoor wij een advies krijgen van iemand die geheel buiten de zaak staat, te meer omdat er nu in zekeren zin een antecedent wordt gesteld voor het vervolg. Wanneer wij benoemen eene Commissie ad hoe, krijgen wij óf een homogeen advies óf een advies van een minderheid en een meerderheid. Wanneer dan werd uitgemaakt dat wij moesten betalen, dan zou daardoor worden geconstateerd dat de Gemeente Leiden in het vervolg voor elk verlies aanspra kelijk is en de tijd aangebroken, strengere bepalingen te maken voor het beheer. De Voorztter. Er zal dus aan een bekend jurist worden gevraagd, zijn advies te geven over de zooeven opgenoemde vragen. XVI. Voorstel tot uitgifte van permissiën voor het jagen op waterwild op de Yroonwateren. (Zie Ing. St. n°. 144). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XVII. Verzoek van M. II. van Waveren om vergunning tot demping van een gedeelte sloot langs den Haarlemmerweg vóór de perceelen kadastraal bekend onder Sectie M Nis. 1505, 1506, en 1509. (Zie Ing. St. n°. 138). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. XVIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van de van gemeente wege toegezegde bijdrage in de kosten van de uitbreiding en verbetering van het Roomsch-Katholiek Wees- en Oudelieden- huis. (Zie Ing. St. n°. 135 en 154). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XIX. Voorstel tot onbewoonbaarverklaring van de perceelen Pottebakkersgang Nis. 2,10,11 en 12 en Brugmanspoort Nis. 1, 2, 3 en 4. (Zie Ing. St. n°. 142). De Voorzitter. Burg. en Weth. gaan in deze verder dan de Gezondheidscommissie, die verbetering van de perceelen in de Pottebakkersteeg n°. 10 en 12, voldoende en mogelijk acht, terwijl wij tot de conclusie komen, dat het beter is, ook die perceelen onbewoonbaar te verklaren. De heer Pera. M. d. V. Ik heb juist vanmiddag om 1 uur bij mij gehad een van de eigenaren van die woningen en dat bezoek geeft mij aanleiding in deze zitting iets mede te deelen en ook eene inlichting te vragen. Ik heb nl. bij mij gehad Teeuwen, dat is de eigenaar van perceel 1, 3 en 4 in de Brugmanspoort, en deze heeft mij medegedeeld, dat hij aan Burg. en Weth. omtrent dit voorstel tot onbewoonbaarver klaring een schrijven heeft gericht, waarin hij verklaart dat het hem geheel en al onbekend is geweest, dat het zwaard van Damocles boven die woningen hing en dat hij daarom niet in de gelegenheid is geweest zich tot de desbetreffende Commissie te wenden. Verder kwam ik te weten dat twee dier woningen in 1890 gebouwd zijn met toestemming van Burg. en Weth., dat die perceelen in behoorlijk goeden doen verkeeren, en dat er in Leiden heel wat huizen gevonden worden, waarvan de toestand veel minder is dan van die, wier onbewoonbaarverklaring thans wordt voorgesteld. Nu is bij dien persoon de gedachte opgekomen, dat wanneer hij het perceel n°. 1 verwijderde, wat thans ook ter afkeuriug wordt voorgedragen, en daardoor voor perceel 3 en 4 meer ruimte kwam n°. 1 staat voor nis. 3 en 4 aan de bezwaren tegemoet gekomen was. Voor die twee perceelen nis. 3 en 4 zou dan een meerdere ruimte komen van 32 M2.; er zou dan een ruimte zijn van 40 M*.wat naar mijne meening wel reden zou kunnen geven om de perceelen 3 en 4 behouden te doen blijven. Ik voor mij wensch in dezen geen uil spraak te doen, maar het wil mij toch voorkomen, dat er wel reden bestaat om de beslissing ten opzichte van deze perceelen aan te houden en eerst te onderzoeken welke wijziging in den toestand zal komen wanneer perceel 1 wordt afgebroken. De Voorzitter. Ik kan hierop antwoorden dat het hier niet geldt woningen waaromtrent door Burg. en Weth. verklaard is, dat zij onbewoonbaar zijn, maar dat dit is geschied door de Gezondheidscommissie, om de redenen in haar adviés neer geschreven. De weg die door den eigenaar van de perceelen moet worden ingeslagen wordt voorgeschreven door de woningwet. Zoodra de Raad besluit tot onbewoonbaarverklaring, kan hij daar tegen in verzet komen en kan de zaak nader worden onder zocht. Tegenover de Gezondheidscommissie zou ik het minder goed achten, indien nu de beslissing werd aangehouden. Laten wij liever den wettelijken weg bewandelenwanneer de eigenaar meent dat de onbewoonbaarverklaring ten onrechte is geschied, kan hij tegen de beslissing van den Raad in verzet komen. Wij hebben nu eenmaal het advies van de Gezondheidscom missie, laten wij nu ook volgen den regelmatigen weg. De heer Pera. M. d. V.! Ik meen dat in dit geval de voorstelling die U van de zaak geeft niet geheel juist is. Het is nu de vraag of de eigenaar door het aanbrengen van eene verandering de Gezondheidscommissie zal kunnen bevredigen. Er zal toch eene belangrijke wijziging in den toestand gebracht worden. Een van de perceelen zal worden weggebroken ten bate van de twee andere, waardoor meerdere ruimte zal worden verkregen. En nu kan het toch wezen dat die meerdere ruimte van groote beteekenis is voor de twee overblijvende perceelen, en reden geeft om deze te kunnen laten staan. Ik wil rondweg erkennen dat ik op dit oogenblik niet weet wat de weg is die in deze volgens de wet moet bewandeld worden. Levert het voor den man geen bezwaar of gevaar op wanneer hij den weg volgt door U, M. d. V., aangegeven, dan heb ik er ook geen bezwaar tegen. Ik meende echter dat eenvoudig aanhouden, en dat kan toch ook voor de Gezondheidscommissie zulk een bezwaar niet opleveren, wel gewenscht was. De heer Korevaar. M. d. V. Ik vind het ook wel een bezwaar dat de eigenaar niet in kennis is gesteld van het voornemen van de Gezondheidscommissie; ware dit geschied, dan had de belanghebbende de gelegenheid gehad voorstellen te doen om het gevaar af te wenden. De Gezondheidscommissie was daartoe echter niet verplicht en heeft zeker goede redenen gehad om dien weg niet te volgen. Het is echter in elk geval niet te laat voor den man; volgens de woningwet kan ieder eigenaar van eene dergelijke beslissing binnen een zekeren termijn in beroep komen. Adressant heeft den weg niet goed geweten en zich ten onrechte gewend tot Burg. en Weth. Nadat het raadsbesluit is genomen kan de eigenaar in beroep gaan en nadere voor stellen doen, die dan onderzocht zullen worden. Dat beroep zal dan waarschijnlijk hier een punt van discussie uitmaken en daaromtrent door den Raad een besluit worden genomen. De Voorzitter. Wij volgen dan den wettelijken weg; de perceelen worden onbewoonbaar verklaard, maar de man kan daarop dadelijk in verzet komen bij den Raad. Dienovereenkomstig wordt bij acclamatie besloten. XX. Voorstel tot aankoop van de perceelen 2e Binnenvest gracht Nis. 14, 22 en 23. (Zie Ing. St. n°. 137 en 154). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XXI. Voorstel tot uitbreiding van het personeel der gestichten »Endegeest" en »Rhijngeest" met een assistent voor den Geneesheer-Directeur. (Zie Ing. St. n°. 140). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XXII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de inrichting van de nieuw bijgebouwde vertrekken van het Raadhuis. (Zie Ing. St. n°. 141 en 154). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XXIII. Voorstel tot: a. het verleenen van machtiging voor het sluiten van eene overeenkomst met de Gemeente-Commissie van het Ned. Hervormd Kerkgenootschap om een gedeelte van de be graafplaats aan de voormalige Heerenpoort aan de ge meente af te staan ten behoeve eener algemeene begraaf plaats. b. tot beschikbaarstelling van gelden voor de inrichling van eene nieuwe algemeene begraafplaats. (Zie Ing. St. n°. 133 en 154). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 11