76
op de gemeente, maar alleen op de bezittingen der vereeniging,
terwijl de obligatiehouders ten volle zouden worden afbetaald,
eer de aandeelhouders iets genoten.
Waar uit de discussiën, speciaal in de raadsvergadering van
28 Juni 1894, zou gebleken zijn, dat de garantie alleen ver
leend wordt, wanneer uit de winst- en verliesrekening kan
worden aangetoond, dat het riadeelig slot door minder huurop
brengst of meer kosten is ontstaanis ons niet gebleken. Wel
zal men bij herlezing den indruk ontvangen, dat men alge
meen van oordeel was, dat op het lage bedrag van 3 per
jaar door de aandeelhouders ten gevolge der garantie met
Zekerheid zou mogen worden gerekend.
Grifweg mag worden erkend, dat toentertijd door niemand,
noch onder de aanvragers, noch in den R^ad, is gedacht aan
de mogelijkheid van verliezen als thans hebben plaats gehad,
door faillissement van onzen kassier.
Die verliezen zullen volgens het Rapport grootendeels hier
door zijn ontstaan, dat door het bestuur geen voldoende waar
borgen waren genomen voor het beheer der gelden. Wij
betreuren deze verliezen meer dan iemand, maar zij mogen
onzes inziens niet aan door het bestuur gepleegd verzuim
worden toegeschreven. De penningmeester der vereeniging
had van hare oprichting af, gedurende 12 jaren, het beheer
met ijver en acearatesse gevoerd. Met medeweten zijner mede
bestuurders werd kasgelddat tijdelijk niet benoodigd was,
a deposito geplaatst bij de Rijnlandsche Bankvereeniging,
eene te goeder naam bekende bankinstelling. Wij konden
geene andere, meer vaste wijze van belegging kiezen, daar
de wijze van werken van onze vereeniging de noodzakelijk
heid van eene groote kas medebrengt. De vereeniging toch
werkt met verlies. Het verlies, dat op 31 Dec. van eenig jaar
blijkt geleden te zijn, wordt ons eerst in de tweede helft van
het volgend jaar door de gemeente gerestitueerd. Intusschen
moeten onderhoudskosten, lasten en interessen op tijd worden
voldaan. Daarom is het zelfs niet irrationeel te achten, wan
neer voor aflossing bestemde gelden, welke voorloopig daartoe
nog niet gebezigd kunnen worden, a deposito zijn gegeven.
Tweeërlei heeft er verder toe bijgedragen, dat een bijzonder
hoog kassaldo aanwezig was, ten tijde van het faillissement
van den kassier der vereeniging. Vooreerst, dat kort geleden
het gemeente-subsidie over 1902 was uitbetaald, terwijl nog
weinig dividendbewijzen waren ingewisseld. Maar daarenboven
nog dit, dat onze penningmeester het ernstig verzuim gepleegd
heeft, allerlei vorderingen op de vereeniging onvoldaan te laten,
niettegenstaande hij een voldoend kassaldo tot zijne beschik
king had. Bij nauwkeurig nazien der door hem ingediende
rekening had dit ons na afloop van het jaar kunnen blijken
tusschentijdsche kasopneming is in vereenigingen als de onze,
waar de functie van penningmeester als eerambt wordt waar
genomen, moeilijk toe te passen.
De meerderheid der Commissie van Financiën staat op het
zelfde standpunt als wij betreffende verliezen, ontstaan uit
wat zij noemt het beheer der gelden. Maar ook zij maakt
tegen de goedkeuring onzer rekening bezwaar, op grond hier
van, dat het maximum, door de gemeente uit te keeren, thans
6000.alleen in aanmerking zal behooren te komen, wan
neer alle aandeelen en obligation zijn geplaatst, terwijl, nu
niet alles geplaatst is, een ander maximum zal gelden, be
rekend naar 3% van de geplaatste obligatiën en aandeelen
alleen. Als »grond" voor deze meening voert zij aandat de
gemeente alleen de rente heeft kunnen garandeeren tot een
maximum van ƒ6000.indien alles was geplaatst.Het kost
ons moeite, in deze beschouwing een argument te zien. Wat,
naar beweerd wordt, niet kan geschieden, is in het Raadsbe
sluit van 13 Mei 1897 geschied. Of het »mogelijk" is 3% of
minder op de aandeelen te garandeeren, wordt daarin uitslui
tend afhankelijk gesteld van de vraag, of voor het uitkeeren
van de rente op obligatiën het bedrag van ƒ6000.ten volle
wordt vereischt.
Tegen deze duidelijke bewoordingen kan niet gelden een
beroep op de passages in stuk n°. 158, van 1894 van Burg.
en Weth.,x) »dat, in het ongunstigste geval, en wanneer de
obligatieleening tot het volle bedrag zal zijn uitgegeven, nim
mer meer dan 3500.— per jaar zal behoeven te worden
bijgedragen." Hier is blijkbaar niet anders bedoeld, dan
met klem te zeggen, dat 3500.het maximum is. Er staat
niet, dat deze som »alleen dan" het maximum zijn zal, wan
neer alle obligatiën en aandeelen geplaatst zijndit is geheel
iets anders. Lettende op de groote scherpzinnigheid, waar
mede de bepalingen, die de aan onze vereeniging opgelegde
voorwaarden formuleeren, zijn gesteld, kan men er zeker van
zijn, dat de steller, had hij dat dedoeld, het ook in het lichaam
van het besluit zou hebben uitgedrukt. Ook in 1897, toen
het besluit opnieuw werd geformuleerd, en toen de afstand
tusschen nog geen 100000, die waren uitgegeven, en de
200000 aan obligatiën, waarvan de uitgifte werd gewaar
borgd, nog meer in het oog sprong, werd de oude redactie
behouden. Het ware zoo eenvoudig geweest, in plaats van
3500 6000) te schrijven: »31/a (3) per Ct. der uitstaande
obligatiën in aandeelen". Door, terwijl het eerste er staat,
over onze rekening te oordeelen en te beslissen alsof er het
laatste stond, zou tegenover onze vereeniging onrecht worden
gepleegd.
Wij nemen de vrijheid Uw College met aandrang uit te
noodigen, deze beschouwingen in antwoord op het tot den
Gemeenteraad gerichte stuk der Commissie, nog vóór de
Raadsvergadering aan de leden te willen meedeelen.
Ten slotte teekenen wij nog aan, dat wij van meening zijn,
door het indienen onzer rekening over 1903, waaruit eene
pretensie op de gemeente voortvloeit van ƒ6174.76, te hebben
voldaan aan art. 5 der Wet van 8 Nov. 1815, Stbl. n°. 51,
zoodat wij gevrijwaard zijn tegen toepassing der verjaring,
bij genoemd artikel bepaald, en volgens art. 228 der Gemeente
wet op onze vordering toepasselijk.
Het bestuur der Vereeniging tot bevordering van
den bouw van Werkmanswoningen te Leiden
H. B. Greven, Voorzitter.
T A. Tichelaar, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 152. Leiden, 5 Juli 1904.
De Commissie van Financiën heeft de eer aan den Raad
voor te stellen de door haar onderzochte rekening van het
Krankzinnigengesticht »Endegeest" en het Sanatorium »Rhijn-
geest", goed te keuren, daar deze door haar in orde bevon
den is.
Zij wenscht evenwel te memoreeren, dat het batig saldo a
ƒ26209.40 niet als zuivere winst voor de gemeente moet be
schouwd worden, daar hiervan af moet de rente en aflossing
voor Endegeest en de rente voor Rhijngeest, welke gezamenlijk
het bedrag vertegenwoordigt van ƒ19509.905.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 153. Leiden, 5 Juli 1904.
Tegen de door heeren Commissarissen der Stads Bank van
Leening ingediende rekening en verantwoording over het jaar
1903, blijkens welke de exploitatie een nadeelig slot van 1647.60
heeft opgeleverd, bestaat bij de Commissie van Financiën geen
bezwaar.
Zij stelt U voor die rekening goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 154. Leiden, 5 Juli 1904.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering
mede te deelen, dat zij geene bedenkingen heeft tegen de
voorstellen van Burg. en Weth. 1°. tot beschikbaarstelling
van f 1000 voor de inrichting van een nieuwe algemeene be
graafplaats. (Ing. Stukken n°. 133).
2°. tot aankoop van de perceelen 2e Binnenvestgracht Nos
14, 22 en 23 voor de voorgenomen vergrooting van de vee
markt (Ing. Stukken n°. 137).
3°. tot beschikbaarstelling van de van gemeentewege toe
gezegde bijdrage in de kosten van de uitbreiding en verbete
ring van het Roomsch-Katholiek Wees- en Oudeliedenhuis.
(Ing. Stukken n°. 135).
en 4°. tot beschikbaarstelling van de gelden voor de inrich
ting van de nieuw bijgebouwde vertrekken van het raadhuis,
indien de Raad tot die inrichting mocht besluiten (Ing.
Stukken n°. 141).
Zij stelt U derhalve voor de overgelegde begrootingsstaten
vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad.
De Commissie van Financiën.
BI. 45, late kolom, onderaan.