GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
75
IXOEKOME^ STUKKEIf.
N°. 151. Leiden, 2 Juli 1904.
Onze Commissie heeft de eer U mede te deelen, dat haar
advies op de tot onderzoek en om advies in onze handen
gestelde rekening der Vereeniging tot bevordering van den
bouw van Werkmanswoningen, over 1903 tot ons leedwezen
na een ernstig en nauwkeurig onderzoek in eene voor de
Vereeniging ongunstigen zin zal moeten luiden.
Om echter een goed oordeel te kunnen vormen, over de
verhouding die tusschen genoemde Vereeniging en de Gemeente
bestaat, zien wij ons genoopt in 't kort uiteen te zetten,
waaraan deze is ontleend.
De Vereeniging, opgericht met het doel tot het afbreken
of verbeteren en wedei opbouwen van, voor de gezondheid scha
delijke of door de Gemeente afgekeurde arbeidswoningen, goed
gekeurd bij Kon. Besluit van 17 Augustus 1893 N°. 25, ver
zocht bij haar adres van 7 Maart 1894 (ingek. stuk N°. 158)
aan den Raad, daar zij tot uitbreiding harer werkzaamheden,
tegen de lage rente van 3 geen voldoend kapitaal meer
bijeen kon krijgen, de rente te willen waarborgen, der door
de Vereeniging uit te geven aandeelen en obligatiën.
1°. Bij Raadsbesluit nu van 28 Juni 1894, werd aan de
Vereeniging eene rentegarantie verleend van 3-|% 'sjaars,
voor eene uit te geven obligatieleening ad één honderd dui
zend gulden, en zoo mogelijk 3% van het aandeelenkapitaal,
ad zestig duizend gulden, met dien verstande dat door de
Gemeente Leiden, de te betalen som in geen geval meer be
dragen mocht dan ƒ3500.— per jaar (Zie lngek. stuk n°.
158—1894).
2". Vervolgens werd bij Raadsbesluit van 13 Mei 1897 (ingek,
stuk n°. 99) besloten eene garantie te verleenen van 3 voor
eene te sluiten tweede obligatieleening ad één honderd duizend
gulden, waarvoor dit besluit aldus luidde.
»Aan de Vereeniging tot bevordering van den bouw van
«Werkmanswoningen, gevestigd te Leiden, wordt door de ge-
«meente Leiden, eene rentegarantie van 3 verleend, voor de
«door haar uitgegeven obligatieleening, groot één honderd dui-
«zend gulden, en voor de door haar alsnog uit te geven obli-
«gatieleening, mede groot één honderd duizend gulden, en
«zoo mogelijk 3% van het aandeelenkapitaal ad zestig duizend
«guldenmet dien verstande dat door de gemeente Leiden
«de te betalen som in geen geval meer bedragen mag dan
«ƒ6090.— per jaar.
3°. En bij Raadsbesluit van 20 Juni 1991 (irigek. stuk N°.
162) tot eene jaarlijksche subsidie van hoogstens vier honderd
gulden tot garantie van hetgeen boven de 4% moet worden
betaald, voortvloeiende uit het Raadsbesluit van 31 Januari
1901 (ingek. stuk N°. 29). waarbij vergunning werd verleend
tot het opnemen yan gelden onder hypothecaar verband van
de tegenwoordige eigendommen der Vereeniging, voor zooverre
deze door de Vereeniging zelve zijn gebouwd of door haar in
behoorlijken bewoonbaren staat zijn gebracht.
Uit de betrokken stukken en de daarover gevoerde discus-
siën speciaal in de Raadsvergadering van 28 Juni 1894,
blijkt het ons inziens voldoende, dat steeds rentegarantie voor
gezeten heeft indien uit de winst- en verliesrekening (exploi
tatie) kan worden aangetoond, dat er een nadeelig slot, door
mindere opbrengst van huur enz. of hoogere lasten b.v. door
groote kosten van onderhoud enz. is ontstaan.
Klaarblijkelijk is het ook nooit de bedoeling geweest het
verlies van kapitaal op de Gemeente te verhalen, daar ge
noemde Vereeniging bij haar adres in 1894 verzocht, ))de rente
y>le willen waarborgen der door onze Vereeniging uit te geven
y>aandeelen en obligatiënen vervolgens: y>Deze aandeelen
Dblijven voor de hoofdsom aansprakelijk" -).
Volgens de overgelegde balans zijn de aandeelen en de
obligatiën niet in zijn geheel geplaatst en bedraagt het aan
deelenkapitaal ƒ55300.— en dat der obligatiën 116000.
Uit de rekening blijkt dat het nadeelig slot 5086/10 be
draagt, grootendeels ontstaan door een verlies op fondsen
belegd bij de Rijnlandsche Bankvereeniging, alhier, tot een
bedrag van 4148.69 en zou zonder dat verlies het nadeelig
slot uit de winst- en verliesrekening (exploitatie) 937.41
hebben bedragen.
De Vereeniging berekent dat zij van de Gemeente zal hebben
te vorderen:
6000.174.76 extra subsidie 6174.76 of
5086.10 nadeelig slot,
913.90 voor het dividend van het aandeelenkapitaal ƒ55300.
6000.—
f 6174.76
174.76 extra subsidie (Raadsbesluit 20 Juni 1901).
Daar onze Commissie over de vraag, of de ƒ4148.69 verlies,
als verlies van kapitaal (ontstaan uit het beheer der gelden),
of wel als uit exploitatie voortvloeiend, moet worden beschouwd,
tot geen eenstemmigheid kon geraken, is de meerderheid,
hoewel zij het betreurt, dat dit verlies is ontstaan door het
beheer buiten de exploitatie omvan meening, dat, indien
wordt uitgemaakt, dat het verlies behoort tot de exploitatie;
dat het door de Gemeente, en hierin is onze Commissie
eenstemmig van oordeel, te betalen bedrag, nu noch het
aandeelenkapitaal, noch de obligatieleening in zijn geheel zijn
geplaatst, niet meer bedragen kan dan 3 /0 over ƒ116000--
3% over ƒ55300 -f- ƒ174.76 extra subsidie 3480.--
ƒ1659.j- ƒ174.76 tezamen ƒ5313.76, op grond dat de Ge
meente alleen de rente heeft kunnen garandeeren van 3%
voor de obligatiën en zoo mogelijk een dividend voor aan
deelen tot een maxcimum van 6000.indien alles was geplaatst.
De minderheid is van meening, dat de 4148.69 niet mag
worden gevonden uit de exploitatierekening en dat de ge
meente niet aansprakelijk kan worden gesteld voor verliezen,
die niet rechtstreeks uit de exploitatie voortvloeien. Het
geleden verlies spruit volgens haar uit het beheer der gelden
voort, waarvoor geen voldoende waarborgen waren genomen.
Zij is daarom van oordeel, dat de 937.41 een deel uitmaakt
van het bedrag vallende onder de 3 rentegarantie der
obligatierekening groot 116000.en bovendien hier het
geval aanwezig is, dat het dividend van 3% over het aan
deelen kapitaal groot 55300.moet worden uitgekeerd
-j- 174.76 extra subsidie of ƒ937,41 -j- ƒ1659.174.76 te
zamen 2771.17, door de gemeente aan de vereeniging te
betalen.
Eenstemmig is dus onze Commissie van oordeel, dat de
rekening over het jaar 1903 van de Vereeniging tot bevorde
ring van den bouw van Werkmanswaningen te Leiden, welke
een bedrag van 6174.76 aangeeft, als door de gemeente te
vergoeden, niet kan worden goedgekeurd.
Zij betreurt het, dat de gemeente, indien door Uwe Ver
gadering worde uitgemaakt, dat de 4148.69 op de exploi
tatierekening moeten worden gebracht, verliezen moet ver
goeden, die door het heheer der gelden zijn ontstaan.
Wij adviseeren U dus, de rekening der Vereeniging tot be
vordering van den bouw van Werkmanswoningen te Leiden,
niet goed te keuren.
De Commissie van Financiën
A. J. van Hoeken J.Jzn.,
Voorzitter.
J. P. Vergouwen.
S. J. Le Poole.
Aan den Gemeenteraad.
No. 151a,
Leiden, 5 Juli 1904.
In antwoord op Uw schrijven van 4 Juli, n°. 189/6 R. met
bijlage, bevattende het Rapport der Commissie van Financiën
betreffende de rekening onzer vereeniging over het jaar 1903,
hebben wij de eer, het volgende te berichten.
De minderheid der Commissie is van oordeel, dat onder
scheid moet worden gemaakt tusschen verliezen uit de exploi
tatie voortvloeiend en kapitaalverlies, ontstaan door het beheer
van gelden. In het Raadsbesluit van 13 Mei 1897, waardoor
thans de rentegarantie is geregeld, is van deze onderscheiding
niets te bespeuren. Ware er alleen garantie verleend van
rente op obligatiën, dan zou de gemeente de gevolgen van
kapitaalverlies niet mede hebben te dragen gehad. Dit is
echter anders, nu tevens dividend is gegarandeerd op de aan
deelen. Of namelijk eenig dividend is verdiend over zeker
jaar, is toch niet alleen afhankelijk van de uitkomsten der
exploitatierekening, maar van de uitkomsten der geheele reke
ning. Toont de winst- en verliesrekening een verliessaldo
aan, uit welken hoofde ook, dan zal de Raad zeker geen
rekening der vereeniging goedkeuren, waarop een bedrag
voor dividend is uitgetrokken, anders dan uit het gemeente
subsidie. Is er in eenig jaar een winstsaldo, het zal allereerst
tot vermindering van een eventueel verliescijfer op de balans
moeten worden besteed. Alsdan doet zich dus het geval voor,
waarin de aandeelhouders genieten van de bij het Raadsbe
sluit toegekende garantie van dividend, voor zoover de ge
meente voor de voldoening van de rente op obligatiën minder
dan 6000 heeft te betalen gehad. Overeenkomstig dezen
gedachtengang is onze rekening opgemaakt.
Hiertegen beroept zich nu de Commissie op eene uitdrukking
in een onzer adressen, dat «de aandeelen voor de hoofdsom
aansprakelijk blijven". Daarmede zou onzerzijds zijn erkend,
dat de vereeniging niet is gewaarborgd tegen kapitaalverlies.
De bedoelde zinsnede heeft echter uit den aard der zaak, en
in het verband, waarin zij voorkomt, alleen betrekking op eene
eventueele liquidatie. In dat geval zou de rentegarantie op
houden, en voor de hoofdsom der obligatiën geen verhaal zijn
Ingekomen Stuk N°. 158, blz. 47, le kolom middenin.
a) Ingekomen Stuk N°. 158, blz. 47, le kolom, de 13e regel van onderon.