52 Thans deelt ons de commissie voor de openbare bewaar scholen mede, dat het vrijgeven van den Woensdagmiddag ook op de bewaarscholen, als een natuurlijk uitvloeisel van bovengenoemd besluit mag worden beschouwd. Immers niet alleen heeft het onderwijzend personeel aan de bewaarscholen zeker niet minder behoefte aan rust en ontspanning als dat aan de lagere scholen, maar bovendien worden de bewaarscholen op de dagen, waarop de oudere broertjes en zusjes geen school hebben, slechts zeer spaarzaam bezocht. Immers wanneer de ouderen op de jongeren kunnen passen, bestaat er voor veel ouders geen reden meer om de kleintjes naar de bewaarschool te zenden. De commissie is daarom eenstemmig van meening, en wij deelen haar gevoelen, dat de Woensdagmiddagschooltijd ook op de bewaarscholen behoort te worden afgeschaft. Dit is echter alleen mogelijk door wijziging van het le lid van art. 1 der Verordening van 12 December 1889, op de open bare bewaarscholen te Leiden (Gem.Bl, n°. 4). Mitsdien geven wij U in overweging in het le lid van art. 1 dier verordening, luidende: »De schooltijden zijn des voormiddags van 9 totic2 en des namiddagsmet uitzondering van den Zaterdagvan 2 tot 4 uren" tusschen de woorden »den" en «Zaterdag" in te voegen de woorden Woensdag en den". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 118. Leiden, 1 Juni 1904. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van C. L. van Dam en M. van der Laaken bestaat noch bij de commissie van fabricage noch bij ons college bezwaar, mits daaraan de gebruikelijke voorwaarden worden verbonden. Mitsdien geven wij U in overweging aan C. L. van Dam en M. van der Laaken behoudens rechten van derden vergunning te verleenen tot het dempen van het gedeelte sloot langs den Hoogen Rijndijk, ter lengte van 13 M., gelegen vóór het perceel no. 52 aldaar, kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie M no. 904, onder voorwaarde: 1°. dat uit het gedeelte sloot de schoeiingen worden weg geruimd en het ontdaan worde van bodem- en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burg. en Weth. aan te geven hoogte; 2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een riool, inw. wijd 40 bij 60 cM. van cementen bodem- en kruin stukken, op doorgaande grondplank van voldoende zwaarte worde gelegd, met den bodem binnenwerks op 1.15 M. N.A.P.; 3°. dat het riool volgens nadere aanwijzing voorzien worde van één ruimkast, inw. wijd 0.65X1-50 M., met den bodem binnenwerks op een diepte van 1.30 M. N. A. P., met wanden en bodem ter dikte van ten minste 18 cM. van klinkers in sterke specie te metselen op een houten roosterwerk en op door Burg. en Weth. nader aan te geven hoogte af te dekken met platen van voldoende zwaarte, van ijzer of van hardsteen; 4°. dat aan beide einden van het gedeelte sloot een schoeiing geplaatst worde, waarvan teekening en constructie vooraf door Burg. en Weth. moeten zijn goedgekeurd en de schoeiingen voorzien worden van een ijzeren hek, waarvan eveneens teekening en constructie vooraf door Burg. en Weth. moeten zijn goedgekeurd; 5°. dat op de nader door Burg. en Weth. aan te wijzen plaats 1 gegoten ijzeren straatkolk, van het door de Gemeente gebruikt wordende model, worde geplaatst, die door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd 20 cM. met het riool wordt verbonden 6°. dat de grond van adressant van den gemeentegrond worde afgescheiden ter halver breedte van de gedempte sloot, door een ijzeren hek op steenen voet, waarvan teekening en constructie vooraf door Burg. en Weth. moeten zijn goedge keurd, tenzij adressant het gedeelte der gedempte sloot, dat hem toebehoort, kosteloos aan de Gemeente in eigendom af staat in welk geval de verkregen grond over de geheele breedte door en voor rekening van de gemeente zal worden verhard 7°. dat het riool met ruimkast alsmede de straatkolk met de Engelsch aarden buizen eigendom worden van de gemeente, en deze ten allen tijde kosteloos in de gelegenheid gesteld worde het riool en de ruimkast of de loozingen zoo noodig te reinigen, te herstellen, te verleggen of daarop aansluitingen temaken; 8°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken; 9°. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de ge meente worden, geschiede ten genoegen van Burg. en Weth. 10°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den fen September 1904 geen gebruik is gemaakt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Zoeterwoude 16 Mei 1904. Aan den WelE. Achtbare Heeren Burgermeester en Wethouders der gemeente Leiden. WelE. Heeren. Wij ondergeteekende komen tot u met het verzoek om de sloot gelegen Hoogenrijndijk Sektie No. 904 te mogen dempen en te rioleeren om zoodoend de ondragelijke stank die uit dien sloot opstijgt te vermijden wij zijn bereid om alles wat uit de aard der zaak voorkomt te doen om verdere tijdver spilling te voorkomen altijd wat recht en billijk is hopende spoedig een goedkeurend antwoord te ontvangen. Verblijve wij met de meeste eerbied jegens u Hoogachtend C. L. van Dam. M. v. n. Laaken. adres Hoogenrijndijk No. 197 Zoeterwoude. No. 119. Leiden, 1 Juni 1904. Ingevolge het bepaalde bij art. 3 der Verordening, regelende de benoeming en den werkkring van de commissie voor het Stedelijk Museum »de Lakenhal", vastgesteld in uwe verga dering van 14 April 1.1., hebben wij de eer U ter benoeming van 6 leden dier commissie de volgende aanbevelingen aan te bieden: a. Leden uit den Raad: 1 lo. Mr. P. J. M. AALBERSE. l- 20. J. P. J. DRIESSEN. t 10. J. KOREVAAR P.Azn. 20. Mr. S. J FOCKEMA ANDREW. b. Overige leden: in I lo. Mr. J. A F. COEBERGH. U1- 20. Mr. J. T. C. VIRULY. 1V IP. Dr. P. J. BLOK. 1V- 20. Dr. P. D. CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE. v I 'lo. Dr. A. W. KROON. vl 20. Dr. S. G. DE VRIES. ,n I lo. W. A. LEEMBRUGGEN. VJ- 1 20. H. MEINESZ. Wij verzoeken U alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 1*20. Leiden, 30 Mei 1904. De Commissie voor de Strafverordeningen heeft de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden eene concept-verordening ter vervanging van de Verordening »op het Bouwen en Sloopen" van 11 Juli 1895 (Gem.bl. n°. 5), welke, ten gevolge van de thans geldende Woningwet, aan eene herziening behoort te worden onderworpen. De bepalingen dezer verordening zijn in het concept over genomen, gewijzigd en aangevuld voor zoover dit noodig bleek opdat voldaan worde aan het bepaalde bij de artikelen 13, 5 en 6 der Woningwet Voorschriften, welke in de thans geldende verordening niet voorkomen, doch door art. 3 van genoemde wet gevorderd worden, zijn opgenomen o. a. in de artt. 29, 30, 35, 37, 47, 49 tweede lid, 50, 62, 67 en 68. Voor het óverige zijn, aangezien over de werking dier ver ordening gunstig valt te oordeelen en de toepassing niet tot moeilijkheden aanleiding beeft gegeven, in hare voorschriften, wat den inhoud betreft, nagenoeg geene wijzigingen voor gesteld. In de volgorde der bepalingen is echter eene verandering gebracht, zoodat die, welke op eenzelfde onderwerp betrekking hebben, thans zooveel mogelijk bijeengevoegd zijn. Bij de kennisneming van het in de Leeskamer ter inzage liggend advies, door de Gezondheidscommissie omtrent de concept-verordening uitgebracht, zal U blijken dat gevolg is gegeven aan hare ten opzichte van eenige artikelen gemaakte opmerkingen, behalve voor zooveel deze de artt. 30, 32 en92 betreffen. Hoewel volgens artikel 11, dat geheel gelijkluidend was met art. 22 eerste lid der bestaande verordening, het gebruik van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 9