DONDERDAG
26 MEI 1904.
67
Stemdistrict V School aan de Mare).
Tot Voorzitter, de heer: Mr. L M. J. H. Eerstens.
Tot leden, de heeren: Dr. Th. W. van Lidth de Jeude en
Mr. P. van der Eist.
Tot plaatsvervangende leden, de heeren: K. Sijtsma, J. C.
Borger en N. Brouwer.
Stemdistrict VIII Timmerloods aan de Stadstimmerwerf.)
Tot Voorzitter, de heer: Mr. J. C. van der Lip.
Tot leden, de heerenMr. A. van der Eist en Dr. J. D. Filippo.
Tot plaatsvervangende leden, de heeren: A. Mulder, J. J.
van Hoeken en J. C. Stam.
De Voorzitter. De functie van het Stembureau afgeloopen
zijnde, heb ik de eer de heeren, die daarvan deel hebben uit
gemaakt, dank te zeggen voor hunne moeite.
V. Voorstel tot onderhandsche verpachting van de aardappel
tiend te Leiderdorp.
(Zie Ing. St. n°. 104).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
VI. Voorstel tot het verleenen van machtiging aan Commis
sarissen der Stedelijke Gasfabriek om het perceel van T. Kielstra
in het Villapark te Oegstgeest aan de gasleiding aan te sluiten.
(Zie Ing. St. n°. 106).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
VII. Verzoek van het Bestuur van het Geheelonthouders
zangkoor om ontheffing van de betaling van het verschuldigde
voor het gebruik van het muzieklokaal der K weekschool voor
onderwijzers, voor het verdere gedeelte van het loopende jaar.
(Zie Ing. St. n°. 105).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
afwijzend op beschikt.
VIII. Verzoek van het Bestuur der Liedertafel »Arion" om
ontheffing van de betaling van de helft van het verschuldigde
voor het gebruik van een der lokalen van de Kweekschool
voor onderwijzers.
(Zie Ing. St. n°. 105).
Wordt 7onder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
afwijzend op beschikt.
IX. Voorstel tot het verleenen van een gratificatie aan den
hoofd-inspecteur van politie R. Pronk ter belooning van door
hem verleende buitengewone diensten.
(Zie Ing. St. n°. 103).
De heer Sijtsma. M. d. V. Het doet mij genoegen, dat Burg.
en Weth. in de toelichting van hun voorstel met zooveel
waardeering van den heer Pronk spreken, waar zij zeggen,
dat de heer Pronk gedurende al dien tijd zich op uitnemende
wijze van zijn taak heelt gekwetendat de dienst geenerlei
stoornis ondervond; orde en rust behoorlijk gehandhaafd wer
den, enz., en het verheugt mij dan ook, dat Burg. en Weth.
den heer Pronk een tastbaar bewijs willen geven van onze
erkentelijkheid daarvoor. Maar als ik nu dat bewijs van erken
telijkheid, dat voorgesteld wordt, eens vergelijk metdegroote
waardeering, waarmede gesproken wordt van de diensten van
den heer Pronk, dan meen ik, dat dat «tastbare" bewijs
daarmede niet in overeenstemming is. Het bedrag van 300.
komt mij te klein voor. Wij moeten toch in aanmerking
nemen, dat de heer Pronk van af 23 April 1903 tot 1 Januari
d. a. v. den dienst van den toen met verlof zijnden Commis
saris van Politie heeft waargenomen, en dat hij daarna tot
'15 Mei j.l diens dienst heeft vervuld zonder dat de gemeente
salaris behoefde uit te keeren. Dit nu brengt voor de gemeente
een voordeel mede. omdat gedurende die laatste maanden
geen Commissaris van Politie is moeten worden gesalarieerd,
en daaruit zou ik nu willen concludeeren, dat de heer Pronk
een hoogere gratificatie moet ontvangen dan thans wordt voor
gesteld. Vergelijken wij de verantwoordelijkheid van den heer
Pronk gedurende die maanden eens met die van b.v. een
waarnemenden Directeur van een hoogere burgerschool, en
herinneren wij ons daarbij, dat niet zoo heel lang geleden
nog aan den heer Werkman, die toen een tijd lang die functie
voor den Directeur van de H. B. S. voor Jongens waargenomen
had, 1000.— werd gegeven, dan lijkt 300.—wel niets. Nu
zou ik niet durven voorstellen, ook met het oog op de gemeente-
financiën, in dit geval ƒ1000.— te geven, toch vind ik, dat
er wel termen zijn om den heer Pronk eene gratificatie van
f 500.te verleenen. Ik heb dan ook de eer hierbij een
amendement op het voorstel van Burg. en Weth. voor te stellen,
strekkende om den heer Pronk eene gratificatie toe te kennen,
niet van 300.maar van ƒ500.—
Het amendement wordt voldoende ondersteund en kan dus
een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De heer Witmans. M. d. V. Niet over het amendement
van mijn geachten rechter-buurman wensch ik het woord
te voeren, maar ik doe dit alleen om mij aan te sluiten bij
hetgeen deze gezegd heeft naar aanleiding van den lof, die
door Burg. en Weth. den heer Pronk is toegezwaaid voor
de uitnemende wijze, waarop deze de functie van Commis
saris van Politie heeft vervuld. Overigens zal ik mij niet
verder uitlaten over het bedrag, dat als gratificatie wordt
voorgesteld. Maar wel zou ik even een vraag willen doen.
De heer Pronk heeft de betrekking van Commissaris van
Politie gedurende verscheidene maanden waargenomen, en
nu kan het er bij mij niet in, dat hij tegelijk daarmede
naar belmoren de betrekking van hoofdinspecteur heeft waar
genomen. Deze betrekking toch vereischt den geheelen mensch
om behoorlijk vervuld te worden, en wanneer men nu een
hoofdinspecteur nog opdraagt een belangrijke functie als die
van Commissaris van Politie, dan zou ik zeggen, dat de heer
Pronk met dubbele krachten gewerkt moet hebben en dat
kan ik nu juist niet in hem zien. Daarom is dan ook mijn
vermoeden, dat de inspecteurs wel ten deele de functie van
hoofdinspecteur van hem zullen hebben overgenomen, zoodat
ik zou willen vragen, Mijnheer de Voorzitter, of er in dezen
geen reden bestaat om ten opzichte van het vrijgevallen
gedeelte der jaarwedde van den Commissaris van Politie, dat voor
de gemeente een voordeel heeft medegebracht over dit dienst
jaar, eene kleine gratificatie te verleenen aan de inspecteurs
van Politie, omdat deze, naar mijne persoonlijke opvatting
althans, het werk van den heer Pronk uit de hand genomen
hebben. En als ik dan nog even doordenk, kom ik vanzelf
tot de consequentie, dat ook de andere categorieën van
politieambtenaren wel eenige toelage mogen genieten. Het
is mij bv. opgevallen, dat in de laatste maanden twee con
troleurs den dienst hebben verricht, meer speciaal in de
maanden, welke die zijn, ontgeef ik mij toen er een
vacature als controleur en één wegens ziekte afwezig was.
Wanneer er sprake is van het waarnemen van eene betrek
king door het ontstaan van eene vacature, dan zou ik zeer
gaarne zien, dat ook andere ambtenaren buiten den heer
Pronk in het genot gesteld worden van eene, al is het ook
maar kleine, gratificatie, te betalen uit het vrijgevallen gedeelte
van het traktement, ontstaan door de vacature.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik zou gaarne met enkele
woorden het amendement van den heer Sijtsma ondersteunen,
omdat ook ik de gratificatie, die Burg. en Weth. voorstellen,
wat gering vind. Ik wil ook eens een vergelijking maken.
Verleden jaar hebben wij aan eene leerares aan de Meisjes-
hoogere burgerschool, die gedurende ruim zes maanden de
functie van Directrice had waargenomen, eene gratificatie van
ƒ300.verleend, en wanneer wij het waarnemen van die
betrekking nu vergelijken met hetgeen de heer Pronk heeft
gepraesteerd gedurende ruim 12 maandendan komt het mij
voor, dat er wel termen aanwezig zijn om den heer Pronk
een hooger bedrag toe te kennen dan die leerares, die tijdelijk
als hoofd van een school gefungeerd heeft.
Maar ik zie nog een ander argument vóór verhooging van
de toelage. Blijkens het advies van Burg. en Weth. is het
salaris van den heer Pronk eigenlijk te laag. Nu is wel door
Burg. en Weth. in vooruitzicht gesteld, dat te zijner tijd zal
worden voorgesteld dat salaris te verhoogen, maar het komt
mij voor, dat dit ook thans een reden kan wezen om in deze
met eenigszins milde hand eene gratificatie toe te kennen.
Om deze redenen ben ik zeer voor het amendement van
den heer Sijtsma.
De Voorzitter. Naar aanleiding van hetgeen door den
heer Sijtsma zeiven en door den vorigen spreker is in het
midden gebracht ter ondersteuning van het ingediende amen
dement, wensch ik met een enkel woord het standpunt van
Burg. en Weth. in dezen uiteen te zetten. De kwestie van
de meerdere of mindere genoegzaamheid van het bedrag,
om praestatie van bewezen diensten om te zetten in geld,
is uiterst moeilijk, maar Burg. en Weth. hebben in dezen
gemeend ook rekening te moeten houden met de gemeente-
financiën; en nu is, gelet op de omstandigheid, dat de heer
Pronk ruim vier maanden de functie van Commissaris heeft
verricht tijdens de ontstane vacature, eene gratificatie van
300.o. i. niet ongepast. Nu kan men wel zeggen: het
is te laag maar dit is subjectief en het komt mij voor,
dat er, vooral met het oog op de gemeentefinanciën, geen
dringende redenen zijn om boven dat bedrag te gaan.
Er is gesproken van eene waarneming van de betrekking
gedurende bijna een jaar, maar daartegenover moet ik toch
opmerken, dat de overige maanden buiten onze beschouwing
vallen, want tijdens het vorige jaar, van 23 April tot 31
December 1903 was de heer van der Maaren rechtens nog
Commissaris van Politie, zoodat de geheele verantwoording