58 DONDERDAG 5 MEI 1904. van de betaling der verschuldigde gelden voor het gebruik van bedoeld lokaal over het verdere gedeelte van dit jaar. 't Welk doende enz. Namens het Geheelonthouderszangkoor G. C. van Eck—Koch, Pres. C. A. Sasburg, Secretaresse. Leiden, 20 April 1904. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 6°. Dispositie van Ged. Staten ten geleide van de goedge keurde raadsbesluiten tot aankoop van perceelen voor de ver grooting van de Beestenmarkt, tot wijziging van de begrooting, dienst 1904, voor den aankoop van die perceelen en tot over name van W. O. Mulder, in eigendom en onderhoud bij de gemeente, van straten nabij den Zoeterwoudschen Singel. 7°. Beschikking van Ged. Staten op het bezwaarschrift van E. van der Horst, tegen zijn aanslag in de plaats, dir. belasting, dienst 1903. 8°. Besluit van Ged. Staten, waarbij het maximum aantal lesuren, dat voor eene rijksbijdrage in de aan de onderwijzers bij het herhalingsonderwijs uit te keeren belooning in aan merking kan komen, wordt vastgesteld op 300 per school en per jaar. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Rekeningen, dienst 1903, van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis en van de dienstd. Schutterij. Worden gesteld in handen van de Commissie van financiën. 2°. Verslag van Curatoren van het Gymnasium omtrent den toestand van het Gymnasium, gedurende het jaar 1903. Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag. 3°. Verzoek van A. M. van Zwicht om vergunning tot plaat sing van een kiosk voor den verkoop van couranten, tijd schriften, enz. Dit stuk luidt als volgt: Aan den EdelAchtb. Raad der gemeente Leiden, Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Anton Marius van Zwicht, boekhandelaar te Leiden, dat hij zeer gaarne een kiosk in de gemeente wenscht te plaatsen, bestemd tot ver koop van couranten, tijdschriften en al datgene, wat men gewoonlijk aan dergelijke in andere plaatsen, veelvuldig voor komende gebouwtjes, verkrijgbaar stelt, op een van de navol gende puntenten eerste Apothekersdijk tegenover de Schapen- steeg, ten tweede Kort Rapenburg tegenover perceel n°. 2, ten derde naast den Fontein op de Vischmarkt, aan een van de zijden, ten vierde Botermarkt nabij het Gangetje nabij het reclamebord, ten vijfde Hoogstraat' nabij de brug van de Donkersteeg. De kiosk beslaat een zeshoek, waarvan elke zijde lang is één Meter, het geheel is van hout vervaardigd en voorzien van 5 ramen welke naar buiten kunnen worden geopend, terwijl een glazen deur toegang geeft. Het gebouwtje is gedekt door een torenvormig dak, bedekt met asphalt, waarop een vergulde bal, alles fraai geschilderd zoodat hij op grond van een en ander de vrijheid neemt, UwEd. achtbaren eerbiedig te verzoeken, dat tot de voorgenomen oprichting, aan hem adressant de vereischte vergunning moge worden verleend. Hetwelk doende Leiden, 26 April 1904. A. M. van Zwicht. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 4°. Voorstel van de heeren A. I. Witmans, K. Sijtsma en Mr. A. van der Eist om te besluiten tot aanvulling van art. 7 der verordening van 28 Maart 1901 (Gem.blad n°. 6). Dit stuk luidt als volgt: Aan den Gemeenteraad van Leiden. Ondergeteekenden hebben de eer U voor te stellen ten aan zien van punt 98 (het verzoek van het bestuur van denLeidschen Bestuurdersbond om art. 7 der Bepalingen omtrent maximum arbeidstijd te wijzigen), te besluiten om art. 7 der Verordening van 28 Maart 1901 Gem.bl. n°. 6 aan te vullen met de volgende bepaling: «Voor werk, verricht tusschen 10 uur 's avonds en 6 uur «des morgens, ook al wordt hierdoor de maximale werktijd «niet overschreden, wordt steeds 50% boven het uurloon «betaald." Witmans K. Sijtsma. A. van der Elst. Leiden, 3 Mei 1904. Zal worden behandeld bij punt 24 der agenda. 5°. Voorstel van de heeren K. Sijtsma, A. I. Witmans en Mr. A. van der Eist om aan den eervol ontslagen stadswerkman C. Baart een pensioen te verleenen van ƒ323'sjaars op grond van art 3 litt. d der verordening van 20 Maart 1902. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Gemeenteraad van Leiden. Ondergeteekenden hebben de eerU voor te stellen te besluiten: aan Cornelis Baart, eervol ontslagen stadswerkman der ge meente een pensioen te verleenen op grond van art. 3 litt. d der Verordening van 20 Maart 1902 tot een bedrag van ƒ323.'sjaars. K. Sijtsma. Witmans. Leiden, 3 Mei 1904. Zal worden behandeld bij punt 14 der agenda. 6°. Nader bezwaarschrift van F. H. Hopster tegen zijn aan slag in de plaats, directe belasting, dienst 1903. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 7°. Verzoek van Mr. Dr. J. C. Overvoorde om benoemd te worden tot conservator van het Stedel. Museum «de Lakenhal." De Voorzitter. Ik stel U voor dit stuk te behandelen bij de benoeming onder punt 8 van de agenda voor heden vermeld. Het stuk heeft sedert hedenmorgen ter lezing gelegen. De heer Sijtsma. Heb ik U goed verstaanmijnheer de Voorzitter, dan zegt de heer Overvoorde in zijn schrijven, dat hij niet voor de benoeming in aanmerking wenscht te komen? Of juist wel"? Zou U daar heerscht ook om mij heen on zekerheid dit even willen ophelderen? De Voorzitter. Ik zeide zooeven, dat de heer Overvoorde verzoekt wel voor de benoeming in aanmerking te mogen komen. Het stuk heeft in de Leeszaal voorgelegen. Misschien hebt U het niet opgemerkt, maar het is vanmorgen daar toch bijgekomen. Zoo de heeren daar echter belang in stellen, zal ik den Secre taris verzoeken het adres nog even voor te lezen. Het luidt aldus: Aan den Gemeenteraad van Leiden geeft met verschuldigde achting te kennen: Mr. Dr. Jacob Cornelis Overvoorde, archivaris der gemeente Leiden, gezien het raadsbesluit tot benoeming van een conservator van het Stedelijk Museum alhier, dat hij sinds bijna drie jaren het conservatorschap belange loos heeft waargenomen en dat hij naast andere werken op oudheidkundig en kunsthistorisch gebied o. a. in samenwerking met Dr. Martin heeft uitgegeven: «Stedelijk Museum te Leiden", bevattende de beschrijving der voornaamste schilderijen in het Museum, redenen, waarom hij verzoekt in aanmerking te mogen komen voor de benoeming tot conservator. Hetwelk doende, enz. J. C. Overvoorde. De Voorzitter. Ik stel thans voor dit stuk te voegen bij de sollicitatiestukken. Aldus wordt besloten. De Voorzitter. Aan de orde zijn nu allereerst de benoe mingen. Deze komen allen voor onder de nummers 1 tot en met 8 van de agenda van heden. Zoo een der leden iets te vragen heeft of wenscht op te merken naar aanleiding van die benoemingen, dan stel ik voor dit nu te doen, opdat wij dan de werkzaamheden van het bureau voor stemopneming niet behoeven te onderbreken. Zoo niemand evenwel het woord verlangt, dan heb ik de eer als leden van het stembureau aan te wijzen de heeren van Hamel, A. J. van Hoeken J.Jzn., Sijtsma en Meuleman. I. Benoeming van een Commissaris der Stads-Bank van Leening. (Zie Ing. St. n°. 91). Benoemd wordt met algemeene (27) stemmen de heer G. H. Kokxhoorn. II. Benoeming van een Regent van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. n°. 94). Benoemd wordt met 47 stemmen de heer Mr. O. W. Sipkes. De heer Dn A. Beets verkreeg 10 stemmen. A. VAN DER El.ST.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 2