54 DONDERDAG 14 APRIL 1904. De Voorzitter. Ik zal dan de discussie over de vorige verordening heropenen. Er is alleen een bezwaar wat betreft de bezoldiging Na het voorstel, dat hierop volgt, staat sub. 1°. litt. c, dat de bezoldiging is berekend tegen 25.—per maand, wanneer de vervanging langer dan 14 dagen duurt, dus zul len wij dan zoo kunnen redeneeren, dat voor den duur van de vervanging door den ambtenaar genoemd onder c, deze gehonoreerd wordt tegen een bezoldiging, die de ambtenaar genoemd onder b als secretarie-ambtenaar heeft. Op die manier is het te vinden, wanneer U dat zoudt willen voorstellen. De heer Aalberse. Jawel, mijnheer de Voorzitter, als U dat goed vindt, dan wil ik dat gaarne voorstellen, en dan is ook tevens de kwestie van het sluitingsuur geregeld lk ge loof, dat de bepaling, zooals die nu luidt, bedoelde f 25 per maand voor algeheele vervanging en wanneer de heer van Driesten b.v. langer dan veertien dagen ziek was, dat dan de ambtenaar, die hem tenvolle verving, daarvoor f 25 per maand extra zou krijgenterwijl wanneer hij den hoofd ambtenaar eenige dagen of uren verving, hij daarvoor niets ontvangen zou. Nu is het echter een kwestie van 1 uur per dag, en het kan, dunkt mij niet de bedoeling wezen, daar voor 25 te geven. De Voorzitter. De heer Aalberse stelt dus voor in art. 1 van de vorige verordening onder c te lezentwee ambtenaren in plaats van één ambtenaar. De beraadslaging wordt geslotenen het amendement- Aalberse, in stemming gebracht, aangenomen met 18 tegen 11 stemmen. Voor stemmen de heeren: Juta, van der Eist, Vergouwen, Bosch, Driessen, A. Mulder, A. J. van Hoeken J.Jz., Meuleman, Aalberse, de Vries, Paul, le Poole, P. J. Mulder, van Dissel, Sijtsma, van Tol, Pera en van der Vlugt. Tegen stemmen de heeren: Witmans, van Lidth de Jeude, de Goeje, Korevaar, Hasselbach, Fockema Andreae, Kerstens, Bots, van der Lip, P. J. van Hoeken en van Hamel. (De heer Verheij van Wijk had de vergadering verlaten). De heer de Goeje. M. d. V. Door de aanneming van dit amendement is nu eigenlijk de reden vervallen om het woord uitsluitend te doen vervallen. Ik zou dus wel in overweging willen geven om thans dit woord weder te herstellen. De Voorzitter. De heer de Goeje heeft gelijkhet woord uitsluitend zal er nu weder in moeten. De heer Fockema Andre.-e. M. d. V. Nu komen wij weder terug in de discussie over de beteekenis van het woord uit sluitend. Wil dit nu zeggen, dat deze heeren zich uitsluitend met de huwelijken hebben te bemoeien? De Voorzitter. Dat is natuurlijk de bedoeling. De heer van Hamel. M. d. V. lk zou U wel in overweging willen geven om de verdere behandeling van dit voorstel te schorsen tot eene volgende vergadering, want ik geloof, dat wij anders in moeilijkheden zullen komen, doordat wij niet meer behoorlijk de strekking van de amendementen kunnen overzien. De heer A. J. van Hoeken J.J.zn. Ik meen dat de schor sing van de behandeling in het geheel niet noodig is; ik geloof dat door de aanneming van het amendement om twee ambtenaren te benoemen, en wanneer het woord «uitsluitend" weer in de verordening wordt opgenomen, de heele zaak weder in het goede spoor is gebracht. De verantwoordelijk heid wordt daardoor afgeleid van die leden van den Raad, die anders als onbezoldigde ambtenaren van den burgerlijken stand zouden hebben moeten fungeeren, ter vervanging van den ambtenaar onder letter b en dat is juist door aanneming van het amendement van den heer Aalberse voorkomen. De Voorzitter. Ik stel nu voor de oorspronkelijke redactie van het artikel te herstellen, en het artikel te lezen, zooals het nu is gewijzigd door de aanneming van het amendement van den heer Aalberse. Aldus wordt besloten en daarna de verordening andermaal vastgesteld. De Voorzitter. Wij keeren nu terug tot het amendement van den heer Witmans op art. 1 van de verordening, die aan de orde was. Nu er echter twee ambtenaren van den Burgerlijken Stand zullen zijn, geloof ik, dat het bezwaar tegen het amendement geheel is opgeheven. Het amendement van den heer Witmans wordt aangenomen zonder hoofdelijke stemming. Het gewijzigde artikel 1 wordt aangenomen zonder hoofde lijke stemming. Art. 2 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De verordening in haar geheel wordt vervolgens aange nomen zonder hoofdelijke stemming. XXII. Voorstel betreffende de regeling van de bezoldiging van de ambtenaren van den Burgerlijken Stand. (Zie Ing. St. n°. 71). De punten a. en b. worden zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming aangenomen. Beraadslaging over punt c., luidende: »Den ambtenaar van den Burgerlijken Stand, bestemd om den sub b. bedoelden ambtenaar te vervangen (eveneens te benoemen uit de ambtenaren der secretarie) zal, wanneer de vervanging langer dan 14 dagen duurt, eene geldelijke tege moetkoming worden toegekend, berekend tegen f25.— per maand." De heer Witmans. M. d. V. Ik heb het voorrecht reeds sedert jaren bijna dagelijks op het Bureau van den Burger lijken Stand te komen, en het spreekt vanzelf, dat wanneer ik daar sta te wachten op de inlichtingen, die ik kom vragen, ik mijn oogen dan goed den kost geef. Nu is het sedert jaren herhaalde malen voorgekomen, dat de hoofd-ambtenaar niet op het bureau aanwezig was; hij vertoefde dan elders voor het sluiten van huwelijken des Woensdags b.v. of bij extra gelegenheden op andere dagen althans op het bureau zelf was hij dan niet. En dat gebeurde niet eens, maar meermalen per week, en hij is er soms gedurende een of meer uren niet. Nu vind ik het tegenover de ambtenaren, die hem in de toe komst zullen vervangen voor het verlijden van akten, hard en onbillijk, dat zij niet zouden krijgen al was het ook nog maar een zoo gering mogelijke toelage. Daarom zou ik willen voorstellen, nu het amendement van den heer Aalberse is aangenomen om nog twee ambtenaren te benoemen, die de anderen zouden kunnen vervangen, die twee ieder te geven een toelage van 10.per maand. De Voorzitter. Ik geloof niet, dat U de alinea goed be grijpt. Juist voor den ambtenaar, voor wien U het opneemt, stellen wij voor f 25 per maand. De heer Witmans. Ja, dat is een zeer bijzonder geval, maar ik bedoel hun te geven een doorloopende toelage van 10.— per maand. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Mag ik vragen, mijnheer de Voorzitter, wat die ambtenaren dan nu doen. Doen zij nu ook niet dezelfde werkzaamheden? De Voorzitter. Uwe opmerking is volkomen juist. Het is eigenlijk een bezoldiging overeenkomstig hunnen dienst. De heer Kerstens Ik wensch nog even op te merken, dat de praemisse, waarvan de heer Witmans uitgaat, niet juist is. Wanneer de nieuwe toestand in werking is, zal de hoofdambtenaar op het bureau van den Burgerlijken Stand aanwezig blijven en niet meer bij het voltrekken van huwe lijken tegenwoordig zijn. Een van de andere ambtenaren zal dan bij het voltrekken van huwelijken assisteeren, maar de hoofd-ambtenaar, die speciaal belast is met het verlijden van de akten van den Burgerlijken Stand, zal op het Bureau blijven om zelf die akten te verlijden. Dat is de bedoeling. Het amendement-Witmans wordt niet voldoende ondersteund en maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging uit. De heer Fockema Andreae. Het komt mij toch wel eeniger- mate betwistbaar voor, of de voorstelling, door den heer Kerstens en door U, Mijnheer de Voorzitter, gegeven, wel juist is. Indien de ambtenaar van den Burgerlijken Stand behoudt en daarop komt het in hoofdzaak neer den zelfden arbeid als totnogtoe, waarom krijgt hij dan een hooger traktement? Dat is toch, omdat hij bij zijn gewonen arbeid krijgt een zekere verantwoordelijkheid. Nu was de bedoeling oorspronkelijk, dat de ambtenaar van den Burgerlijken Stand daar altijd zou zijn, wanneer het bureau open was, en de andere ambtenaar zou eveneens eene toelage ontvangen boven zijne gewone bezoldiging voor het dragen van de verant woordelijkheid, wanneer de ambtenaar bedoeld onder b eenigen tijd afwezig was. Maar door de opmerking van den heer Witmans in verband met de aanneming van het amendement Aalberse is de toestand nu eenigszins anders geworden. Nu is de bedoeling de vervangende ambtenaren om beurten iederen dag gedurende een uur de verantwoordelijkheid te doen dragen. En nu komt het mij toch voor, dat de billijkheid medebrengt, om aan die menschen, die nu niet alleen ge durende 14 dagenmaar om deri anderen dag de verant woordelijkheid hebben te dragen, daarvoor ook iets toe te leggen. Ik stel mij voor, dat die personen daarvoor zouden moeten genieten eene vaste bezoldiging van f 50.— per jaar,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 12