39 Alleen willen wij hier nog aan toevoegen, dat wij, in de overtuiging, dat dit ook naar Uwe meening de vooikeur zou verdienen, reeds pogingen hebben aangewend om aan de ge meente langs minnelijken weg de beschikking over de door haar benoodigde perceelen te verzekeren. En ten aanzien van een 9 tal perceelen mocht het oris gelukken deze voorloopig voor de gemeente vast te leggen tegen koopprijzenmin of meer belangrijk lager dan die, welke zij, onder de gegeven omstandigheden door de deskundigen der gemeente worden waard geacht. Mocht dus door U tot de uitvoering van ons plan worden besloten dan meenen wij dat thans tevens tot den aankoop dier perceelen behoort te worden overgegaan. Op grond van een en ander geven wij U dus in overweging 1°. te besluiten tot vergrooting van de veemarkt door bij trekking, zoo mogelijk, van de terreinen, op de overgelegde situatieteekening D3 aangeduid met de cijfers 3 en 4», zijnde de terreinen, thans ingenomen door het Cameleonshofje en door de perceelen tusschen Lammermarkt. Wijkstraatje, Tweede Binnenvestgracht en Guldemanspoort; 2°. te besluiten tot den aankoop van de navolgende per ceelen Lammermarkt 2 en 2a voorf 3500. 22 '2300.— Guldemanspoort 1, 2, 3 en 4 tezamen voor 2500.— 2e Binnenvestgracht 1'2 voor1350.— 16 1000. 21 1650. 3°. ons te machtigen de noodige stappen te doen ter ver krijging door middel van onteigening van de andere in het plan begrepen perceelen 4°. over te gaan tot de vaststelling van den hierbij over- gelegden suppletoiren begrootingsstaatten bedrage van f 12300.- Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 20 November 1903. Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. De Kamer van Koophandel en Fabrieken ontving de door Uw College gezonden stukken betreffende de uitbreiding van de Veemarkt met groote belangstelling, omdat de Kamer zich verheugt, dat Uw College opnieuw zich wil bezig houden met de vraag, in hoever en op welke wijze aan deze netelige en inderdaad moeilijk op te lossen quaestie zou zijn een einde te maken en dat wel zonder de gemeentefinanciën al te veel te bezwaren. Zeker, de Kamer zelf meent, dat de markt, uitgebreid en vergroot op de wijze zooals thans door Uw College voorge steld, niet aller verwachtingen bevredigt, ja zij erkent, dat niet te loochenen is het bezwaar van slechts één der leden onzer Kamer, tegen uw plan geopperd, dat èn gemist wordt eene behoorlijke aansluiting aan de spoor èn een der schoonste plekjes van Leiden eventueel ontsierd zal wordenwanneer later de nog grootere uitbreiding tot stand komt, die Uw College zich voorstelt. Onze Kamer meent echter, dat over die bezwaren en zelfs over meerdere, die genoemd kunnen worden, dient heengestapt, om eindelijk en voor goed een marktplaats te verkrijgen, die, althans wat ruimte en een heid betreft, aan behoorlijke en redelijke eischen voldoet. En wij meenendat het thans voorgestelde daaraan inder daad voldoet of voldoen kan; reeds in het jaar 1894 is door onze Kamer dit plan ontworpen, althans voor een zeer groot gedeelte en wij erkennen zelfs, dat uw plan de voorkeur ver dient boven het onze, in de eerste plaats, omdat het met vrij wat minder kosten gepaard zal gaan (daar minder behoeft aangekocht of onteigend te worden), in de tweede plaats, omdat in uw plan beter bereikt wordt, wat wij zoo hoogst gewenscht en noodzakelijk achten voor een markt: Concen tratie op één terrein. Een en ander kan zoo uitstekend tot goede resultaten leiden, als eenmaal, wellicht nu tegelijk, voor de markt zou worden ingenomen het terrein van de Korenmolen »de Valk", van de Algemeene Begraafplaats en zoo noodig van een deel van »Amicitia", wat op ons plan van 1894 gedeeltelijk was ingenomen voor het in de nabij heid van de markt op te richten abattoir. Verwijzende alzoo naar ons verslag van 1894 behoeft het nauwelijks betoog, dat wij uw plan ten hoogste toejuichen; wij zullen verkrijgen een behoorlijk afgesloten geheel, con trole zal door de afsluiting uitstekend kunnen geschieden en wij achten de kosten niet overwegend bezwarend, in aanmer king genomen de groote belangen, waarom het hier voor Leiden gaat, belangen die sinds jaar en dag reeds voorziening behoeven. Maar wij stellen er tevens prijs op te verklaren, dat het plan onze allerhoogste sympathie zou wegdragen, zoo verkregen kan worden, zij het dan ook successievelijk, dat door de groote uitbreiding van de markt, ook alles zich concentreerde ter plaatse, waar de uitbreiding thans gevonden zou worden en dat langzamerhand verdwijne als marktterrein de Steenstraat bij het water, opdat de eenige toegangsweg naar de stad ook werkelijk toegankelijk zij en blijve. Het argument vroeger tegen verplaatsing van de markt naar buiten, dat de nering doenden daar ter plaatse in hun handel geknakt zouden worden, kan niet van gewicht zijn, als de markt in elk ge val in de onmiddellijke nabijheid blijft, daargelaten dan nog de vraag in hoever het algemeen belang zou moeten zwichten voor de belangen van enkelen. Doch wij meenen, dat het plan ook daarom aan veler bezwaren tegemoet komt, omdat men, verplaatsende naar de onmiddellijke nabijheid, toch niet de belangen van die enkelen schaadt. En zoo komen wij tot de slotsom, dat, rekening houdende met de financiën, door en met uw plan verkregen wordt, wat mogelijkerwijze verkregen kan worden en dat het ons aller sympathie heeft, met uitzondering van die van één onzer leden, voor wien de u reeds genoemde bezwaren te gewich tig waien, om met het plan mede te gaan. Namens de Kamer voornoemd H. C. Juta, Voorzitter. J. H. Goudsmit, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen: De ondergeteekenden, allen veehandelaars en landbouwers, wonende in Leiden en omstreken, dat zij Uwen Raad met nadruk wijzen op den toestand der Leidsche Veemarkt, die eenvoudig onhoudbaar is; dat het terrein hetwelk voor die markt beschikbaar is, bij den zich steeds meer en meer uitbreidenden veestapel ten eenenmale onvoldoende is en het ondergeteekenden onmoge lijk maakt om behoorlijk zaken te doen; dat zij voor een groot gedeelte met het vee in de handen moeten blijven staan, geene vaste standplaatsen voor de ver schillende soorten van vee kunnen bekomen, dat alles dicht op elkander gepropt staat, en er nagenoeg elke week on aangenaamheden voorkomen over het krijgen en behouden van eene standplaats; dat met de nu weldra volgende kermis en de najaars- markten de toestand van dien aard zal zijn, dat het alle beschrijving te boven gaat; dat adressanten die in hunnen handel ernstig belemmerd en benadeeld wordenzich gaarne eenige meerdere opoffering zouden getroostenals zij een beteren toestand konden ver krijgen, doch in elk geval van oordeel zijn, dat zij voor het geen zij nu betalen met grond aanspraak mogen maken op eene fatsoenlijke plaats op de markt, die velen hunner thans niet kunnen verkrijgen; dat eene bestendiging van dezen toestand niet mogelijk is en adressanten zich daarom tot Uwen Raad wenden met eerbiedig verzoek, door eene onteigening van het blok huizen gelegen tusschen de veemarkt en de Sint Aagtenstraat, de markt te vergrooten; dat waar voor de gemeente Leiden een uiterst gewichtig belang, het behoud der Leidsche veemarkt, op het spel staat, adressanten vertrouwen, dat die gemeente niet zal opzien tegen een maatregel, waarvan de kosten op den duur door meerdere betaling van de zijde van adressanten zouden worden gedekt en die ten slotte aan Leiden's bloei zal ten goede komen. 't Welk doende enz. A. C. van den Akker, Veehandelaar, Hazerswoude. (Volgen de namen van nog 72 onderteekenaars). Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigde eerbied te kennen Arie Cornelis van den Akker, Veehandelaar en Landbouwer, wonende te Hazerswoude, dat hij met verschillende andere Veehandelaars en Landbouwers zich ongeveer twee jaar geleden tot uwen Raad heeft gewend met een request, inhoudende het verzoek, door eene onteigening van het blok huizen, gelegen tusschen de Veemarkt en de Sint Aagtenstraat, de Veemarkt te. ver grooten en daardoor aan de bij dat request omschreven ernstige grieven tegen den bestaanden toestand te gemoet te komen dat op voormeld verzoekschrift tot heden niets is vernomen, de toestand dezelfde is gebleven en de opgesomde nadeelen zich nog in dezelfde- zoo niet in ernstigermate doen gevoelen. dat adressant zich daarom nogmaals tot uwen Raad wendt met dringend verzoek deze zaak in behandeling te nemen en aan adressant de beslissing op voormeld verzoek liefst mede te deelen. 't Welk doende, Namens alle Veehandelaars en Landbouwers, A. C. van den Akker.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 9