37
Dit laatste is slechts een utiliteitsargument; het eerste,
het principieele, geeft voor de minderheid den doorslag.
De Commissie voor cle Strafverordeningen,
(get.) De Ridder, Voorzitter.
U. H. Cornelissen, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Ons College besloot met het advies der Commissie voor de
Strafverordeningen roede te gaan, doch de minderheid deelde
dit gevoelen niet. Deze was, op gronden van juridieken en
moreelen aard, van ooi deel, dat met de reglementeering der
prostitutie moest gebroken, de betrekkelijke bepalingen der
politieverordening moesten ingetrokken en mitsdien ook niet
tot het vervullen der te dezen aanzien ontstaande vacature
overgegaan worden moest
Wij hebben alzoo de eer Uwen Raad voor te stellen:
1°. den heer J. A. Longepee eervol ontslag te verleenen uit
zijne betrekkingen van gemeente-heelkundige en heel
kundige belast met het onderzoek der publieke vrouwen
2°. ter vervulling van laatstgemelde betrekking eene keus
te doen uit de heeren Stads-geneeskundigen.
Waar echter hun College, blijkens zijne missive van 1 April j.l.,
in overweging geeft om elk zijner leden gedurende 2 maanden
per jaar met dit onderzoek te belasten, daar meenen wij dat
hierop bezwaarlijk kan worden ingegaan. Bij de organisatie
van dezen dienst (vergadering van 18 April 1873) is uit
drukkelijk bedoeld één persoon daartoe aan te stellen en
ook bij latere organisatiën en de laatste reorganisatie werd
hiervan nimmer afgeweken. Zoo wij meenen terecht, omdat
alleen door de regeling en toepassing van het onderzoek in
ééne hand te laten, de noodige ervaring verkregen en aan
het toezicht op de prostituées de vereischte stabiliteit gewaar
borgd worden kan.
Op ons nader mondeling verzoek heeft de heer Dr W. de Jong,
een der Stads-geneeskundigen, zich alsnog bereid willen ver
klaren de, door geen hunner zeer begeerde, taak op zich te
nemen, althans gedurende een jaar, zoodat wij U dezen ter
benoeming kunnen aanbevelen, evenwel op eene verhoogde
bezoldiging van f 500.per jaar.
Wij vereenigen ons zoodoende met het verzoek, uitgedrukt
in het schrijven van 1 April j.l.waar de Stads-geneeskundigen
aandringen op verhooging der inderdaad karige bezoldiging,
voor dit onderzoek toegekend.
Wat betreft het verzoek tot het verschaffen van een lokaal
en instrumenten, dient opgemerkt, dat, nu, naar ons door
den Voorzitter van ons college werd medegedeeld, delocaliteitin
het Academisch Ziekenhuis niet langer beschikbaar zal zijn,
een lokaal in het Crecilia Gasthuis weder hiertoe kan worden
gebezigd, gelijk zulks oudtijds geschiedde, terwijl voor aan
schaffing van instrumenten kan worden besteed de som van
f 150.—, voor «verdere kosten"', op de begrooting volgn. 117
uitgetrokken, welk bedrag in de laatste jaren niet is besteed,
omdat het instrumentarium der Universiteits kliniek gratis
ter beschikking stond.
Resumeerende geven wij, in de 2e plaats, U in overweging
om met de keuring der publieke vrouwen te belasten, op
eene jaarlijksche bezoldiging van ƒ500. en zulks voorloopig
voor den tijd van één jaar, den heer Dr. W. de Jong, arts,
alhier.
Volledigheidshalve zij alhier nog herinnerd, dat eene be
noeming in de vacature wegens het den heer Longepee als
gemeenteheelkundige verleend ontslag niet behoeft te ge
schieden, omdat alsnu de jongste der Stadsgeneeskundigen
vanzelf ook als Stedelijk heelkundige optreedt, gelijk dit volgt
uit de Verordening van 20 December 1900 (Gemeenteblad
n°. 4), op dit punt toegelicht in de raadszitting van 31 Januari
1901 (Verslag blz 10). De heer A. Kist, wiens bezoldiging
tot nu toe f 550.bedroeg, treedt dus thans ook in het
genot van de volle wedde ad ƒ1000.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 77. Leiden, 5 April 1904.
Bij Raadsbesluit van 11 Februari j.l. (Zie lngek. Stukken
n°. 21) werd besloten aan H. L. Speel te verhuren een aan
den openbaren dienst onttrokken stukje grond aan de Boom-
markt, o. a. onder deze voorwaarde, dat het daarop te plaatsen
gebouwtje de goedkeuring zou moeten erlangen van ons
college. Bij de indiening van het ontwerp van dat gebouwtje
bleek nu, dat dit een oppervlakte zou beslaan niet van 10 8 M*.,
zooals bij het genoemde Raadsbesluit in overeenstemming
met de destijds overgelegde situatieteekening was aange
nomen, maar van 23 M2. Zonder wijziging van het genomen
besluit zou dus niet tot de oprichting van dat gebouwtje
kunnen worden overgegaan.
Nu bestaat daartegen echter noch bij ons college, noch
hij de commissie van fabricage bezwaar, aangezien het verkeer
ook door de oprichting van een grooter gebouwtje niet zal
worden belemmerd en adressant, vooral in den winter, behoefte
blijkt te hebben aan meer ruimte. Alleen komt het ons met
de commissie van fabricage voor, dat de huursom dan tot
f 100.zal moeten worden verhoogd.
Op grond van een en ander geven wij U daarom in over
weging uw besluit van 11 Februari j. 1. alsnog in dier voege
te wijzigen dat aan den openbaren dienst wordt onttrokken
een stukje grond, nader aangeduid op de thans overgelegde
situatieteekening, ter grootte van 23 M2. en dat de huursom
van dat stukje grond wordt bepaald op 100.'sjaars.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 78. Leiden5 April 1904.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van W. C. Mulder
alhier, hebben wij de eer U het volgende mede te deelen.
Bij den aanleg van de ter overname aangeboden straten zijn de
verschillende door ons college gegeven voorschriften behoorlijkin
acht genomen. In hoofdzaak bestaat dus tegen de overneming
geen bezwaar. Wijl echter de grond keeringen der straten door de
aangebrachte taluds niet voldoende versterkt zijn en de bestra
ting zelve alsmede de trottoirbanden reeds op verschillende plaat
sen zijn verzakt,zal voor het behoorlijk in orde maken der straten
alsnog een zeker bedrag in de gemeentekas moeten worden
gestort, opdat door de gemeente zonder geldelijk nadeel tot
de overname kunne worden overgegaan. Door de Commissie
van fabricage wordt dat bedrag geschat op 454.— waar
onder dan begrepen zijn de van gemeentewege bij den aanleg
der straten gemaakte kosten van toezicht.
Wat in de tweede plaats betreft het verzoek om een tweetal
boomen op den Zoeterwoudschen Singel vóór den ingang van
een der straten te doen rooienmei ken wij opdat slechts
één dier boomen voor den toegang tot die straat hinderlijk
is. De andere boom kan daarom, naar wij met de Commissie
van fabricage meenen, gereedelijk behouden blijven.
Eindelijk bestaat bij ons geen bezwaar tegen het behoud
van de door adressant voorloopig aan de straten gegeven
namen van Cronesteinkade en Roodenburgerstraat.
Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten:
1°. de beide door adressant aangeboden straten kosteloos
in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen
nadat door adressant een bedng van f 454.— in de gemeentekas
zal zijn gestort voor het behoorlijk in orde maken dier straten,
alsmede ter vergoeding van de door de gemeente gemaakte
kosten van toezicht, en onder bepaling dat de overdrachts
kosten door adressant zullen worden gedragen;
2°. één der boomen vóór den ingang van de straat langs
de Molenwatering, n.l. die, welke onmiddellijk bij den afloop
der brug over deze watering staat, door de gemeente voor
rekening van adressant te doen rooien;
3". de straat langs de Molen watering te noemen Cronestein
kade en de daarop staande dwarsstraat te noemen Rooden
burgerstraat, met behoud alzoo van de daaraan voorloopig door
den eigenaar gegeven namen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De aanleg der straat van af den Zoeterwoudschen Singel
tot aan de dwarsstraat en de dwarsstraat van af de Molen
watering tot aan het kruispunt van de volgende straat is
voltooid.
Ondergeteekende meent met den aanleg geheel te hebben
in acht genomen de voorschriften en aanwijzingen door de
Gemeente voor dien aanleg gegeven, en neemt mitsdien bij
deze de vrijheid die straten aan de Gemeente in eigendom
aan te bieden.
Tevens heeft hij de eer beleefdelijk te verzoeken de twee
boomen aan den ingang der eerste straat te willen doen,
verwijderen, omdat die voor den inrit gevaarlijk zijn.
Zonder daarmede vooruit te loopen op de beslissing van
UEd. Achtbdoch alleen om ongewenschte naamgeving te
voorkomen door anderen, heeft hij de twee bedoelde straten
voorlopig genoemd respectievelijk Cronesteinkade en Rooden
burgerstraat, daarmede beoogende in stand te houden de
aldaar van oudsher bestaande plaatsnamen.
Beleefd geeft hij daarvan bij deze kennis, natuurlijk aan
Uwe vergadering overlatende die namen al of niet te bevestigen.
Met de meeste hoogachting heelt hij de eer te zijn
Uw WelEd. Achtb. Dw. Dr.
W. C. Mulder.
Leiden 20 Januari 1904.