DONDERDAG 3 MAART 1001 29 lasting te verminderen, maar nu niet. Omtrent liet verloop van het marktverkeer weten wij nietswel heeft de voorzitter van de Tuindersvereeniging voorgespiegeld dat de omzet grooter zal worden, 't misschien wel een millioen zal worden, maar later is dat millioen al gedaald op f 100.000.dat zijn allemaal illusiën. En mochten die illusiën van de Tuindersvereeniging in de toekomst ooit verwezenlijkt worden, dan is de tijd aan gebroken een minder percentage te heffen; nu niel, daar wij er thans nog niets van weten. Nu een enkel woord naar aanleiding van hetgeen door de heeren Fockema Andre® en Pera is gezegd. Ja, Mijnheer de Voorzitter, ik houd vast aan het woord welwillendheid, 'tls een groote welwillendheid van de Gemeente geweest geld te hebben voorgeschoten en een gebouw gezet te hebben voor allen die veilen willen en daar kunnen komen. Als de ge meente dat niet had gedaan, was er niets tot stand gekomen, maar bovendien loopt de gemeente de risico, dat de verwach tingen, die sommigen van de veilingen hebben, niet bewaarheid zullen worden, en dan blijft de Gemeente zitten met het gebouw. Die risico die de Gemeente op zich neemt, is toch zeker eene groote welwillendheid, ik althans vind dat zoo. De heer P. J. van Hoeken. Ik wensch de Tuinders-Ver- eeniging het meest mogelijke succes, maar ik ben het toch voor een groot deel eens met de beschouwingen van den heer Juta. Neemt de markt die groote vlucht niet, dan moet de gemeente in ieder geval de schade dragen. En daarbij moet ook niet worden vergeten, dat een houten gebouw meer onderhoud kost dan een steenen; zulk een gebouwtje moet om de 3 of 4 jaren worden geverfd, en daarmede wordt hier geen rekening genoeg gehouden. Ik voor mij kan mij dus zeer goed vereenigen met het amendement van den heer Juta om 1% te heffen. De heer de Goeje. Ik wenschte nog iets te zeggen, mijnheer de Voorzitter, tot ondersteuning van het voorstel van den heer Fockema Andre®, en wel dit, dat wij tegenover deze markt niet anders moeten handelen dan tegenover de andere. Teri aanzien van alle andere markten toch doen wij ook zelfs groote uitgaven met het oog op het algemeen belang van de gemeente, zonder eenige poging om dit op de marktbezoekers te verhalen. Ik geloof dus, dat het in die zelfde lijn ligt, wanneer wij hier een zeer kleine heffing opleggen, en het daardoor mogelijk maken, dat deze jeugdige markt zich tot een bloeiende markt zal kunnen ontwikkelen. Ik zal daarom vóór het amendement van den heer Fockema Andre® stemmen. De Voorzitter. Dan wensch ik ten slotte nog iets te zeggen om nader aan te dringen, dat in mijn oog het amendement, zooals het is voorgesteld door den heer Vergouwen en gedeeld wordt door de meerderheid van het Dagelijksch Bestuur, toch meer aanbeveling verdient dan de beide andere amen dementen. Het amendement-Fockema Andre® gaat zeker, wat betreft de geringheid der heffing, naar mijne meening al te ver. Men stelt zich in dezen geheel op één lijn met Rotterdam, maar men vergeet, dat Rotterdam bij zijn berekening rekent op een omzet bruto van 209000, hetgeen een omzet is, die in deze gemeente vermoedelijk in geen jaren zal worden bereikt. Daarom is door ons genomen het cijfer van 50000, dat, gelijk ik opmerkte, meer dan tweemaal zooveel is als wat in het laatste jaar op de veiling is geweest mij dunkt, nog belangrijk genoeg. En ook hierom staat men m. i. bij de verdediging van het amendement-Vergouwen sterker, wanneer men, zich stellende op het standpunt der te Rotterdam aan genomen berekening, aanneemt dat voor rente en ailossing van het kapitaal en schoonhouden en onderhoud van het lokaal benoodigd moet zijn 8% en niet 15%, zooals hier berekend werd. Nu moge de geachte wethouder van finantiën zeggen, dat dit te weinig is, maar dan vergete hij ook weer niet, dat te Rotterdam evenals te Leiden wordt opgericht een houten gebouw, en dat daarmede ook rekening moet worden gehouden. Wanneer men dus rekent 8% bij een stichtings kapitaal van ongeveer f 2300, dan bedraagt dit f 184, plus de verhooging voor onderhoud, dat maakt f 230, wat bij heffing van 1ji percent, bij ƒ50000 omzet, gedekt wordt. En nu is het wel waar, dat wij optimistisch rekenen, en dat wij aan nemen, dat de markt een hooge vlucht zal nemen, maar waar het een zoo belangrijken tak van bedrijf geldt als de fruit- en groentehandel, daar mogen wij wel eenigszins optimistisch zijn, omdat, wanneer de zaak slaagt, zij van groot belang is voor de gemeente. Maar wanneer wij ineens te veel afdalen, dan uieenen wij, dat de gemeente er op zal toeleggen, terwijl aan den anderen kant de markt zal worden gedrukt, wanneer men niet lager gaat dan 1%. Want men vergete niet, dat in dat geval men te doen krijgt met, concurrentie. Om een kwart procent meer of minder zullen de producenten zich niet verplaatsen, maar het is zeker niet ondenkbaar, dat men, bij een grooten aanvoer en bij een heffing van 1%, Leiden voorbij spoort en naar een andere plaats gaat. Ik geloof daarom, dat het is in het welbegrepen belang van de veiling en van de gemeente om niet mede te gaan met het amen dement van den heer Fockema Andre®, omdat het te zeer uitgaat van de gelijkstelling van Leiden met Rotterdam; en ook niet met het amendement van den heer Juta, omdat dat aan den anderen kant gevaar oplevert, dat men niet hier komt om te veilen, maar andere plaatsen verkiest. De heer Pera. Het betoog van den Voorzitter, gevoegd bij het feit, dat ik tegen een kwart procent méér niet zooveel bezwaar heb, doet mij besluiten te stemmen vóór het amende ment van den heer Vergouwen. De heer Eerstens. M. d. V. Voor mij is de vraag deze: hebben de groenteveilingen eene toekomst en als ik die vraag stel moet ik die toestemmend beantwoorden. Wanneer ik de geschiedenis naga van de veilingen, die verleden jaar gehouden zijn, en er bij denk onder welke ongunstige omstandigheden die hebben plaats gehad, wat betreft de plaats, het houden der veilingen en den betrekkelijk geringen aanvoer wegens beperkt gewas en dat die toch nog hebben opgebracht f20.000, dan meen ik die vraag bevestigend te mogen beantwoorden. Wat ziet men elders gebeuren bij 't oprichten van markten? Daar ziet men, Mijnheer de Voorzitter, dat de aanvoerders van marktproducten niet alleen worden vrijgesteld van markt- geld, doch zelfs nog premiën worden uitgeloofd, aan degenen die het meest aanvoeren, om de marktbezoekers te lokken. Er wordt om zoo te zeggen een spiering uitgegooid om later een kabeljauw te vangen. Dat de markt hier, voor de stad indirecte voordeelen oplevert, hiervan ben ik overtuigd maar wat ik nog niet heb gehoord, is dat het eene zaak van hygiene is; er is dus ook een volksbelang mede gemoeid. Het is toch een groot voordeel, dat de qualiteit van groenten, hier in consumptie gebracht, aanmerkelijk zal worden verbeterd. Men zal krijgen groenten, die versch geplukt, snel verkocht en dus versch gegeten kunnen worden. IJ hebt een berekening gemaakt M. d. V. naar een opbrengst van 50000.— Wanneer nude Raad zou kunnen medegaan met het amendement van den heer Fockema Andre® om de heffing te stellen op F%, dan zou dat voor 50000.— maken f 125.Maar nu dunkt mij, dat wij ééne zaak niet moeten vergeten en dat is deze, dat naar aanleiding van de oprichting van het veilingsgebouw de Gemeente nog trekken zal f 50.huur van de kiosk, die daarbij zal worden opgericht, 't Is wel geen direct uitvloeisel van de veilingen, maar het komt toch de Gemeente ten goede. Wordt het gebouw niet opgericht en dus geen veilingen ge houden, dan heelt de kiosk geen reden van bestaan, dus Mijnheer de Voorzitter ik reken dat er altijd van terecht komt f 175.— per jaar. Volgens Uwe berekening moet de heffing be dragen 236.— Een bedrag van f 60.— zou de Gemeente dus jaarlijks wagen, dat, bij geleidelijke rijzing van de opbrengst, weer gedekt zou worden. Daarom zal ik stemmen vóór het amendement van den heer Fockema Andre®. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Fockema Andreae, in stemming gebracht, wordt verworpen met 15 tegen 11 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Timp, P. J. Mulder, Meuleman, Pera, van Hamel, P. J. van Hoeken, le Poole, Vergouwen, Bosch, Hasselbach, van der Eist, Juta, Bots, Driessen en Witmans. Voor stemmen de heeren: Eerstens, Paul, de Vries, van Dissel, Sijtsma, van Lidlh de Jeude, Verheij van Wijk, Fockema Andreae, Eorevaar, de Goeje en van Tol. Het amendement-Vergouwen, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 20 tegen 6 stemmen. Voor stemmen de heeren: Timp, Eerstens, P. J. Mulder, Paul, Pera, de Vries, le Poole, van Dissel, Sijtsma, Vergouwen, van Lidth de Jeude, Verheij van Wijk, Bosch, van der Eist, Fockema Andreae, Eorevaar, de Goeje, van Tol, Bots en Driessen. Tegen stemmen de heeren: Meuleman, van Hamel, P. J. van Hoeken, Hasselbach, Juta en Witmans. Het aldus gewijzigde art. 2 wordt zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Artt. 3—4 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen, evenals daarna de verordening in haar geheel. XVI. Vaststelling van de verordening, regelende de invor dering der belasting voor het gebruik van het lokaal voor groenteveilingen te Leiden. (Zie Ing. St. n°. 35). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. XVII. Vaststelling van de verordening, houdende aanwijzing van de dagen, uren en plaatsen voor het houderj van de ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 7