28
DONDERDAG 3 MA ART 1904.
met liet amendement van den heer Vergouwen. Maar lager
geloof ik, dat in de gegeven omstandigheden niet is te gaan,
omdat dit in ieder geval later nog kan geschieden wanneer
de noodzakelijkheid blijkt. Men houde toch wel in het oog,
dat het cijfer van den omzet thans niet is 50000maai'
19000.—, en dat de sprong daartusschen vrij belangrijk is.
En bovendien moet ook niet worden vergeten, dat die-1/® °/0
maar een zeer kleine hefling is, waarvoor de veilingbezoe
kers dan toch kunnen rekenen een aangenaam, goed lokaal
te hebben, waar zij droog staan en dat, naar wij hopen,
goede diensten voor hen zal blijken te doen. Waar Burg.
en Weth. een keuze zouden moeten doen tusschen beide
amendementendaar zouden zij de voorkeur geven aan het
amendement van den heer Vergouwen, hoewel ik moet zeggen,
dat er ook leden zijn in het Dagelijksch Bestuur, die meenen,
dat dat te ver gaat en dat '1 °/0 dan beter isomdat later
wel altijd kan worden verminderd, maar moeilijk hooger
kan worden gegaan. Daartegenover staat dan ook, dat als
de veilingen het met een omzet van f 50 000 niet kunnen
bolwerken, zij geen levensvatbaarheid bezitten en vanzelf
zullen verdwijnen.
Dat is het standpunt, dat Burg. en Weth. in dezen innemen,
en waartoe wij zijn gekomen, omdat men ook in andere
gemeenten meent, dat de totstandkoming van een veilings
lokaal de veilingen een grooteren omvang en een hoogere
vlucht zal doen nemen, zoodat er wel op mag worden gere
kend, dat in het eerste jaar de omzet ongeveer verdubbeld
wordt. Aldus rekenende, meenden wij met dit standpunt het
finantieel belang van de gemeente voldoende in acht te nemen.
De heer Juta. M. d. V. U hebt zeer terecht gesproken over
de meerderheid van het Dagelijksch Bestuur; tot die meerder
heid behoor ik niet. Ik meen, dat, waar de Gemeente zeer
Welwillend tegemoet gekomen is aan het verzoek en het streven
der Vereeniging voor groenten- en vruchtenverkoop, door op
gemeentekosten een lokaal te stichten, dus ook de risico te
dragenwant als de veilingen niet slagen en de Gemeente
met die localiteit blijft zitten lijdt zij verlieshet dus de meest
billijke eisch van het Gemeentebestuur is, dat de Gemeente
geen verliezen lijdt in welken vorm dan ook. Reeds is, Mijn
heer de Voorzitter, medegedeeld, dat de Gemeente zal moeten
derven de voordeelen der liggelden van de personen, die ge
bruik maken van het veilingslokaal en door deze niet te laten
betalen lijdt de Gemeente reeds eene finantieele schade van
ongeveer /200.Ik zal mij daarbij neerleggen, ofschoon ik
meen dat bedoeld verlies grooter zal blijken te zijn. U hebt
ook gesproken dat voor rente en ailossing gerekend wordt 8°/0.
Ik geloof dat dit te weinig gerekend is. Men moet er rekening
mede houden, dat de veilingloods een houten gebouw is, en
een houten gebouw zal in 10 jaren moeten zijn afgelost.
De voortdurende onderhoudskosten van een houten gebouw,
waar niet over gesproken zijn, zijn zeer aanzienlijk, veel
aanzienlijker dan die van een steenen gebouw. De onder
houdskosten zullen stijgen naarmate het gebouw langer staat
en als wij het ongeluk hebben dat b.v. door hevige stormen
aan dat gebouw erge schade zal worden toegebracht, zal de
Gemeente het natuurlijk weer in den tegenwoordigen toestand
moeten herstellen. Dat ook is eene omstandigheid, waarmede
tot dusver geen rekening gehouden is en dat wij als Raads
leden wel degelijk moeten doendaarbij komen nog de schoon
maakkosten en dan geloof ik, mijnheer de Voorzitter, dat wij
komen op de 240.— die ik genoemd heb. Hierbij gerekend
het verlies aan liggelden, eri de onderhoudskostenmaakt
dat eene heffing van 1jt Ü/D tot dekking der onkosten te laag
is; de Gemeente zal er dan bepaald geld op moeten toeleggen.
Blijkt bet naderhand dat de omvang der veilingen van dien
aard geworden is dat bij 1 °/0 heffing, na verloop van een,
twee jaren mijne voorspelling niet uitkomt, maar de Gemeente
er voordeel aan zou hebben, hetgeen niet mag, dan is het
oogenblik aangebroken om de 1 °/0, als deze blijkt te hoog
te zijn te verlagen tot 1j2 of 1ji °/0.
Maar nu te beginnen met eene heffing van 1ja u/c, terwijl
men zeker weet, dat dan de Gemeente er geld op zal toe
leggen, ik vind geen termen om daarop in te gaan. Als wij
nu 1ja of 1/4°/o zullen heffen is het naderhand, als blijkt dat
de Gemeente er geld op toelegt, zeer moeilijk de heffing tot
1 °/0 te verhoogen. Wij kunnen wel zeggen wij zullen dat
doen, maar een ieder weet hoe moeilijk het gaat eene hef
fing te verhoogen. Het gaat beter een heffing van 1 °/0 te
verlagen tot op Va of V4 °/0 dan omgekeerd een lagere heffing
te verhoogen tot '1 °/0.
Daarom wenschte ik het volgende amendement voor te stellen
»l)e belasting bedraagt 1 °/0 van de bruto opbrengst der ge
veilde waren."
Blijkt het nu in de toekomst dat dit te veel is, dan is de
tijd aangebroken om het percentage te verminderen.
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
alzoo een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Fockema Andke.e. M. d. V. Het zij mij vergund
nog een enkel woord te zeggen, liet spijt mij wel in dezen
den wethouder van finantien niet aan mijn zijde te hebben,
maar dat noopt mij toch niet mijn amendement terug te nemen.
Laat ik allereerst dit opmerken. De heer Juta zegt, dat wij,waar
wij eenmaal zoo welwillend geweest zijn gevolg te geven aan het
verzoek om een veilingsloods op te richten, er ook niet op
moeten toeleggen. Maar ik zou zeggen: wanneer wij die zeker
heid hebben, waar ligt dan de welwillendheid? Iets voor
een ander te doen, waarbij wij volstrekt geen schade hebben,
dat is nog zoo'n groote welwillendheid niet En ik geloof,
dat wij in dezen niet mogen redeneeren als de heer Juta
thans doet, een beetje pessimistisch, en maar zorgende dat
wij toch zoo mogelijk de uitgaven gedekt krijgen. Men moet
toch wel in het oog houden, dat het hier is een nieuwe zaak.
Het nieuwe vindt bij vele menschen toch al tegenkanting,
en wanneer men daarbij al terstond kan wijzen op Rotterdam,
waar werdt geheven, dan vrees ik dat men tegenkanting
zal wekken bij hoogere heffing en dus de nieuwe zaak in
gevaar brengen. En daarom geloof ik, dat het veel beter is,
waar wij eenmaal tot die veilingen hebben besloten, nu ook
loyaal de gelegenheid open te stellen om van die veilingsloods
gebruik te maken, in de hoop, dat al mogen dan de kleine
kosten niet geheel terstond gedekt zijn, in elk geval de indi
recte voordeelen, die de veilingen zullen aanbrengen, opwegen
tegen een misschien klein direct nadeel.
De heer Pera. M. d. V. Dat woord welwillendheid van
onzen geachten wethouder van finantien heeft ook mijne aan
dacht getrokken. Ik moet evenwel opmerken, dat over het
algemeen de philantropische geest van den Raad niet zoo
groot is. Het kan wel zijn, dat voor een enkele zaak die geest
zijn invloed doet gevoelen, maar over het algemeen is de
Raad vrijwel gehouden ietwat egoistisch te werk te gaan.
Bij de behandeling dezer aangelegenheid is aangenomen, dat
de bloei van Leiden ook mede wordt bevorderd door het
bezit van een uitnemende groentenmarkt. Daarvoor is noodig
dat de gelegenheid aantrekkelijk gemaakt worde om zoo de
menschen naar Leiden te lokken. Nu moet ook- rekening ge
houden- met den algemeenen geest, zooals die tegenwoordig
heerscht, om het er zooveel mogelijk op aan te leggen alles
goedkoop te doen, en het voordeel niet te zoeken in het enkele
stuk, maar wel in de groote menigte. Daarom wil het mij
voorkomen, dat het voor den Raad de aangewezen weg is om de
door de kooplieden te maken kosten zoo gering mooglijk te doen
zijn. Ik besluit daartoe met te meer vrijheid, omdat ik het
niet geheel met den heer Juta eens kan zijn, dat wij de
heffing later moeilijk kunnen verhoogen. Ik meen dat voor
onzen tijd de weg is om goedkoop te zijn; en wanneer dan
blijkt, dat dat niet aan het vereischte doel beantwoordt, dan
kunnen wij er zeer goed toe overgaan het percentage eenigs-
zins te verhoogen of andere maatregelen te nemen, opdat de
gemeente geen te groote schade behoeft te lijden. Ik meen
werkelijk, dat het in overeenstemming is met den geest van
onzen tijd om het zoo goedkoop mogelijk aan te leggen, de
deelneming zoo hoog mogelijk op te voeren en in den omvang
van den handel ons voordeel te zoeken.
De heer Vergouwen. M. d. V. Nog een enkel woord om
het percentage van f nader toe te lichten. In beginsel sta ik
in dezen aan de zijde van den Wethouder van Financiën,
maar ik meen ook aan die zijde te blijven staan, wanneer ik
voorstel de heffing van |°/0, en wel op grond van de gegevens,
door den marktmeester verstrekt. In het schrijven van den
marktmeester staat 0. a. dat voor aflossing en onderhoud en
rente zou zijn te schatten een bedrag van f375.n.l. 15*/0
van ƒ2500.Nu heeft de marktmeester gesproken met het
Bestuur der Vereeniging, dat die veilingen zou leiden en dat
Bestuur heeft gezegd, dat het, hoewel weliswaar het vorige
jaar is opgebracht 19000.—wel zou kunnen loopen tot
4X/T9000.dat is dus 76000.—. Eene heffing van |°/0
van ƒ70000.— is ƒ380.die cijfers dekken dus elkander.
Wij gaan derhalve in op de veronderstelling, dat werkelijk
4Xƒ19000.ongeveer opgebracht wordt door de veilings-
markten. Blijkt het later, dat de raming te hoog is geweest,
dan is de Raad volkomen gerechtigd het percentage van
te brengen op 1 °/0, omdat als grondslag is aangenomen die
opgaaf, welke door het Bestuur der vereeniging zeifis verstrekt.
De heer Juta. Als ik den heer Vergouwen even mag ant
woorden dat bij die 375.— rente en aflossing nog komt
jaarlijks voor schoonmaak 52.en nog het jaarlijksch onder
houd en dat zal mettertijd aardig wat bedragen, dus afgaande
op de becijfering van den heer Vergouwen geloof ik dat hij
meer in mijn schuitje komt van 1% dan in dat van
De verwachting van den heer Vergouwen is hoog en ik wensch
dat zij zal uitkomen, maar ik verwacht niet dat in de eerste
twee jaren zoo'n groote omzet zal worden bereikt en wordt
die bereikt, dan is de lijd gekomen het percentage der be-