24 DONDERDAG 3 MAART 1904. ook met de belangen van bet onderwijs en van den onderwijzer, dezen op veertigjarigen leeftijd of iets daarboven ongeschikt j te verklaren om aan het hoofd geplaatst te worden eerier openbare lagere school in Uwe gemeente Want, Edelachtbare Heeren, dit alleen kan de grond zijn, waarop de uitsluiting is geschied. Immers, er kan moeielijk worden aangenomen, dat men met het bepalen van bedoelden maximum-leeftijd een beperking van het aantal sollicitanten heeft beoogd, aangezien ook zonder deze bepaling, dit aantal, dat nu reeds ruim 150 bedraagt, niet noemenswaard zou zijn gestegen. Het Hoofdbestuur der voorn. Vereeniging moet dus wel aannemen, dat in de bedoelde beperking ligt opgesloten de verklaring: «Burgemeester en Wethouders van Leiden achten onderwijzers ouder dan veertig jaren niet meer geschikt om benoemd te worden tot hoofd aan een hunner gemeentescholen. Hiertegen nu moet het Hoofdbestuur een krachtig protest doen hooren. Mannen van veertig tot vijftig jaar zijn, indien zij een goede gezondheid genieten nog in de volle kracht van hun leven en wanneer zij op dezen leeftijd een betrekking ambieeren, die hun om financieele of andere redenen meer toelacht dan hun tegenwoordige, geven zij door hunne solli citatie reeds het bewijs door eigen kracht naar verbetering vaa positie te streven. Waren alle of de meeste onderwijzers op hun veertigste jaar reeds de grenzen genaderd van hun grootste krachts ontwikkeling in geestelijken zin, het zou er met ons onderwijs treurig uitzien, immers op dezen leeftijd hebben de meeste pas drie achtste deelen van hun vollen diensttijd achter zich en moeten dus nog ongeveer 25 jaar in de school hun plicht doen. En toch, terwijl zij dus de middaghoogte nog niet bereikt hebben, gaat volgens de meening van Uw Dagelijksch Bestuur hun zon reeds onder. Gij gevoelt, Edelachtbare Heeren, dat er in de bepalingen van die maximum-leeftijdsgrens voor den geheelen onder wijzersstand een grievende beleedigingligt, te grievender, omdat het juist in andere takken van dienst gewoonte is, gewichtige betrekkingen op te dragen aan mannen van rijpen leeftijd. Directeuren van post- en telegraafkantoren in groote steden, ontvangers en betaalmeesters aan hoofdkantoren, ambtenaren bij ministeries, hoofdofficieren bij leger en vloot, enz. zij allen bereiken hun hoogste rangen hun gewichtigste bedieningen op een leeftijd, die de veertig jaren meestal overschrijdt. Daar vraagt men niet: »Hoe oud is de man, maar heeft bij de noodige bekwaamheid en geschiktheid voor de betrekking?" Het Hoofdbestuur komt op grond van bovenstaande over wegingen tot Uwen Raad met het eerbiedig verzoek bij het College van Burgemeester en Wethouders Uwer Gemeente Uwen invloed aan te wenden, opdat een herhaling van het feit door adressant genoemd, voor het vervolg voorkomen worde. Adressant heeft de eer met de meeste hoogachting te zijn, namens het Hoofdbestuur voorn. C. F. A. Zernikë, Voorzitter. E. F. A. Rosberger, le Secretaris. Amsterdam, 40 Februari 1904. Sarphatipark 63. De Voorzitter. Dit adres is ingekomen den 12en Februari, nadat den Hen Februari een Raadszitting was gehouden, waarin deze zaak ampel is besprokenen het pro en contra van het standpunt van Burg. en Weth. is uiteengezet. De argumenten, in het adres neergelegd, zijn ook toen reeds te berde gebracht, en daar deze zaak reeds is afgeloopen en het vergelijkend onderzoek ook reeds heeft plaats gehad, kan wor den voorgesteld het adres voor kennisgeving aan te nemen. Burg. en Weth. zullen echter niet nalaten met de wenken, in het adres gegeven, te zijner tijd rekening te houden. Het adres wordt voor kennisgeving aangenomen. 5°. Adres van het Bestuur der Leidsche Tuinderspatroons- vereeniging voor Leiden en naburige gemeenten, gevestigd te Leiden, houdende verzoek om de concept-verordening in zake het gebruik van het lokaal voor groenteveilingen niet aan te nemen en te besluiten tot aanneming van een der beide in het adres vermelde voorstellen. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen: De ondergeteekenden1 G. Doeve en 2 W. Bink beiden wonende te Leiden in hunne hoedanigheid respectievelijk van Voorzitter en Secretaris van de Leidsehe Tuinders-Patroons Vereeniging voor Leiden en naburige gemeentengevestigd te Leiden(goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 19 December 1902, opgenomen in de Staatscourant van 14 Januari 1903 n°, 11) en alzoo die Vereeniging ten deze vertegenwoordigende dat zij met verbazing kennis genomen hebben van het concept-reglement houdende bepalingen omtrent wijzigingen j in het bestaande marktregleinent, voorkomende in bet Leidsch j Dagblad van 26 Februari jongstleden, en waarbij onder meer voorgesteld wordt het markttarief zoodanig te wijzigen dat twee procent betaald zou moeten worden van de bruto opbrengst van de verkochte land- en tuinbouwproducten dat requestranten overtuigd zijn dat de verkoopers van land- en tuinbouwproducten met eene dergelijke wijziging van het bestaande markttarief onmogelijk genoegen kunnen nemende positie van de verkoopers van land- en tuinbouw producten zou door deze voorgestelde verhooging van het markttarief nog in slechtere conditie geraken dan deze thans reeds is dat requestranten zeer goed kunnen begrijpen dat door de oprichting van een veilingsgebouw voor land- en tuinbouw producten, de kosten voor markt- en liggelden verhoogd dienen te worden, ter bestrijding van de daaruit voortvloeiende kosten en zij alleszins geneigd zijn daarin te dragen dat zij mitsdien bij deze de vrijheid nemen, de navolgende twee voorstellen onder de aandacht van Uwen Raad te brengen, ter Uwer beslissing overlatende welke der beide voorstellen, Uwen Raad het meest wenschelijk voorkomt, welke voorstellen luiden Je Voorstel: De thans verschuldigde markt- en liggelden voor voer- en vaartuigen, dienende tot aanvoer van te ver- koopen land- en tuinbouwproducten, te verhoogen met twintig procent. 2e Voorstel: Het veilingsgebouw aan genoemde Leidsche Tuiders-Patroons Vereeniging af te staan, onder verplichting voor genoemde Vereeniging dat zij de kosten voor rente en aflossing van dit veilingsgebouw voor hare rekening neemt. (Meerdere voorwaarden nader met genoemde Vereeniging te bepalen.) Dit tweede voorstel geschiedt onder voorwaarde dat het thans bestaande markttarief alsdan blijft gehandhaafd. Dat toch bij het thans bestaande markttarief voor eene schuit welke voor eene waarde van ƒ30.—- a 40.aan tuinbouw producten kan bevatten, thans verschuldigd is eene som van ƒ0,10 aan liggeld, doch dat het verschuldigde voor eene dergelijke schuit aan marktgeld volgens de voorgestelde ver hooging van het markttarief voorkomende in genoemd concept reglement, dan zoude bedragen eene som van ƒ0,60 a ƒ0,80 (2 van ƒ30.a 40.eene verhooging alzoo van minstens vijfhonderd procenteene regeling waarmede de verkoopers van land- en tuinbouwproducten zich onmogelijk kunnen vereenigen Dat door de verplaatsing der markt naar een aaneen gesloten terrein, de controle der markt beter en gemakkelijker kan plaats hebben, en dus wat dit betreft geene meerdere kosten met zich zal brengen, doch wellicht hierdoor minder marktpersooneel zal noodig blijken te zijn dat requestranten overtuigd zijn dat wanneer de voor gestelde wijziging van het markttarief tot heffing van twee procent van de bruto opbrengst van de verkochte land- en tuinbouwproducten door Uwen Raad mocht aangenomen worden, de verkoopers van land- en tuinbouwproducten geen gebruik zouden kunnen maken van het nieuwe marktterrein hier ter stede, doch genoemde Leidsche Tuinders-Patroons Vereeniging zich, tot haren spijt, genoodzaakt zou zien, in vereeniging met andere land- en tuinbouwvereemgingen, een eigen marktterrein aan te schaffen. Redenen waarom requestranten, in hunne genoemde kwaliteit, zich tot Uwen Raad wenden met het eerbiedig verzoek dat I het Uwen Raad moge behagen, de voorgestelde wijziging van het markttarief, voorkomende in genoemd concept-reglement, bepalende dat twee procent van de bruto opbrengst van de verkochte land- en tuinbouwproducten zal geheven worden, niet aan te nemen, doch dat het Uwen Raad moge behagen te besluiten tot aanneming van één der beide volgende voor stellen, luidende: Je Voorstel: De thans verschuldigde markt- en liggelden voor voer- en vaartuigen, dienende tot aanvoer van te ver- koopen land- en tuinbouwproducten, te verhoogen met twintig procent. 2e Voorstel: Het veilingsgebouw aan genoemde Leidsche Tuiders-Patroons Vereeniging af te staan, onder verplichting voor genoemde Vereeniging dat zij de kosten voor rente en aflossing van dit veilingsgebouw voor hare rekening neemt. (Meerdere voorwaarden nader met genoemde Vereeniging te bepalen.) Dit tweede voorstel geschiedt onder voorwaarde dat het thans bestaande markttarief alsdan blijft gehandhaafd. 't Welk doende enz, G. Doeve, Voorzitter. W. Bink, Secretaris. Leiden, 1 Maart 1904. Zal worden behandeld bij punt 15 der agenda.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1904 | | pagina 2