192
WOENSDAG 30 DECEMBER 1903.
XVI. Voorstel tot aanstelling van een adjunct-keurmeester
bij den keuringsdienst van eet- en drinkwaren en tot vast
stelling van den desbetrelïenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. n°. 384
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Pera. M. d. V. Het is mij niet recht duidelijk wat
voor persoon hier moet worden aangesteld Naar het mij
voorkomt is er wel eenig verschil tusschen de aanvraag van
den Directeur en het voorstel van Burg. en Weth. Ik heb
zoo den indruk, dat Burg. en Weth. de zaak een weinig
hooger willen opvoeren, dan wel in de bedoeling van den
Directeur ligt.
Wij hebben indertijd het verzoek van den Directeur gehad
om de aanstelling van een wetenschappelijk persoon, maar
hij is daarop later teruggekomen, en is mijn indruk juist,
dan bedoelt hij de aanstelling van een meer eenvoudig man,
waarvoor zeker niet een tractement van f 800 noodig is;
men kan voor zoo iemand wel beginnen met G00 met
verder uitzicht op verhooging. Want het is niet zoozeer de
vraag wat die persoon direct zal kunnen praesteeren als wel
waartoe hij zichzelf zal weten te vormen.
Op den duur zal deze ambtenaar, als hij is de rechte man
op de rechte plaats, eene positie verkrijgen, die nogal van
beteekenis is, waarbij vooral groote accuratesse en zeer veel
nauwlettendheid vereischt wordt. Mijn vraag komt eenvoudig
hierop neer: Met welk salaris moet hier worden begonnen
en wat zijn verder de vooruitzichten aan deze betrekking
verbonden.
De Voorzitter. Ik kan den heer Pera hierop antwoorden,
dat de bedoeling, die met de aanstelling van dezen ambte
naar beoogd wordt, te vinden is op blz. 161 van de gedrukte
stukken, waar wij zeggen: Aanstelling van een tweeden keur
meester, die de meer elementaire onderzoekingen zou moeten
verrichten en die bovendien in moeilijke gevallen den keur
meester bij het nemen van monsters zou kunnen behulpzaam
zijn, (waarvan de wenschelijkheid reeds meermalen gebleken
is), scheen hem daarom in het belang van den dienst drin
gend noodzakelijk toe."
Dat is het advies van Dr. Filippo, den Directeur van den
keuringsdienst, waarmede Burg. en Weth. zich hebben veree-
nigd. Maar tot dit advies is de Directeur niet gekomen, dan
na eerst van geheel andere meening geweest te zijn. Zijn
oorspronkelijk advies, dateerend van het vorige jaar, doelde
daarop, dat zou worden aangesteld een wetenschappelijk
assistent op een jaarwedde van ten minste 1000. Daarop
zijn Burg. en Weth. niet kunnen ingaan. Maar eindelijk is
men na zeer lange besprekingen en correspondentie hier
omtrent, overeengekomen, dat het wetenschappelijke karakter
bij den nieuwen titularis eenigszins op den achtergrond en
meer het praktische op den voorgrond zou worden geplaatst,
zoodat zoodanig persoon wel niet van alle wetenschappelijke
kennis zou zijn ontbloot, maar in hoofdzaak bij de praktische
werkzaamheden zou moeten bijstaan.
Dat is de bedoeling, welke wordt beoogd bij het voorstel tot
aanstelling van dezen ambtenaar. De Directeur is dus, in
strijd met wat de heer Pera meent, van zijn eerste meer
kostbaar plan teruggekomen, dat veel hooger strekte, omdat
dit door onze argumenten is teruggebracht tot het vragen om
een ambtenaar, die niet in de eerste plaats een weten
schappelijk man was, maar in de eerste plaats een practicus,
teneinde behulpzaam te kunnen zijn bij de meer elementaire
onderzoekingen als het nemen van monsters, maar ook bij
het constateeren van overtredingen waarvan de wenschelijk -
heid reeds meermalen gebleken was. Immers dat geschiedt
beter door meer dan een persoon, om het noodige prestige aan
het optreden der autoriteit te geven. Hierin staat hij dus
den lsten keurmeester ter zijde.
De ambtenaar zal worden aangesteld op eene bezoldiging
van f 800.Wij meenden voor dit bedrag, in de gegeven om
standigheden, een geschikt persoon wel te kunnen krijgen,
die de noodige kwaliteiten in zich vereenigt Lang en breed
hebben wij met den Directeur van den Keuringsdienst hier
over onderhandeld en zijn eindelijk overeengekomen dezen weg
bij onze voordracht te volgen. Ik ben er vast van overtuigd dat
de aanstelling van dezen ambtenaar wel goede resultaten zal
hebben en misschien ook hiertoe zal kunnen leiden, dat de keu
ringsdienst waarover de heer Pera zich indertijd wel heeft uit
gelaten, als zich niet voldoende uitstrekkende over vele
voedingsmiddelen, kan worden tot datgene wat men er zich
destijds van heeft voorgesteld en bij de oprichting van dezen
tak van dienst het ideaal is geweest.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. Y. Over de voordracht
zelf zal ik niet veel zeggen. Ik weet niet precies, of het mij
door de gedrukte stukken dan wel van andere zijde is mede
gedeeld, maar ik heb vernomen, dat de bezwaren van den
Directeur meer in dezen geest waren, dat, als hij bezig was
proeven te nemen, hij van zijne werkzaamheden werd afgeroepen
om den een of anderen persoon te woord te staan. Dat bezwaar
zou m. i. heel goed kunnen worden ondervangen, wanneer de
Directeur een zeker uur van den dag bepaalde, waarop hij
te spreken zou zijn. Daardoor zal dan dat bezwaar, het afroepen
van zijne werkzaamheden en het daardoor in duigen vallen
van eene proefneming, worden voorkomen. Dat er echter veel
voor te zeggen is een tweeden keurmeester er bij te nemen,
erken ik; maar ook ik, mijnheer de Voorzitter, heb den indruk
gekregen, dat de Directeur toch wel tevreden zou zijn met
een persoon, die geen f 800.maar f 600.jaarlijks ver
diende, daar het eigenlijk te doen was om iemand, die, zooals
het hier genoemd is, belast is met het afroomen van melk,
het knippen van filters, enz. Maar als die werkzaamheden zoo
zijn, dat men bepaald daarvoor een persoon moet hebben,
die f 800.verdient, omdat hij tegelijk eenige meer weten
schappelijke verrichtingen moet doen, dan zal ik mij bij die
uitspraak neerlegen.
De Voorzitter. Mag ik er nog bij doen opmerken, dat de
persoon, zooals ook in de toelichting staat, niet alleen elemen
taire werkzaamheden moet verrichten, maar ook belast zal
worden met elementaire onderzoekingenwaarvoor immers
eenige wetenschappelijke zin noodig is. Het argument dat de
Directeur nu telkens van zijn werk wordt afgeroepen om het
publiek te woord te staan, hebben wij niet laten wegen, omdat
dit bezwaar zou te ondervangen zijn op de wijze als door den
heer van Hoeken is aangegeven. Maar de hoofdzaak is, dat
de Directeur een geschikt persoon bij zich heeft, in staat om
hem behulpzaam te zijn bij zijne wetenschappelijke onder
zoekingen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XVII. Voorstel tot het verleenen van afschrijving van plaat
selijke directe belasting-, dienst 1903.
(Zie Ing. St. n°. 387).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XVIII. Tweede suppletoir kohier der plaatselijke directe
belasting, dienst 1903.
(Zie Ing. St. n°. 386).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld.
De Voorzitter. Mijne heerenIn een van de vorige zit
tingen is door den heer Witmans om inlichting verzocht
aangaande het voorzien in de geestelijke behoeften van de
Israelietische verpleegden in het gesticht Endegeest. Ik kon
toen daarop niet dadelijk een antwoord geven, omdat ik mij
eerst op de hoogte moest stellen, hetgeen ik sedert heb gedaan.
De heer Witmans sprak toen van 14 verpleegden van den
Israelietischen godsdienst; er zijn er echter tegenwoordig
maar 12. En wat de voorziening in hunne geestelijke behoeften
betreftdoor de Commissie is geen Israelietische godsdienst
leeraar aangesteld. In art. 1 van de huishoudelijke verorde
ning wordt gezegddat er in het gesticht zullen zijn een
Protestantsch en een Roornsch-Katholiek godsdienstleeraar.
terwijl art. 30 zegt, dat »de geestelijken" (bedoeld in art. 1)
voorzien in de godsdienstige behoeften van de verpleegden.
Naar men mij heeft medegedeeld, is er over het punt, door
den heer Witmans ter sprake gebracht, indertijd ook reeds
eenige discussie gevoerd, maar heeft men, naar aanleiding
van die discussie, geen termen kunnen vinden om het huis
houdelijk reglement op dit punt te wijzigenen Burg. en
Weth. stellen zich alsnog op dat standpunt. Het getal Israë
lieten in ons gesticht toch is doorgaans zeer gering en indien
men er toe overging om voor dat kleine getal een godsdienst
leeraar aan te stellendan zou van wege de Doopsge
zinden Remonstranten en andere gezindten een dergelijk
verzoek kunnen worden ingediend. Nu is de regel gevolgd,
dat voor de twee hoofdafdeelirigen van de godsdienstige ge
zindten, de Protestantsche en de Roomsch-Katholieke, een
leeraar is aangesteld om in de geestelijke behoeften te voor
zien; welke leeraren dan, van wege de gemeente aangesteld
door de Commissie, eene bezoldiging ontvangen. Dit neemt
echter niet weg de bevoegdheid van de Israelietische gods
dienstleeraren om in overleg met den Geneesheer-Directeur
de Israelietische verpleegden te bezoeken zooveel hun dit
noodig voorkomt, onder voorbehoud natuurlijk dat over de
meest geschikte uren van gedachten moet worden gewisseld
met den Directeur. Hetzelfde geschiedt ook door de vast
aangestelde leeraren. Er zijn onderhandelingen aangeknoopt
met den Israelietischen godsdienstleeraar om tot de vaststelling
van bepaalde vaste uren te komen, maar die onderhandelingen
zijn nog niet geheel ten einde gebracht. Burg. en Weth.
j vinden echter geen termen om af te wijken van het eenmaal