161 en Drost de gedempte sloot als tuin te mogen gebruiken en van den openbaren weg af te sluiten door een hekwerk. De Heer R. de Wilde Rzn. verlangt evenwel een hekwerk te plaatsen op de scheiding van zijn terrein en dat der Gemeente Leiden. 't Welk doende enz., H. J. Jesse. W. Fontein. Leiden, 2 December 1903. N°. 382. Leiden, 22 December 1903. Ten einde tot de openbare verpachting der standplaatsen op de aanstaande kermis te kunnen overgaan, zullen de daarvoor benoodigde terreinen weder voor den duur dier kermis aan den openbaren dienst moeten worden onttrokken. Echter zal in de aanwijzing dier terreinen eenige wijziging moeten worden gebracht, nu tengevolge van de oprichting van een veilingloods op de Boommarkt, het daargelegen terrein niet meer voor een kinematograaf kan worden beschikbaar gesteld. Het komt ons voor, dat deze inrichting thans het best zal kunnen worden geplaatst op de Nieuwe Beestenmarkt op de plaats, waar tot dusverre de slagmachine gestaan heeft, terwijl dan ten behoeve der slagmachine een plaats op de le Binnenvestgracht kan worden aangewezen. Beide terreinen zijn reeds thans als kermisterrein in gebruik, zoodat daardoor aan dit terrein geenerlei uitbreiding wordt gegeven. Voor het overige behoeven in de vroeger vastge stelde voorwaarden van verpachting geene wijzigingen te worden gebracht. Mitsdien geven wij u in overweging de op bijbehoorende situatieteekening met de letters A, B. C, D, E, F, G, H, en I aangegeven terreinen, ter grootte resp. van 462, 155, 420, 155, 180, 12, 192, 48 en 24 M2, gelegen de eerste vier op de Lammermarkt, het vijfde en zesde op de le Binnenvest- gracht, het zevende op de Nieuwe Beestenmarkt, het achtste op de Beestenmarkt en het negende op de Aalmarkt, ten be hoeve van de plaatsing van twee draaimolens, een stoom- caroussel, een hippodrome, een luchtschommel, een slagmachine, een kinematograaf en twee photographie-inrichtingen, of daarmede gelijk te stellen inrichtingen, voor den tijd van 13 dagen, te beginnen met Vrijdag 22 Juli en eindigende Woensdag 3 Augustus 1904, aan den openbaren dienst te onttrekken en ons tot de openbare verpachting dier stand plaatsen te machtigen onder de bij Raadsbesluit van 16 Maart 1899 vastgestelde voorwaarden, zooals die bij latere Raads besluiten nader zijn gewijzigd en aangevuld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 383. Leiden, 22 December 1901. Ter vervulling van de vacatures van onderwijzeres aan de openbare scholen der 3e klasse N°. 6 en 4e klasse N°. 2, welke zullen ontstaan door het met ingang van 31 December a. s., verleend eervol ontslag aan Mej. H. W. Hamersma en tengevolge van de benoeming van Mej. C. D. Fortanier tot onderwijzeres aan de Meisjesschool 2e klasse, hebben wij de eer U de volgende voordrachten aan te bieden: School 3e klasse N°. 6: 1°. Mej. C. E. DE VOS, werkzaam aan de Openbare School der 3e klasse N". 2; 2°. Mej. M. G. DE BRU1JN, onderwijzeres te Haarlem mermeer; 3°. Mej. H. M. 1TTMANN, tijdelijk onderwijzeres aan de Openbare School der 4e klasse N°. 1. School 4e klasse N°. 2; 1°. Mej. A. VAN C1TTERT, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse N°. 4; 2° Mej. H. M. ITTMANN, tijdelijk onderwijzeres aan de Openbare School der 4e klasse N°. 1 3°. Mej. W. J. E1JNDHOVEN, werkzaam aan de Openbare School der 3e klasse N°. 1. Onder mededeeling dat deze voordrachten zijn opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na inge wonnen bericht van de Hoofden der betrokken scholen, en dat de desbetreffende stukken in de leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 384. Leiden, 22 December 1903. Reeds in de maand Juni van het vorige jaar gewerd ons een schrijven van den Directeur-Scheikundige van den keu ringsdienst van eet- en drinkwaren om op de begrooting voor dit jaar een bedrag van 1000.— uit te trekken voor de aan stelling van een wetenschappelijk assistent. Het scheikundig of microscopisch onderzoek der door den keurmeester geno men monsters, een uitgebreide en hoogst nauwkeurige admi nistratie, het feit, dat onderzoekingen bij gebrek aan deskun dig toezicht veelal moesten worden onderbroken, ten einde belanghebbenden te woord te staan, en eindelijk de vervul ling van opdrachten van gemeentewege, dat alles vereischte van den Directeur zooveel arbeid, tijd en inspanning dat een behoorlijke voorziening in den dienst zonder meer hulp eigenlijk niet wel mogelijk was. Toch meende ons college, hoewel het gewicht der aange voerde argumenten geenszins onderschattende, niet aan den op ons uitgeoefenden aandrang te mogen toegeven, waar destijds de definitieve regeling van den keuringsdienst eerst sedert 4 maanden in werking was, en uitbreiding van het personeel, zoo kort na de aanvankelijke organisatie, ons wel wat overhaast en niet voldoende gewettigd scheen. In Juli van dit jaar kwam echter de Directeur andermaal op zijn verzoek terug, met dit onderscheid alleen, dat hem thans niet zoozeer de aanstelling van een wetenschappelijk assistent dan wel die van een adjunct-keurmeester gewenscht voorkwam. Inmiddels toch was hem gebleken dat het jonge mensch, dat met den aankoop van monsters, het schoonmaken van glaswerk en assistentie bij de door den Directeur te verrichten onderzoekingen belast was, en aan wien allengs enkele elementaire onderzoekingen, die niet zoozeer chemi sche kennis, als wel practische handigheid vereischten, onder zijn leiding waren opgedragen, op den duur voor laatstge noemde taak niet berekend was en dat in het algemeen bij jonge lieden niet dat gevoel van verantwoordelijkheid kan worden verwacht, dat zelfs voor die meest eenvoudige onder zoekingen op een keuringsdienst van eet- en drinkwaren zoo volstrekt noodzakelijk moest worden geacht. Het gevolg was dan ook, dat thans ook de meest eenvoudige werkzaamheden, als het afroomen van melkhet knippen van filters, het af koelen van vloeistoffen op de gewenschte temperatuur enz. door den Directeur zelf moet worden verricht aangezien de keurmeester daarvoor geen tijd heelt en deze met die werk zaamheden ook niet voldoende vertrouwd is. Aanstelling van een tweeden keurmeester, die de meer elementaire onder zoekingen zou moeten verrichten en die bovendien in moeilijke gevallen den keurmeester bij het nemen van monsters zou kunnen behulpzaam zijri, (waarvan de wenschelijkheid reeds meermalen gebleken is), scheen hem daarom in het belang van den dienst dringend noodzakelijk toe. Aanvankelijk ook thans nog weinig geneigd om op den wensch van den Directeur in te gaan, meenden wij toch ten slotte ons daarnaar te moeten voegen, toen ons gebleken was. dat ook de Hoogleeraar-Directeur van het Pharmaceu- tisch Laboratorium de door den Directeur gewenschte hulp voor een behoorlijke krachtsontwikkeling van den keurings dienst volstrekt onmisbaar achtte. Niet alleen toch moesten sommige monsters thans on-onderzocht blijven liggen, maar bovendien was het wenschelijk dat nog meer monsters wer den genomen en behoorlijk onderzocht om den keuringsdienst behoorlijk aan zijn doel te doen beantwoorden. Bedenkt men dan verder dat de gemeente Leiden, dank zij de in deze van Rijkswege ondervonden medewerking, haren keuringsdienst onder bijzonderen gunstige voorwaar den kan exploiteerendan mag dit zeker een reden te meer geacht worden om aan den leider van dien dienst de door hem voor een richtige vervulling zijner taak noodig geachte hulpkrachten niet te onthouden. Mitsdien geven wij u in overweging te besluiten, dat aan den keuringsdienst van eet- en drinkwaren alsnog een adjunct-keurmeester op een jaarwedde van f 8U0.zal worden verbonden en tot de vaststelling van den overge- legden staat van af- en overschrijving, dienst 1904, over te gaan. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven dier begrooting zijn thans nog ƒ12412.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 385. Leiden, den 22 December 1903. Met 31 December e. k. zijn de heeren Prof. Dr. H G. van de Sande Bakhuyzen, Dr D. G. Hesseling, C. J. Leendertz en Dr. C. L. Rümke aan de beurt van aftreding als lid onzer commissie. De heer Leendertz heeft tot ons leedwezen zijn wensch te kennen gegeven om voor eene eventueele herbenoeming niet in aanmerking te komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 5