DONDERDAG 19 NOVEMBER 1903.
171
doen. Aan ieder, die deze vroeg, moesten die inlichtingen ge
geven worden, want de verpachting zou openbaar zijn en de
mededinging dus voor iedereen openstaan. Mede te deelen in
hoeverre van IJlden daarvan gebruik gemaakt heeft, daaraan
kunnen wij niet voldoendaar wij op het bureau van gemeente
werken geen stenografen hebben; en het dus moeilijk te be
wijzen zou zijn, wat van Ulden al of niet heeft gevraagd.
Ik geloof hiermede vrijwel te kunnen volstaan en hoop
duidelijk te hehben gemaakt wat er van dat misverstand is,
gelijk de heer Kaiser het op z'n zachtst heeft uitgedrukt. Ik
wil echter daaraan nog dit toevoegen, dat het eenige moeite
heeft gekost, toen eenmaal de openhare verpachting in de
courant stond, om van Ulden tot het ontvangen van inlich
tingen te bewegen. Hij liet eerst niets van zich hooren en is
toen door den Directeur van Gemeentewerken uitgenoodigd
om van de voorwaarden kennis te nemen. Van Ulden heeft
alle mogelijke inlichtingen kunnen krijgen, dus blijkt uit
alles, dat de handelingen gedurende de openbare verpachting,
zoowel van Burg. en Weth. als van de ambtenaren, correct
zijn geweest, dat daarop niet de minste aanmerking kan
worden gemaakt. Alles is zoo eerlijk toegegaan, dat ik niet
begrijp, dat een motief daarin zou kunnen gevonden worden
om de openbare verpachting te wraken.
Ik wensch ook van deze gelegenheid gebruik te maken om
aan het medegedeelde nog een opmerking toe te voegen van
meer persoonlijken aard.
Met verontwaardiging heb ik vernomen, dat men zich niet
ontziet, het gerucht te verspreiden, als zoude ik door relatiën
met de firma Gebr. Blok te 's Gravendeel in deze partijdig
zijn. Ik wil hier openlijk tegen dit lasterpraatje protesteeren
en den Raad mededeelen, dat ik met die firma op geenerlei
wijze was verbonden, haar zelfs niet kende en nooit iets van
haar had gehoord.
Ik vertrouw, dat dit uitdrukkelijk protest voldoende zal
zijn om dezen laster voorgoed den kop in te knijpen.
De heer Kaiser. Ik dank den geachten wethouder voor de
inlichtingen. Ik wist niet, dat de zaak zoo stond, anders
zoude ik er zeker toe gekomen zijn te zeggen, dat deze
mededeelingen niet geheel juist zijn. Maar wanneer dat zoo
is, dan zal ik mijn motie niet indienen. Ik kon echter niet
aannemen, dat in zoo'n uitvoerig stuk zulke fouten zouden
voorkomen; ik dacht evenwel alleen aan een vergissing, maar
niet aan een ambtenaar, die zijn plicht niet gedaan had. Ik
dacht aan een misverstand, aan een vergissing van den een
of anderen kant, waarop van Ulden zich beroept. Ik meen
thans de zaak te moeten laten zooals zij is, en trek dus mijn
motie in.
De Voorzitter. In aansluiting aan wat de heer Korevaar
heeft gezegd moet ik nog opmerken, dat de inhoud van dit
adres, die thans niet buiten behandeling is gesteld, voorzoover
die kan dienen als toelichting op het daarin vervat verzoek,
van halve onjuistheden wemelt, en misvattingen inhoudt, die
ik nu maar zoo zal noemen, maar die een erger kwalificatie
zouden verdienen. De cijfers, daarin genoemd, zijn inzooverre
juist, dat zij in de stukken voorkomen, maar niet onder die
omstandigheden als men ze hier wil doen figureeren. B.v.,
er wordt gesproken van het cijfer van ƒ22900 als een zuiver
aanbod, maar uit de stukken, die de leden van den Raad
hebben ontvangen, blijkt, dat dat geschiedt onder deze reserve
dat het afval van het abattoir begrepen wordt te komen ten
behoeve van den pachter, dat de marktassistentie zal worden
verleend tot een bepaald getal werklui, en nog eenige andere
voorwaarden, terwijl zonder den afval van het abattoir de som
bedraagt 24700. En wat nu verder de onderhandelingen met
Gebrs van Ulden betreft, ik weet van nabij, omdat de Com
missie van Fabricage meermalen daaraan te pas is gekomen,
dat er een onuitputtelijk geduld is geoefend, en dat een aantal
schrifturen zijn gewisseld en gesprekken zijn gevoerd om van
Ulden als pachter te kunnen behouden, omdat wij alleen
meenden, dat dit in het belang van de gemeente was. De
heeren hebben waarschijnlijk die tallooze stukken in de Lees
kamer gezien, waaruit zij hebben kunnen opmaken wat een
moeite is gedaan om juist hem als pachter te behouden,
totdat wij eindelijk zijn moeten komen met het voorstel om
tot een openbare verpachting over te gaan, waarbij de Raad,
onder volledige kennisneming van de stukken, zich heeft
neergelegd. En nu wij staan voor de gedane inschrijvingen,
en wij van den laagsten inschrijver alleszins goede inlichtingen
hebben bekomen, zou het voor de gemeente gevaarlijk en in
strijd met alle fatsoen zijn, om buiten de gehouden aanbe
steding om te gaan, en te meer, daar de misvattingen
door adressant zeiven worden erkend als te wijten te zijn aan
eigen schuld.
De heer Pera. M. d. V. Ik wil eerst iets opmerken aan
gaande een gerucht waarover de heer Korevaar zich beklaagd
heeft, n.l. dat er lasterpraatjes zouden rondgaan. Ik ben vol
komen zeker te spreken naar aller Raadsleden genoegen, als
ik zeg dat geen sterveling in dezen kring er een haar van
gelooften als er zoo iets rondgestrooid wordt, hecht niemand
in den Raad er eenige waarde aanmij was van dat gepraat
niets bekend.
Wat de zaak zelve aangaat, de inschrijving door den heer
van Ulden, ik moet erkennen, M. d. V., dat Uwe mededeeling,
dat de vroegere inschrijving, die geweest is ƒ24700.en nu
gebracht is op f 22900.—, wel eenigen indruk moet maken,
in zooverre er uit blijkt, dat daarin verandering gekomen is.
Maar voor mij is de vraag, wat moet worden besloten. En
gebruik makende van de toegezegde gelegenheid, dat 's Raads
oordeel nog nader zou worden gehoord, dan meen ik, dat er
altijd nog reden is om van de aanbieding van van Ulden
eenige notitie te nemen. Een feit is het, dat op het oogenblik
zijn aanbod is teruggebracht beneden het bedrag van den
laagsten inschrijver en dat om redenen, die recht van bestaan
hebben. Dat dit voordeel niet te versmaden is, is in elk geval
niet te ontkennen. Daarbij willen zij een schriftelijke ver
zekering voegen, en dat heeft voor mij wel eenige waarde,
speciaal wat aangaat de loonen, die zullen betaald worden.
Zij zeggen tot welke loonen zij zich verbinden. Zal men nu
niet komen tot de toekenning van het werk aan van Ulden,
dan zijn aan de beurt de Gebrs. Blok, en zoover ik weet
hebben die heeren op het punt van loonen geen toezegging
gedaan. Toch meen ik, dat die toezegging eenige waarde
heelt. Ik voor mij gevoel mij in elk geval verplicht er op aan
te dringen, dat ernstig notitie wordt genomen van de aan
bieding, die hij te elfder ure nog doet.
De Voorzitter. Naar aanleiding van de woorden van den
heer Pera, waar hij doelt op de laatste aanbieding van van
Uldenmoet ik opmerkendat waar de gelegenheid heeft
opengestaan voor den Raad om zijn meening te zeggen, ik
wel had verwacht, dat er misschien termen zouden zijn
geweest voor den Raad om te adviseeren niet de laagste
inschrijving te nemen. Ware deze aanbieding gedaan, toen
de inschrijvingen niet bekend waren, dan stond de zaak
misschien nog eenigszins anders, maar mij komt het voor te
zijn in strijd met het belang van de gemeente en met den goeden
toon, waar nu de openbare aanbesteding heeft plaats gehad,
buiten die inschrijvingen een aanbieding op te nemen, die
daarbuiten valt. Wanneer wij nu den heer van Ulden nog
als pachter wilden nemen, dan zou het een gebiedendeeisch
van goeden vorm zijn, dat wij namen de inschrijving, gedaan
bij de openbare aanbesteding, maar niet de aanbieding, daarna
gedaan.
Wat het verder gesprokene betreft, moet ik opmerken,
dat de heer Pera er zoo op stoftdat van Ulden nu te elfder
uur is gekomen met een aanbieding van een minimumloon.
Maar dienaangaande wil ik wel de geruststellende mededeeling
doen, dat ik hier voor mij heb een opgaaf van Gebr. Blok
betreffende het loondat zij willen uitbetalenen dat is niet
alleen een uiting, tegenover mij gedaanmaar ook tegenover
den heer Korevaar. Er waren drie punten, die mij, wat dezen
inschrijver betreft, bizonder interesseerden. In de eerste
plaats vond ik het niet zonder bedenking, dat de pachter
niet in de gemeente zelf woonde en dus veel zou aankomen
op den persoondie zijn gemachtigde wezen zal. Daarom heb
ik bij den heer Blok persoonlijk geïnformeerd of hij plan had
hier te komen wonenof op welke andere wijze hij de directie
zou doen voeren. Hij heeft mij toen verzekerd, dat hij wel
niet hier komt wonenmaar dat door hem een zeer geschikt
persoon zal worden geplaatst als opzichter boven het personeel
die dus eiken dag aan het bureau van openbare werken zou
kunnen hooren wat de orders en welke de klachten waren
en daarin voorzien. In de tweede plaats is verzekerddat een
minimumweekloon van f 7 zal worden uitgekeerd, en in de
derde plaats zouden de volgende arbeidstijden worden aange
nomen: des zomers van 5 uur des morgens tot 7x/a uur des
avonds, en des winters voor de karlieden van 6 uur des
morgens tot 7 uur des avonds, en voor de straatvegers van
des morgens 6 uur tot des avonds 8 uur.
Deze inlichtingen heb ik gemeend den Raad niet te moeten
onthouden, om te doen zien, dat door den laagsten inschrijver
alle toezeggingen zijn gegeven, die wenschelijk zijn,en welke
vermoedelijk met vertrouwen zullen doen uitzien naar de
gunning van Burg. en Weth. in dezen.
De heer van der Elst. De geschiedenis, die is gevolgd op
het bekend worden van de aanbesteding, zoowel van den
kant van van Ulden als door een ingezonden stuk in het
Leidsch Dagblad, heeft op mij een zeer onverkwikkelijken
indruk gemaakt, en heeft mij versterkt in de meening, dat
de gemeente veel beter zou hebben gedaan, nu de gelegen
heid vrij was, de gemeentereiniging in eigen beheer te nemen.
Maar natuurlijk zal ik geen voorstel doen om nu nog tot
gemeente-exploitatie over te gaan; vooreerst omdat ik daar
voor zeker geen meerderheid zou vindenen in de tweede
plaats niet, omdat het thans te laat zou zijn. Maar wel zou
ik naar aanleiding van deze discussie Burg. en Weth. willen
verzoeken, om, wanneer de termijn van deze aanhesteding is