170
DONDERDAG 10
NOVEMBER 1903.
andere reflectanten, die nog iets meer willen geven en dat
het nu aan den heer Palm wordt gegeven. En wanneer de
gemeente f 150.huur krijgt voor de »Turfbel", dan is dat
m. i. een alleszins redelijke prijs.
De Voorzitter. Ik kan mij geheel aansluiten bij wat de
heer van der Lip heeft gezegd. Ook ik heb reeds op den
voorgrond gesteld, dat hier een kwestie van billijkheid is, en
waar de huur slechts een jaar geldt geloof ik, dat wij in dezen
een concessie moeten doen. Waar de heer Palm de eerste is
geweest, door wien de aandacht op dit perceel is gevestigd,
en door hem de zaak is gaande gemaakt, vind ik het niet
billijk en voor de gemeente niet noodig hem deze huur niet
te gunnen.
De heer P. J. van Hoeken. Ik wensch niet te spreken over
het verhuren van dit huisje tegen lageren of hoogeren prijs,
maar wil alleen vragen, of nog niet enkele leden over zijn
van het gewezen Turfdragersgilde, waardoor aan deze verhuur
belemmering zou kunnen worden in den weg gelegd. Ik
vertrouw, dat Burg. en Weth. de zaak wel zullen hebben
onderzocht, maar wij zullen toch niet gaarne hebben, dat de
gemeente daardoor in moeilijkheden gebracht werd, en het
zou kunnen zijn, dat de nog overig zijnde leden van het gilde
aanspraak maakten op deze huuropbrengst.
De Voorzitter. Ik kan daarop een geheel bevredigend
antwoord gevennl. dat de gemeente in dezen vrij sterk staat.
De heer P. J. van Hoeken. Ik spreek ook mijn vertrouwen
uit, dat Burg. en Weth. die zaak wel zullen hebben onder
zocht; maar ik mag toch vragen, of dat gebeurd is.
De Voorzitter. Ik kan U meedeelen dat de zaak van alle
kanten bezien is.
De heer P. J. van Hoeken. Dan heb ik geen bezwaardat
het huisje aan den heer Palm wordt verhuurd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Op het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming gunstig
beschikt.
XXII. Voorstel om aan de eigenaren van het gedeelte
Bloemistenlaan, Kadastraal bekend onder Sectie M nis. 2195—
2212 gedeeltelijk, gemeente Leiden, te gelasten dat gedeelte
der laan van kolken te voorzien en gedeeltelijk met klinkers
te plaveien.
(Zie lng. St. n°. 329).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XXIII. Verzoek van de Wed. A. J. Kors geb. A. Dee om
het haar toebehoorend gedeelte van de Heerenlaan bij de
gemeente in eigendom over te nemen en om haar geheele of
gedeeltelijk ontheffing te verleenen van de betaling van haar
aandeel in de kosten van rioleeren en bestraten van die laan.
(Zie lng. St. n°. 346).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. besloten.
XXIV. Voorstel tot wijziging der verordening regelende de
heffing van eene plaatselijke directe belasting.
(Zie lng. St. n°. 343).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XXV. Voorstel tot uitbreiding van de localiteit bestemd
voor het teekenonderwijs aan de avondschool van het Genoot
schap «Mathesis Scientiarum Genitrix".
(Zie lng. St. n°. 328).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XXVI. Voorstel tot vergrooting van de school der 3e klasse
n°. 1 door den bijbouw van vier lokalen.
(Zie lng. St. n°. 334).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XXVII. Mededeeling van den uitslag van de gehouden open
bare aanbesteding van het rein houden der gemeente.
(Zie lng. St. n". 347).
De heer Kaiser. Ik dacht, mijnheer de Voorzitter, dat de
zaak nu door het Dagelijksch Bestuur zou worden afgehan
deld en dus niet verder ter sprake zou komen
De Voorzitter. De gunning geschiedt door het Dagelijksch
Bestuur,maar ingevolge de toezegging, bij de begrooting gedaan,
dat de Raad hierin nog nader zou worden gekend, omdat
men misschien naar aanleiding van de inschrijvingen nog een
een ander wilde meedeelen of vragen, hebben wij gemeend
dat het wenschelijk was van den uitslag van de openbare
aanbesteding hier officieel mededeèling te doen. Het geldt
hier eene belangrijke verbintenis voor tien jaar. Wanneer een
van de leden op dit punt nog iets in het midden wenscht
te brengen, dan kunnen wij daarmede bij de gunning allicht
rekening houden.
De heer Kaiser. Dan wensch ik hierover een enkel woord
te zeggen. Uit het gedrukte stuk, dat ons is geworden en
dat verkeerdelijk aan den Raad is geadresseerd, moet blijken,
dat een misverstand heeft plaats gehad omtrent de inlichtingen,
gegeven aan de verschillende personen, die hebben inge
schreven. Als werkelijk waar is wat hier staat, dat aan van
Ulden door den Havenmeester en den Directeur van de
gemeentewerken is medegedeeld, dat twee duizend gulden
noodig zou zijn voor verleenen van noodige assistentie, terwijl
dat bedrag later is teruggebracht tot 150.dan is het geheel
verklaarbaar, dat van Ulden meent om den tuin geleid te zijn
en geen goede opgave heeft kunnen doen.
Op grond daarvan geloof ik, dat het hoogst wenschelijk
zou zijn eene nieuwe aanbesteding te doen en deze te be
schouwen als zijnde niet gedaan. Als allen dezelfde inlichtingen
en juist dezelfde opgaven krijgen, geloof ik dat de inschrij
ving billijk is. Is alles zoo, dan zou ik wel wenschen de
volgende motie in te dienen:
»De Raad dezer Gemeente,
overwegende, dat bij de openbare aanbesteding voor het
reinhouden der Gemeente aan den heer P. van Ulden andere
inlichtingen zijn gegeven dan aan de overige inschrijvers,
wenscht dat de aanbesteding van 9 Nov. niet zal gelden en
eene nieuwe openbare aanbesteding zal plaats hebben."
De Voorzitter. Dus met deze motie zou de Raad uitspreken,
dat eene andere aanbesteding moet plaats hebbenop grond
daarvan. Dat is uwe bedoeling?
De heer Kaiser. Ja, mijnheer de Voorzitter; maar wanneer
U aantoont, dat van Ulden wel behoorlijk is ingelicht, dan
trek in mijn motie in.
De Voorzitter. Dus het al of niet handhaven van uwe
motie zal afhangen van de te geven inlichtingen. Zoudt U
dan niet beter doen vooralsnog uw motie terug te nemen, en
als het noodig blijkt, deze straks voor te stellen?
De beer Kaiser. Heel goed, Mijnheer de Voorzitter; dat is
mij hetzelfde.
De heer Korevaar. M. d. V. De heer Kaiser heeft beweerd,
dat het adres van van Ulden aan den Raad is te wijten aan
wat hij noemt een misverstand. Ik wil het ook een misver
stand noemen en verder alleen meedeelen hoe eigenlijk het
verloop van de zaak is geweest.
Ik wil vooropstellen, dat het volkomen waar is, dat aan
den heer van Ulden eerst opgegeven is, dat de bediening
van de markt zou kosten f 2000.en ook, dat volkomen
waar is, dat aan de andere inschrijvers later andere inlich
tingen zijn verstrekt, maar, Mijnheer de Voorzitter, ik voeg
er uitdrukkelijk aan toe: wanneer de ambtenaren anders
hadden gehandeld, zij zich hadden schuldig gemaakt aan
plichtverzuim en oneerlijk zouden zijn geweest; en dit is
allerminst het geval geweestzij hebben volkomen hun plicht
gedaan? Want wat toch is het geval? Toen van Ulden werd
ingelicht, was het 15 October en het zij hierbij aangestipt,
dat van Ulden aan mij erkend heeft dat die datum de juiste
is. Toen was aan van Ulden gevraagd eene aanbieding te
doen, waarbij de bediening der geheele markt voor zijn reke
ning kwam, ook de controle, kortom alles wat er bij gerekend
kon wordenen in dat geval was het bedrag van f 2000.—
goed berekend.
Dat was op 15 October, en toen waren wij nog ondershands
met van Ulden aan het onderhandelen. Daarop is gevolgd de
raadszitting van 22 October, waarin de Raad, gezien heb
bende alle stukken, betrekking hebbende op de onder
handelingen met van Ulden en de andere pachters, besloot
over te gaan tot eene openbare verpachting, en daarvoor spe
ciale voorwaarden vaststelde, die o.a. in dit opzicht van de
vroegere voorwaarden afweken, dat de verplichting tot bedie
ning van de markt tot een minimum werd beperkt. Dus toen
de ambtenaren daarna inlichtingen moesten geven, hoeveel de
kosten van de bediening van de markt nu bedroegenwTas
het bedrag natuurlijk aanmerkelijk minder. Dat verschil was
een gevolg van de gewijzigde voorwaarden, en daar de vast
stelling daarvan heeft plaats gehad in eene openbare zitting
van den Gemeenteraad, kan een belanghebbende zich moeilijk
daarvan onkundig achten. Dat die inlichtingen ook zijn gegeven
aan andere inschrijvers is zeer waardat moesten de ambtenaren