DONDERDAG 19 NOVEMBER 1903. 169 XX. Voorstel tot onderhandsche verhuring van het perceel Paardensteeg nis. 13/15. (Zie Ing. St. n°. 345). De heer van der Lip. M. de V. Hieromtrent zou ik gaarne de vraag willen stellen, waarom de huurprijs verlaagd is. De huur is altijd 1000.geweest, en in de stukken heb ik tevergeefs gezocht naar de reden waarom thans wordt voor gesteld de huur met 150.te verminderen. De Voorzitter. Het staat niet in de stukken, maar de reden is deze dat de heer Zuiderveld niet gezind was dit perceel langer voor dien prijs te huren. Dit was reeds aan den vorigen eigenaar door hem te kennen gegeven, hoezeer dit aan ons niet bekend was, hetgeen juist een van de redenen is geweest waarom deze het zoo grif aan de gemeente heeft verkocht. Daarom was de heer Zuiderveld dus nu in zijn recht, en na lang onderhandelen zijn wij gekomen tot dezen huurprijs; met het oog op de koopsom geeft deze huur nog een vrij aardig percent en het onderhoud is niet zoo heel veel, zoodat deze huur geschikt en billijk is te achten. De heer van der Lip. Dank U voor de inlichtingen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XXI. Verzoek van M. Palm om het huis in de Paarden steeg, genaamd »De Turf bel", in eigendom te mogen bekomen, of van de gemeente te mogen huren. (Zie Ing.. St. n°. 332). De Voorzitter. Hierbij is mede aan de orde het zooeven ingekomen adres waarbij wordt verzocht door adressanten, die daar een sigarennering hebben, om met het oog op hunne belangen, dit verzoek niet toe te staan. De Heer Pera. Ik moet tot mijn leedwezen betuigen, dat nog een inzender van een adres het slachtoffer is geworden van mijn onkunde, hetgeen ik op het oogenblik heel onplei- zierig vind. De heer Jung heeft mij gevraagd aan wie hij zijn adres moest inzenden, waarop ik heb gezegd: zend het maar aan Burg. en Weth., het komt toch wel bij den Raad; en ik meende zulks, omdat deze zaak toch door den Raad beslist wordt. De heer Jung heeft dus aan Burg. en Weth. zijn adres gezonden, maar dezen houden het achterwege zoodat de inzender nu niet tot zijn doel komt. Ik zou nu wel willen dat Burg. en Weth. konden besluiten het adres, dat bij hen is ingekomen, alsnog aan den Raad over te leggen, en dus het verzoek van den heer Jung mede in bespreking te doen komen. Hij heeft gevraagd dit pand te mogen huren voor 175. Door bemiddeling van den heer Spijker heeft hij met den Burgemeester onderhandeld, en hoe het verloop daarvan precies is geweest weet ik niet, maar in ieder geval is de zaak niet gekomen tot het eind waar de heer Jung die gaarne had gehad. Nu is hij te elfder ure daarop terug gekomen en heeft aangeboden een huur van 175.met aanvaarding van de eischen en voorwaarden, die voor deze verhuring worden gesteld. Nog eens, ik vind het zeer onaan genaam dat de heer Jung het slachtoffer wordt van mijn verkeerde inlichting, en het wil mij voorkomen dat er toch geen bezwaar kan bestaan om het adres in den Raad te brengen. De Voorzitter. Ik kan uwe opmerking, dat Burg. en Weth. de aan hen gerichte adressen niet tot den Raad brengen, niet beamen; wanneer zij meenen, dat het wenschelijk is dat een zaak hier wordt behandelddan doen zij dat zeer zeker wel. Zoo is het adres van Gebr. Palm indertijd ook aan Burg. en Weth. gericht en toch hebben Burg. en Weth. dat, ongeacht die omstandigheid, aan den Raad overgebracht. De reden dat zij het adres van den heer Jung niet bij den Raad heb ben gebracht is, dat nog meer adressen zijn ingekomen, en dat wanneer al die adressen bij den Raad zouden worden ingebracht, er aan de zaak nooit een einde zou komen. Boven dien geldt het een verhuur voor één jaar, zoodat het perceel desverlangd een volgend jaar opnieuw kan worden verhuurd en adressanten dan als gegadigden kunnen opkomen. Ook is het adres van den heer Jung, volgens zooeven mij gedane mededeeling, ongezegeldhet is niet meer dan een eenvoudig briefje, waarin hij meedeelt dat hij 175.— huur wil geven. Om al die redenen, waar het slechts geldt zoo'n luttel bedrag en de zaak slechts over één jaar loopt, hebben wij gemeend deze zaak nu haar loop te moeten laten, om een volgend jaar dan misschien een grooter bedrag te kunnen bedingen. Deze kleine zaak is nu reeds twee maanden slepende, en het moet toch eindelijk eens uit zijn. De heer Meuleman. Mag ik vragen, Mijnheer de Voorzitter, waar zooveel gegadigden zijn, of er dan geen termen bestaan voor eene openbare aanbesteding. Een ander jaar staan wij met dezen huurder in een andere positie, daar deze dan zal aanvoeren dat hij zooveel kosten heeft gehad, zoodat dan de gelegenheid voor hem gunstiger zal wezen om weder in te huren dan voor anderen. Dat zal iedereen toestemmen, die eenig idee heeft van het inrichten van een winkel. Ik geloof dus dat het beter is nu een inschrijving voor dezen verhuur te openen dan het volgend jaar; en de gemeente zal, zij het dan ook uit concurrentie, daarbij profiteeren. De Voorzitter. Hier moet niet worden vergeten dat deze huurder vrij bezwarende voorwaarden op zich heeft genomen, terwijl alles behalve vaststaat dat anderen ook bereid zouden zijn daaraan toe te geven; en ik zie niet in, dat de persoon, die dit perceel nu huurt, later in een sterkere positie staat dan degenendie meenen uit concurrentie een volgenden keer ook hier naar te moeten staan. Bovendien is de heer Palm de eerste geweest, die aan dit perceeltje dacht, zoodat er wel redenen van billijkheid zijn om nu eens buiten een openbare aanbesteding te blijven, ook waar het een kwestie geldt van 25.meer. De heer Palm is de eerste geweest, die de aandacht op dit huisje heeft gevestigd en waar hij reeds bereid is bevonden om ook te betalen wat door anderen inmiddels meer is geboden, hebben wij gezegd: laten wij hem dan het huisje geven. Argumenten van billijkheid zijn hier wel aanwezig om buiten een openbare aanbe steding te blijven, terwijl een volgend jaar daaraan kan worden gedacht. De heer Meuleman. Dus krijg ik de toezegging dat een volgend jaar deze huur openbaar zal worden aanbesteed? De Voorzitter. Zeker, wanneer weder verhuurd wordt. De heer Witmans. M. d. V. Ik zou twee vragen willen doen. In de eerste plaats deze. Wanneer dat perceel wordt gegund aan wien dan ookkan dan de huurder dat verbouwen voor eigen rekening en tot hoever gaat dat, tot het plaatsen van spiegelruiten, het aanbrengen van een bovenverdieping, enz.? In de tweede plaats wil ik vragen, daar in deze Vergade ring daarover niets gezegd wordt, voor wien eigenlijk dat huisje bestemd is. Gebr. Palm vragen wel een huisje voor een ongelukkig gezin, maar meer weten wij er niet van. Ik heb getracht daarover eenig licht te doen opgaan, maar ik kan het nergens aangestoken krijgen. Ik wensch wel te weten, wie er in komt; bijna zou ik zeggen, dat de Gemeente gaat doen aan philanthropie. Gaarne wenschte ik eenig antwoord op deze vragen. De Voorzitter. Wie het huisje bewonen zal is eene zaak die ons niet aangaat. Gebrs Palm kunnen er onder hunne verantwoording laten wonen wie hun belieft, als zij maar aansprakelijk blijven voor de huur. En wat het verbouwen betreft, hierop kan ik antwoorden, dat alleen kleinigheden mogen gebeuren, terwijl in het contract staat, dat het onder goedkeuring en ten genoegen van Burg. en Weth. zal plaats hebben. Aan »Openbare werken" zal wel worden gezorgd, dat die kleine verbeteringen het karakter van het huisje niet veranderen. De heer Sijtsma. Ik ben nog niet overtuigd, M. d. V., van de groote billijkheid om dat huisje te gunnen aan Gebrs Palm. Naar aanleiding van dat adres heb ik hier en daar geïnfor meerd en mij is gezegd, dat het veel meer waard zou zijn. Menschen, die daar bewonen een huis ter waarde van 250. a 300.—betalen ƒ1000.—, omdat zij daarin een sigarenwinkel hebben. En nu is de heer Palm wel de eerste geweest en is de bedoeling nobel, om daar een arm gezin in te zetten, maar het komt mij voor, dat dit is philanthropie te oefenen, heel goed op zich zelf, maar waarin de gemeente zich maar liever niet moet begeven. Immers, wij hebben meerdere panden en misschien als er weer iemand komt met philanthropische be doelingen, zal die ook zijn best doen dat de Gemeente het goedkoop verhuurt. Eerst werd f 100.geboden, toen f '150. nu ƒ175.— mogelijk is bij openbare verpachting nog wel meer te bedingen. En als wij meenen de billijkheid te moeten betrachten jegens den heer Palm, dan moeten wij dat voor den heer Jung en anderen ook doen; een ieder doet zijn best. Ik zou daarom gaarne vasthouden aan hetgeen de heer Meule man gezegd heeft: openbare verpachting. De heer van der Lip. Ik voor mij ben er sterk voor het huisje aan den heer Palm te verhuren. Dat is nu geen philan thropie, maar een kwestie van billijkheid, en daartusschen is nog al eenig verschil. De heer Palm is de eerste' geweest, die de aandacht op dat perceeltje heeft gevestigd; het stond renteloos. De heer Palm ziet kans daarmede een gezin te helpen en zegt: Geef mij dat huisje voor een billijken huur prijs. Daarop komen anderen, die zeggen het huisje ook wel te willen huren voor een hoogeren prijs. Burg. en Weth. nemen daarop hun voordracht terug, en weten van den heer Palm dezelfde huur te krijgen als door anderen is geboden. Nu is het toch billijk dat niet meer wordt gelet op weer 'i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 5