145 Leiden2 November 1903. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Mevrouw M. A. J. C. Baerveldt geb van der Hilst Karrewij dat zij zich met 1 Augustus hier ter stede metterwoon heeft gevestigd, dat haar zoon Willem op 18 Augustus is toegelaten tot de Jongensschool 1ste klasse, dat zij het kwartaal 1 Juli—30 Sept. van dit jaar ten volle heeft betaalddat zij echter meent aanspraak te mogen maken op gedeeltelijke teruggave van het betaalde schoolgeld: redenen, waarom zij Uw College beleefd verzoekt te besluiten haar restitutie te verleenen van het te veel betaalde. Hetwelk doende, Mevr. M. A. J. C. Baerveldt van der Hilst Karrewij. N°. 342. Leiden, 10 November 1903. Wij geven Uwe Vergadering in overweging gunstig te beschikken op het verzoek, vervat in bijgaand adres van Dr. J. M. Ruys, en aan adressant restitutie van betaald school geld te verleenen over de maand October van dit jaar, tot een bedrag van f 5.—, voor zijne pupil G. M. van derChijs, leerlinge der Meisjesschool le klasse, die, wegens vestiging in deze gemeente, eerst sedert 1 November 1.1. het onderwijs aan deze school volgt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 6 Nov. 1903. Aan Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden Geeft met verschuldigde achting te kennen Dr. Johannes Marinus Ruys, leeraar aan de H. B. School voor jongens en het gymnasium te Leiden, dat hij ingevolge een door hem ontvangen aanslagbiljet het door hem verschuldigde school geld voor het bezoeken der meisjesschool le kl. door G. M. van der Chijs over het 2e kwartaal, ingaande 1 October 1903 a 15.heeft voldaan; dat genoemde leerling evenwel eerst den len November 1903 begonnen is bovengenoemde school te bezoekenredenen waarom adressant UEd.achtbaren verzoekt hem 1/3 van het door hem betaalde bedrag te willen doen restitueeren. 't Welk doende, Dr. J. Mar. Ruys. N°. 343. Leiden, 10 November 1903. Nu bij de vaststelling der gemeente-begrooting voor het volgend dienstjaar het bedrag, dat als opbrengst der plaatse lijke directe belasting zal moeten worden gevonden, onder volgn. 36 is uitgetrokken op f 292224.—terwijl ingevolge art. '1 der verordening van '27 Januari >98 («ern. B1- no- 5)> gewijzigd bij die van 20 November 1902, de opbrengst der belasting, de suppletoire kohieren buiten rekening gelaten, de som van ƒ275.000.— niet mag overschrijden, zal tot een verhooging van laatstgenoemd bedrag moeten worden over gegaan. Wij stellen U voor dit bedrag thans te bepalen op ƒ300 000— en mitsdien in art. 1 der verordening op de hef fing eener plaatselijke directe belasting, alhier, inplaats van 275.000.— te lezen f 300.000. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 344. Leiden, 10 November 1903. Wij geven u in overweging gunstig te beschikken op de hierbij overgelegde verzoeken van de Leidsche Runder- en Varkensslagers-Vereeniging en van G. W. Zandvoort alhier en mitsdien de door dezen op 8 en 22 October j.l. bij Uwe Vergadering ingediende adressen, houdende verzoek om wijzi ging te brengen in de verordening »op het gebruik van het openbaar slachthuis" als ingetrokken te beschouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 6 November 1903. Aan den Raad der Gemeente Leiden. EdelAchtbare Heeren. De Leidsche Runder- en Varkensslagers-Vereeniging, goed gekeurd bij Kon. Besl. van 10 Juli 1894, Staatsbl. 189, ver zoekt U beleefd haar adres van 6 Oct. j. 1. (betreffende eene andere openstelling van het slachthuis) niet verder in behan deling te nemen, daar zij met het oog op anderer belangen dit adres wenscht in te trekken om nader een gewijzigd verzoek te kunnen indienen. Met Hoogachting, Namens de Leidsche Bunder- en Varkensslager s-Verg, de Voorzitter C. J. Leijii. de Secretaris, C. Wijnnobel. Leiden, 9 Novem 1903. Aan den Raad der Gemeente Leiden. EdelAchtbare Heeren. Met deze verzoek ik U beleefd mijn adres van October j.l. niet verder in behandeling te nemendaar ik dit met het oog op een nader door de Leidsche Runder- en Varkensslagers- Vereeniging in te dienen verzoek wensch in te trekken. Met hoogachting, UEd. Dw. Dr. G. W. Zandvoort. N°. 345. Leiden, 10 November 1903. Den 31en December a. s. eindigt de huur van het onlangs door de gemeente genaaste perceel in de Paardensteeg Nis 13/15. De tegenwoordige huurder, L. Zuiderveld, heeft zich echter bereid verklaard het weder voor den tijd van 3 jaren tegen een jaarlijksche huur van 850.— van de gemeente in te huren. Het komt ons met de Commissie van Fabricage voor, dat daartegen geen bezwaar kan bestaan. Mitsdien geven wij U in overweging het perceel in de Paardensteeg Nis 13/15 met ingang van 1 Januari 1904 voor den tijd van 3 jaren te verhuren aan L. Zuiderveld, alhier, tegen een huurprijs van ƒ850.— per jaar, telkens bij vooruitbetaling in driemaan delij ksche termijnen te voldoen, en voorts onder de gewone voorwaarden, in de huurcontracten der gemeente opgenomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. Mo, 346. Leiden, 10 November 1903. Ter toelichting van nevensgaand verzoek hebben wij de eer U het volgende mede te deelen. Krachtens Raadsbesluit van 20 November 1902 werd aan de weduwe A. J. Kors geboren A. Dee, last gegeven het gedeelte Heerenlaankadastraal bekend onder Sectie K. n°. 227, van een riool en van kolken te voorzien en met klinkers te plaveien, een en ander op zoodanige wijze en binnen zoo- danigen termijn, als dcor ons college nader werd aangegeven. Toen de weduwe Kors, ook na herhaalde aanmaning, nalatig bleef aan dezen last te voldoenwerden dekstukken in handen gesteld van den ambtenaar van het openbaar ministerieten einde tot hare vervolging over te gaan. Bij vonnis van den kantonrechter van 22 Juni 1903 werd zij daarop veroordeeld wegens overtreding der artt. 4 en 5 der Lanenverordening van 6 Juli 1899 (Gem. BI n°. 5). Voorts werd ingevolge art. 180 der Gemeentewet, bij dezerzijdsche missive van 21 April 1.1. n°. 80 aan adressante medegedeeld, dat het werk voor hare rekening van gemeente wege zou worden uitgevoerd. Die uitvoering heeft thans plaats gehad en een uitgave vereischt van ƒ845.welke dus door adressante aan de gemeente moest worden gerestitueerd. Herhaalde pogingen door den gemeente-ontvanger aangewend om dit bedrag te innen hebben intusschen niet tot het ge- wenschte resultaat, maar ten slotte tot het thans ingediend verzoek geleid. Het komt ons met de commissie van fabricage voor, dat voor een gedeeltelijke inwilliging van dat verzoek wel iets te zeggen valt. Al was ongetwijfeld adressante, als eigenares van dat gedeelte laan, gehouden om voor hare rekening die laan in behoorlijken toestand te brengentoch kan niet worden ontkend, dat niet in de eerste plaats adressante, als eigena resse van een aanliggende tuinderij, maar vooral de andere eigenaars en de bewoners der laan van de aangebrachte ver beteringen voordeel trekken. En toch bestaat er voor adres sante geen middel om die vrij aanzienlijke kosten op hen, die daardoor in de eerste plaats werden gebaat, te verhalen. En al kan nu van een algeheele ontheffing natuurlijk geen i 18 November '97 ,n D, 7 r_...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 7