m Wij stellen u thans voor tot den bijbouw van een viertal lokalen, ieder voor 48 leerlingen, aan de school 3e klasse n°. 1 te besluiten, en ons te machtigen tot de openbare aanbe steding van dit werk overeenkomstig het in de Leeskamer ter inzage liggende plan B, zooals dit nader overeenkomstig de aanwijzingen der commissie van fabricage is gewijzigd, over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 335. Leiden, 7 November 1903. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen de in hare handen gestelde begrootingen van het H. G.- of Arme-, Wees- en Kinderhuis, het R.-C. Wees- en Oudeliedenhuis en het R.-C. Armbestuur, het dienstjaar 1904 betreffende, alsmede tegen den staat van af- en over schrijving op de begrooting van het college van vrouwen- kraammoeders, dienst 1902, geene bedenkingen heeit. Zij stelt U derhalve voor die begrootingen en dien staat goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 336. Leiden9 November 1903. Het in Februari 1901 door de heeren N. W. van Doesburgh, Directeur der gasfabriek alhier en 11. Doyer, electrotechnisch ingenieur te 's Gravenhage uitgebracht verslag betreffende de oprichting van een electriciteitsfabriek te Leiden eindigt met deze woorden: Onze overtuiging is dan ookdat Leidendoor zonder uit stel tot den bouw eener electriciteitsfabriek voor draaistroom te besluiten, den eersten slap zal zetten op een wegdie aan vankelijk voor de gemeente van weinig voor- of nadeel zal zijn, maar die, na verloop van jaren zal blijken de weg te zijn geweest, die geleid heeft tot dezelfde goede resultaten op electrisch gebiedals waarvan de gasfabriek in Leiden op haar gebied reeds geruimen tijd blijk heeft gegeven. Indienondanks dit zeer positieve advies van de deskundigen, aan wie commissarissen van de gasfabriek het onderzoek en de voorbereiding van plannen voor de oprichting van een electrische centrale in deze gemeente hadden opgedragen, Uwe Vergadering tot dusver geen enkele mededeeling over dit onderwerp onzerzijds gewerddan moet dit zeker voor een goed deel worden toegeschreven aan de eenigszins wijfelende houding, destijds door de commissie voor de gasfabriek te dezer zake aangenomen. In stede toch van in haar begelei dend schrijven van 30 Maart 1901 zich al dan niet bij de conclusie van het rapport aan te sluitenwenschten commis sarissen, met het oog op de kostenraming van 500.000, alvorens verdere uitgaven te doen, het oordeel van ons college omtrent die conclusie te vernemen. Voor een ander groot deel echter was dit stilzwijgen een gevolg van het feit, dat destijds alle aandacht van ons college door de oprichting van twee zeer belangrijke gemeente-inrichtingen werd in beslag genomen. Wij bedoelen die van het openbaar slachthuis "en van het sanatorium «Rhijngeest." Zoolang deze beide werken niet geheel voltooid warenging het o. i. niet wel aan reeds weder een ander groot werk ter hand te nemen. Thans evenwel nu het slachthuis sinds 1 Mei van dit jaar en het sanatorium «Rhijngeest" sinds 2 Januari daaraan voorafgaande in exploitatie zijn genomen, is het oogenblik gekomen om de vraag of niet ook door deze gemeente, in navolging van Amsterdam Rotterdam den Haag, Groningen, Utrecht, Arnhem, Haarlem en andere gemeenten, tot de oprichting van een electrische centrale behoort te worden overgegaanernstig onder de oogen te zien. En daarvoor bestaat te meer aanleiding nu onlangs bij de laatste begroo- tingsdiscussie een stem uit uw midden opging om Burg. en Wethouders aan het destijds uitgebracht verslag te her inneren, maar vooral ook omdat commissarissen der stedelijke gasfabriek in een den 31en Augustus j.l. aan ons college gericht schrijven, onder mededeeling, dat de oprichtingskosten inmid dels ruim 100.000.— minder zouden bedragenhun vroeger aarzelend standpunt hebben verlaten, en ons uitdrukkelijk in overweging hebben gegeven Uwe Vergadering voor te stellen tot de oprichting van een fabriek voor electriciteit van gemeentewege te besluiten. Dit schrijven, dat vergezeld gaat van een door den Directeur der gasfabriek aan den Voorzitter der commissie uitgebracht rapport omtrent enkele noodzakelijke wijzigingen in het des tijds uitgebracht verslaghebben wij de eer U hiernevens in druk over te leggen. Niettemin wenschen wij, naast het reeds medegedeelde dat de oprichtingskosten met niet minder dan ruim 100 000.— of x/5 der totaalkosten zullen worden verminderdalsnog op enkele andere punten uit dat rapport meer in het bijzonder uwe aandacht te vestigen: 1° dat, naar het oordeel der beide deskundigen, blijkens de elders opgedane ervaring, gunstiger resultaten der exploi tatie mogen worden verwacht bij een lagen prijs van den electrischen stroom, dan bij een hoogeren; 2° dat een der belangrijkste afnemers van de electrische centrale zal zijn de gemeente-gasfabriek zelve, wier productie kosten dientengevolge zullen verminderenterwijl omgekeerd de kans op welslagen voor de electrische centrale daardoor niet weinig zal toenemen; 3° dat inzonderheid de verschillende academische inrich tingen belangrijke afnemers van de electrische centrale be loven te worden; 4° dat de waarschijnlijkheid dat de electrische centrale zich binnen een paar jaren na hare inwerkingtreding zal bedruipen (in de bijna drie jaar, welke inmiddels zijn verloopenj heel wat grooter is geworden. Onder deze omstandigheden mag, meenen wij Leiden niet achterblijven; mag althans met het nemen eener beslissing niet langer worden gewacht. Intusschen, al zal de oprichting eener electrische centrale o. i. zeer zeker in het belang der gemeente zijn, toch blijft de vraag gewettigd of zulk een inrichting in onze gemeente voldoende levensvatbaarheid zal bezitten en of, inzonderheid bij den thans min gunstigen toestand der gemeentelijke geld middelen, financieele bezwaren wellicht van hare oprichting zouden moeten terughouden. Het antwoord op die vragen zagen wij, in deze het door de gemeente Arnhem gegeven voorbeeld volgende, het liefst door Uwe Vergadering zelve gegeven. In Arnhem kwam, een door den Raad benoemde commissie, na een inzonderheid in de gemeenten Haarlem en Groningen ingesteld onderzoekonder meer tot deze conclusiesdat de aanvankelijk geraamde resultaten der exploitatie zoowel te Groningen als te Haarlem niet waren tegengevallen en dat op grond van de ervaring elders verkregen, mocht worden verwacht, dat na drie jaren de exploitatiekosten, met die van rente en afschrijving, uit de opbrengsten zouden kunnen worden gedekt en na tien jaren het geheele verlies der eerste jaren daarenboven zou zijn ingehaald. Overigens van oordeel dat over de wenschelijkheid zelve van het bezit eener centrale geen quaestie kon bestaan, gaf zij met aandrang in over weging tot oprichting daarvan en exploitalie in eigen beheer over te gaan, met welk advies de Raad zich heeft vereenigd. Ons college, van die wenschelijkheid niet minder overtuigd, geeft U daarom in overweging, als te Arnhem, tot de benoeming van een,commissie ad hoe, bestaande uit 5 leden, te besluiten en deze uit te noodigen: 1° om een onderzoek in te stellen omtrent de levensvatbaar heid van een electrische centrale in deze gemeente en omtrent de financieele uitvoerbaarheid van hare oprichting; 2° om het resultaat harer bevindingen schriftelijk aan Uwe Vergadering mede te deelen, en dit te doen vergezeld gaan van een positief advies of naar hare meening al dan niet tot de oprichting eener electrische centrale van gemeentewege behoort te worden overgegaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 31 Augustus 1903. Bij schrijven van 30 Maart 1901 werd aan U van deze zijde overgelegd een verslag met bijlagen, opgemaakt door de heeren A. W. van Doesburgh en H. Doyer, betreffende de oprichting eener fabriek voor electriciteit naast de gasfabriek in Leiden. Aan het slot van dien brief meenden wij U geen voorstel te moeten doen; wij drukten den wensch uit, dat U van het verslag zoudt kennis nemen ten einde u een oordeel te kunnen vormen, omtrent het al of niet wenschelijke van de oprichting eener dergelijke fabriek. Sedert de indiening van het rapport zijn de toestanden op industriëel gebied sterk gewijzigd. Toen onze adviseurs hunne ramingen maakten, verheugden de electro-technische fabrieken zich in een overvloed van werk. Thans is het blaadje omge keerd, en moeten die fabrieken naar werk zoeken. De prijzen zijn daardoor aanmerkelijk gedaald en waar in het einde van 1900 voor eene electrische centrale, aanvankelijk met beperkten aanleg maar geschikt voor latere uitbreiding en met nagenoeg volledig kabelnet voor Leiden ruim f 500 000.— werd geraamd, meenen wij in de tegenwoordige omstandigheden met ruim f 400.000.te kunnen volstaan. Ook de prijs van stoomkolen is thans lager dan in het rapport is aangenomen. De exploitatie-rekening zal dus zoowel wat rente en afschrijving als onderhoud betreft gunstiger worden Verder zijn in de gemeenten Haarlem en Groningen, die Leiden in omvang slechts weinig overtreffen, electrische- centralen in werking gekomen, en is mcri in Arnhem tot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 4