138 behoud van loon terwijl voor feestdagen, niet op Zondag vallende, het loon wordt uitbetaald en de gemeente-werk lieden indien op deze dagen arbeid van hen gevorderd wordt, hiervoor dubbel loon ontvangeu. Ook kan nog hierop worden gewezen dat terwijl een werk man in dienst van een particulier, geen loon ontvangt'' voor dagen waarop de weersgesteldheid geen arbeid toelaat, de gemeente-werkman hiervan geen finantieel nadeel ondervindt." De iboven uitgesproken meening onderschrij ven wij volkomen. Uit den overgelegden recapitulatie staat blijkt, dat van de 77 stadswerklieden één een gemiddeld weekloon heeft verdiend van f 7.40, en één een van f 9.—, maar dat het gemiddeld weekloon der overige 75 afwisselt tusschen f 9.90 en f 13.97, terwijl één zelfs f 16.52 heeft verdiend. Van dat loon wordt dan een bedrag van 70 a 93 cent gestort als bijdrage aan het pensioenfonds voor weduwen en kinderen. Het komt ons met de commissie van fabricage voor, dat onder de tegen woordige tijdsomstandigheden deze loonen zeer voldoende mogen worden geacht voor de soort en de hoeveelheid arbeid, welke door de stadswerklieden wordt gepraesteerd. Ook waar het het verzoek der vereeniging geldt om den stadswerklieden reeds op 55jarigen leeftijd recht op pensioen toe te kennen gaan wij met de commissie van fabricage mee. Wij vinden daarvoor niets te zeggen. Het gaat niet aan in het algemeen te beweren, dat de stadswerklieden reeds op hun 55e jaar voor hun taak ongeschikt zouden zijn en hun arbeidsvermogen in dienst der gemeente zouden hebben ver bruikt. Er schijnt dan ook een bijgedachte aan dat verzoek ten grondslag te liggen. Naar ons werd medegedeeld zouden sommige stadswerklieden gaarne op 55jarigen leeftijd, als zij hun pensioen verdiend hebben, elders, zij het tegen lager loon, lichteren arbeid willen verrichten, om zich op deze wijze ten koste der gemeente voor minder arbeid een even hoog of misschien hooger inkomen te verschaffen. Dergelijke misbruiken behoeven zeker niet te worden in de hand gewerkt. Ten slotte nog dit. Er wordt in den laatsten tijd, en ook thans weer in dit adres, met den in officieele stukken meer malen gebruikten term «vooralsnog" allerzonderlingst omge sprongen. Men schijnt dezen term zoo te willen opvatten dat het voldoende is om, na een afwijzende beschikking op een verzoek, slechts korter of langer tijd geduld te hebben, om daarna bij een hernieuwde indiening van dat verzoek op een gunstige beschikking te mogen rekenen. Al zou men het wel haast overbodig mogen achten, zij het hier daarom eens voor al gezegd, dat een advies onzerzijds om «vooralsnog" afwijzend op een verzoek te beschikken, geen andere heteekenis heeft dan deze, dat o. i. op het verzoek afwijzend behoort te worden beschikt zoolang niet öf wel de omstandigheden zijn gewijzigd, bf nieuwe argumenten tot staving van het verzoek worden aangevoerd, welke tot een andere beslissing zouden kunnen leiden. Andermaal geven wij U dan ook in overweging op het ver zoek der vereeniging om salarisverhooging «vooralsnog" afwij zend te beschikken; op dat om wijziging der pensioenver ordening in den aangegeven zin afwijzend «zonder meer." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. EdelAchtbare Heeren. Ie. Ondergeteekenden Hubertus Botermans en Adrianus Jacobus Leget, gemeente-werklieden, respectievelijk Voor zitter en Secretaris der Gemeente-werklieden-vereeniging «Recht en Plicht", gevestigd te Leiden, erkend bij Koninklijk Besluit 23 Juli 1902, N°. 41 (Stbl. N°. 191) geven met ver- schuldigden eerbied te kennen: dat hunne Vereeniging met groote dankbaarheid heeft aan vaard: de wekelijksche toelage voor de premiën-betaling ten behoeve van het Pensioenfonds voor weduwen en kinderen, en de betaling voor de leden daardoor is vergemakkelijkt geworden dat echter de Gemeente-werklieden gaarne eene meerdere loonsverhooging wenschten te verkrijgen, daar het hen om redenen, reeds bij hun requesten d.d. 7 Mei en Aug. 1902 ontvouwdzeer moeilijk valt om met het tegenwoordig week loon, eenigzins fatsoenlijk en overeenkomende met hunne positie als Gemeente-werklieden te leven; dat zij ter ondersteuning dezer aanvrage om loonsverhooging aan dit request, in Gemeenten gelijk staande ongeveer met dezewaar de levensstandaard niet hooger en de woninghuur niet meer bedraagt, de Gemeente-werklieden van Leiden in ongunstige verhouding verkeeren. Redenen, waarom ondergeteekenden zich tot UEdelAchtbaar College wenden met het beleefde verzoek de loonen der Gemeente-werklieden te verhoogen, opdat deze Categorie van Gemeente-ambtenaren in het vervolgzij 't ook op bescheiden voet eenigzins overeenkomende met de steeds meerder wor dende eischen van het leven kunnen bestaan. Zij zenden dit request om loonsverhooging met vertrouwen aan den Raad dezer Gemeente, afgaande op het woord van Burgemeester en Wethouders in de eerste Raadsvergadering gehoudenvolgende op den datum van 't reqest (7 Mei 1902) waarin Hun EdelAchtbaren te kennen gaven voor alsnog geene verhooging van loon aan de Gemeente-werklieden te kunnen toestaan, te meer is nu hun vertrouwen op eene gunstige beschikking op hun verzoek er op gegrond, daar het steeds gebleken is, dat de Raad een open oor en een warm hart heeft voor de werkelijke belangen van de werk lieden in dienst der Gemeente en voortdurend aan het hoofd staat, daar, waar het noodig mocht blijken in die belangen ingrijpende verbeteringen te brengen. 2e. Tevens voegen wij aan dit reqest er aan toe: dat het den Raad dezer Gemeente moge behagen de Gemeente-werk lieden den diensttijd aan de Gemeente bewezen om het volle pensioen te hebben verdiend, inplaats van op veertig-jarigen, deze op dertig-jarigen te stellenomdat een werkman na verloop van dit laatste aantal jaren (veertig-jarigen diensttijd) meer geduld dan geacht wordt uithoofde van zijne lioogen leeftijd. 't Welk doende, de requestanten namens de Gemeente-werklieden- Vereeniging y>Recht en Plicht H. Botermans, Voorzitter. Leiden, Augustus 1903. A. J. Leget, Secretaris.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 2