144
DONDERDAG 22
OCTOBER 1903.
De heer Paul. M. d V. Ik kan mij zulk een geval best
voorstellen. Het is blijkbaar de bedoeling van het art. dat
de gemeente dat terrein, die werkplaatsen en loodsen zou
krijgen, voor 't geval zij later zelve zou willen exploiteeren.
Dat is volkomen juist gezien, maar de redactie voorziet niet
in het geval als de aannemer huurder is van het terrein. De
pachter kan later moeilijkheden opwerpen en zeggen: ik
heb het terrein in huur, die kunt gij overnemen voor zóó en
zóóveel.
De heer Korevaar. Ik gevoel veel voor het bezwaar van
den heer Paul. Het is mogelijk, dat het bedrijf in die tien
jaren zoo'n grooten omvang kan verkregen hebben, dat het
terrein van de gemeente niet groot genoeg meer is, en de
pachter terrein daaromheen in gebruik heelt genomen, niet
in eigendom, maar in huur. Het zou wenschelijk zijn de
gemeente na afloop van den pachttermijn dan ook de beschik
king daarover verkreeg, maar ik zou niet weten hoe wij deze
verplichting daartoe aan eenen pachter zouden kunnen opleggen.
De heer Paul. Ik heb ook geen voorstelling er van, hoe
die zaak bij eventueele huur geregeld zou moeten worden,
maar de bedoeling is geweest Burg. en Weth. op dit punt
opmerkzaam te maken. Wellicht kan met den aannemer een
nadere regeling daaromtrent gemaakt worden voor de afsluiting
van het definitieve contract.
De heer Fockema Andreae. Wanneer Burg. en Weth.
eventueel nog een regeling willen maken, dan is er natuurlijk
niemand, die daar iets tegen heeft, maar voor het bezwaar
van den heer Paul kan ik niet zoo veel gevoelen. Het is immers
ondenkbaar, dat een pachter een terrein voor langer zal
huren dan hij weet het noodig te hebben. Wanneer hij dus
terreinen heeft moeten huren, dan zullen die uit de huur
wezen, wanneer de termijn van de pacht om is, en zal de ver
huurder nooit beter kunnen doen dan die terreinen, die dan
eenmaal voor dat doel geschikt gemaakt zijn, te verhuren aan
dengeen, die dan verder zal exploiteeren, hetzij dat de ge
meente is, hetzij weder een aannemer. Dus in geval van huur
komt de gemeente volstrekt niet in dezelfde moeilijkheid als
wanneer het terrein eigendom is van den pachter. De pachter
van nu moet niet het middel in de hand hebben om de gemeente
te dwingen, weder aan hem te gunnen, dus wanneer hijzelf in
handen heeft de terreinen, die voor die exploitatie onmisbaar
zijn, dan moeten wij hem dat middel van contrainte tegen
over de gemeente kunnen ontnemen. Maar wanneer hij ter
reinen in huur heeft, bestaat dat gevaar niet. Nogeens echter,
wanneer Burg. en Weth. een nog betere regeling kunnen
maken, dan zullen wij hun daarvoor dankbaar zijn.
De heer Paul. In een eventueel geval van huur bereiken
Burg. en Weth. het doel met het artikel niet.
De Voorzitter. In aansluiting bij wat de heer Fockema
Andreae heeft gezegd, geloof ik ook, dat het bezwaar werkelijk
niet groot zal blijken. Maar mocht een nadere regeling noodig
zijn, dan zullen wij niet in gebreke blijven den Raad daarvan
kennis te geven.
Art. 55 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De artt. 56 en 57 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De voorwaarden in haar geheel wordt zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld.
De Voorzitter. Bij mij is ingekomen een motie van den
heer van der Eist, luidende:
»De Raad, enz.,
Noodigt Burgemeester en Wethouders uit bij de aanbeste
ding der gemeentereiniging en de daartoe vast te stellen be
palingen, zoodanige voorwaarden omtrent de loonen der werk
lieden, bij die pachters in dienst zijnde, vast te stellen, als zij
in het belang van dien dienst en der werklieden zelve noodig
achten."
Deze motie wordt voldoende ondersteund, zoodat zij een
onderwerp van beraadslaging kan uitmaken.
De Vooritter. Ik moet even opmerken, dat die motie aan
Burg. en Weth. een verantwoordelijkheid oplegt, die zij zeer
bezwaarlijk zouden kunnen en durven aanvaarden.
Immers, aan ons zal worden opgedragen om loon en arbeids
duur vast te stellen. Wij zijn in deze zeer beschroomd, vooral
omdat door den heer Sijtsma cijfers genoemd zijn, die alreeds
bij een lid of meerdere andere leden geen instemming hebben
gevonden. Wij weten niet goed waaraan ons te houden. Hoe
goed de bedoeling van de motie moge wezen, de aanneming
er van zou Burg. en Weth. in eene uiterst moeilijke positie
brengen.
De heer van der Elst. Ik zal niet beweren, dat mijne
motie niet voor verbetering vatbaar is, zij werd opgesteld
met de bedoeling om nog deze maand aan Durg. en Weth.
en aan deze vergadering gelegenheid te geven om op de
hoogte te komen omtrent de tegenwoordige verdiensten van
de werklieden der pachters. Misschien zijn Burg. en Weth.
alsdan in staat ons in eene volgende vergadering op dit stuk
mededeelingen te doen, die er toe kunnen leiden eene slot
bepaling omtrent minimum-loon van werklieden in dienst
van pachters alsnog in de «voorwaarden" te doen opnemen.
Ik heb mijne motie vooral ingediend, omdat ik werkelijk
geloof, dat de werklieden bij deze nieuwe iO-jarige verpach
ting, hoe die ook uitloopen zal, het kind van de rekening
zullen worden.
De heer Hasselbach. M. d. V. Bijna een geheel jaar heeft
het loon-vraagstuk ons bezig gehouden, zonder dat wij tot
een bevredigend resultaat zijn kunnen komen. Het groote
bezwaar in deze zaak is, dat voor dit soort werk meest
invaliden en oude menschen gebruikt worden, wijl jonge,
krachtige mannen er zich niet voor aanbieden. Wij staan
hier voor eene moeilijke quaestie: dat de controle, die f 1500.—
zal kosten, toch zal blijken ondoenbaar te zijn. De taak, die
Burg. en Weth wacht, zal niet minder zwaar zijn dan die
van de Commissie van Fabricage.
De Voorzitter. Na de toelichting der motie blijkt het dat
zij als gevolg heeft, de aanbesteding te doen uitstellenwant
deze kan niet plaats hebben voor de cijfers door Burg. en
Weth. zijn vastgesteld. Ik acht dit een bedenkelijke wijze
van handelen op dit oogenblik, nu spoed geboden is. Ik voel
veel voor het beginsel, en kan de bezwaren der Commissie
van Fabricage omtrent het niet vaststaan der cijfers niet
deelen. Ik acht dit een betwistbaar punt en ben van oordeel,
dat er wel een normaalcijfer kan gevonden worden, dat pas
send is voor menschen, die dat soort van werk verrichten.
Dan laat men de vraag omtrent meerdere of mindere inva
liditeit rusten en bepaalt zich alleen tot deze, of het loon
voor dat bedrijf behoorlijk mag heeten. Mij op dit standpunt
plaatsend, vind ik het niet van zoo overwegend bezwaar om
een minimum-loon vast te stellen. Maar uitstel der aanbe
steding acht ik een groot bezwaar. Mocht de Raad daar
echter overheen kunnen stappen, dan zou er tegen de aan
neming der motie geen overwegend bezwaar zijn. Acht de
Raad echter uitstel verwerpelijk, dan zou ik tegen de aan
neming der motie adviseeren.
De heer Korevaaiï. Naar aanleiding van deze laatste motie
meen ik nog eens te moeten herhalen het groote bezwaar,
dat de Commissie van Fabricage ontwikkeld heeft tegen een
dergelijke regeling. Zij heeft, gelijk de heer Hasselbach heeft
opgemerkt, zich heel lang met die kwestie bezig gehouden
maar het is haar niet gelukt eenige afdoende controleregeling
te vinden, die met vrucht zou kunnen worden toegepast. Op
de naleving van een dergelijke bepaling kunnen wij wel
boeten voorschrijven, maar het is ons niet gelukt een be
hoorlijke controle te vinden, en dan heeft een dergelijk voor
schrift niet de minste waarde. Ik heb daar straks in den loop
der discussie, bij de behandeling van de eerste motie, het
volgende vergeten mede te deelen. Door den heer Sijtsma is
er toen op gewezen, dat de bepalingen omtrent minimum
loon en maximum-arbeidsduur reeds met vrucht waren toe
gepast, maar als mijn persoonlijke ervaring wensch ik mede
te deelen, dat de naleving soms wel te wenschen heeft over
gelaten. Wel degelijk hebben er ontduikingen plaats gehad,
en voor de directie zoowel als voor eene vereeniging, die ons
daarbij hare zeer gewaardeerde hulp verleende, was het niet
altijd een gemakkelijke taak die behoorlijk te constateeren.
En daar gold het dan een bepaald werkterrein, waarop men
een behoorlijk toezicht had. Hoe zou het dan mogelijk zijn
dat te contröleeren ten aanzien van menschen, die verspreid
door de gemeente werken en op onregelmatige tijden beginnen
en eindigen? Want men kan wel vaststellen een minimum
loon van f 7.50, maar wanneer de pachter daarvoor 14 a
15 uur laat werken, dan is de bedoeling van de voorstellers
niet bereikt De controle blijft het groote bezwaar, en ik ken
er nog geen oplossing voor.
Vandaar ook dat ik er tegen ben gebruik te maken van
het voorstel van den heer Van der Eist tot uitstel. Vooreerst
om het groote bezwaar voor de zaak zelve: uitstel van de ver
pachting zal misschien finantieele schade berokkenen; maar
in de tweede plaats geloof ik niet dat wij er iets mede be
reiken, want het is heel moeilijk te weten te komen hoeveel
die menschen eigenlijk verdienen.
De Voorzitter. Mag ik even vragen, of het uw bedoeling
is, ook een bepaling omtrent maximum-arbeidsduur in de
voorwaarden op te nemen of alleen omtrent minimum-loon?
De heer van der Elst. Alleen betreffende minimum loon.
Maar, mijnheer de voorzitter, ik wil wel verklaren, dat ik
mijn motie intrek, omdat ik heb gezien, ofschoon ik het tegen-