140 DONDERDAG 22 OCTOBER 1003. Ik zal den loop dier onderhandelingen niet volgenmaar bij mij is de vraag gerezen, of Burg. en Weth daarmede het paard niet achter den wagen hebben gespannen en of het niet beter ware geweest, als Burg. en Weth. allereerst met concept-voorwaarden bij den Raad waren gekomen, opdat wij, die ten slotte toch de macht hebben tot het vaststellen der voorwaarden, zouden kunnen zeggen: zoo en zoo willen wij een en ander, om daarna aan het onderhandelen te gaan of een voudig een openbare aanbesteding te houden. Nu zouden wij bijna weer voor een fait accompli hebben gestaan als onlangs bij de telefoonkwestie, toen door den Voorzitter werd gezegd, dat hij liever geen amendementen wenschte toe te laten, omdat de zaak met concessionarissen eigenlijk reeds be klonken was. Ik heb tegen deze concept-voorwaarderi overwegend be zwaar, hetgeen mij al dadelijk brengt tot het hoofdbezwaar, waarop de motie slaat, nl. dat hier absoluut niet wordt ge sproken over de loonregeling en de regeling van den arbeids duur voor het personeel. Wij hebben hier in 1901 vastge steld een verordening betreffende het vaststellen van bepa lingen omtrent minimumloon en maximumarbeidsduur, en dat betrof werklieden, die economisch lang zoo zwak niet zijn als gewoonlijk met de arbeiders bij de gemeentereiniging het geval is. Nu heeft het mij verbaasd, dat in dit opzicht hier niets wordt gedaan en deze menschen als het ware worden overgeleverd aan den betrekkelijken willekeur van den pachter. Ik heb nagegaan wat tegenwoordig de loonen van deze werklieden zijn en heb gezien, dat de vuilnisophaalders 4.50 per week verdienen, terwijl daarbij komt, dat som mige wijken zoo groot zijn, dat die moeten worden bediend met een jongen, die dan nog van dat weekloon door den man zeiven moet worden betaald. Nu wordt er wel gezegd, en dat is ook wel waar, dat er afval is en die werklieden in het sorteeren van de lompen worden vrijgelaten, zoodat zij daar mede nog wat geld maken, maar dat zal nu zoo gemakkelijk niet meer gaan, omdat het sorteeren op straat verboden is. Ik meen, dat dat eigenlijk onder het vorige contract al niet mocht, maar dat men veel door de vingers zag om die menschen wat meer te laten verdienen. Wanneer dat verbod echter niet streng wordt gehandhaafd, zal dit misschien weer geschieden, dus is het beter, dat daarop niet wordt gerekend. Verder verdienen de waterschuimers 5.—, de straatvegers 5.— en de aschvaalt- en staalknechts 6.50, hetgeen het maximum is. Nu zal er worden gezegd en dat is mij wel meer voor de voeten geworpen, dat die menschen zooveel ontvangen door het uitzoeken van de lompen, waarop ik boven reeds zinspeelde. Ik heb daarnaar geïnformeerd, en het is mij gebleken, dat te Haarlem, een stad die grooter is dan Leiden en met niet zooveel arbeidersbuurten, meer een weeldestad dus, het bedrag van de uitgezochte lompen beliep 3600. verdeelt men dat over 50 werklieden, dan is dat nog geen 1.50 per hoofd en per week, zoodat daar mede het loon dus niet zoo heel veel wordt verhoogd. Wordt nu den pachter de gelegenheid open gesteld op den ouden voet voort te gaan, dan zou ik dat zeer, zeer betreuren. Hoewel het eigenlijk geen nader betoog behoeft, dat daarin moet worden voorzien, wil ik toch even de bezwaren van de Commissie van Fabricage, die in haar rapport van Juli j.l. daarover spreekt, onder de oogen zien. De Commissie zegt dan in de eerste plaats, dat de controle zoo moeilijk is. Maar het bezwaar om na te gaan of de werklieden krijgen wat hun toekomt, en of zij te veel werk moeten leveren, kan ook gelden bij toepassing van bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur, doch de arbeiders- organisatiën zullen erbij zijn, zoodra er wat hapert en niet verzuimen Burg en Weth-, als die het niet mochten weten, daar opmerkzaam op te maken. Verder zou ik wenschen, dat er geen toeslag van het uit zoeken van afval aan het loon werd toegevoegd. Dat zou een groote moeilijkheid uit den weg ruimen, want dan zou men dat uitzoeken op straat kunnen verbieden. Als er in de tweede plaats door de Commissie van Fabri cage gezegd wordt, dat het uurloon niet voor allen gelijk is, moet ik dat toegeven, maar ik heb toch aangetoond dat het niet zoo erg veel uiteenloopt. Er zijn categoriën van 4,50, 5,en 6,50 per week. De baggerlieden vallen daar buiten, maar ook voor hen zou wel een norm zijn te vinden en in de meergenoemde verordening geldt voor timmerlieden, stuka doors, opperlieden enztoch ook niet eenzelfde norm. De Commissie van P'abricage stelt het voor dat om de controle te doen uitoefenen een opzichter, die 1000.en een klerk, die 500.bezoldiging zullen genieten, noodig zijn. Mij dunkt dat dit niet noodig is en dat het voldoende ware als er iemand bij de uitbetaling toezicht hield. En mocht daarvoor al een offer gebracht moeten worden, welnu, dan zou ik daartegen niet opzien waar het hier betreft oecono- misch zeer zwakken die al heel gemakkelijk geëxploiteerd kunnen worden en ook zullen worden. Waar een driemaan- delijksche inspectie wordt noodig geacht voor materieele dingen, voor karren en dergelijken, daar acht ik het een nog grooter plicht om er op toe te zien dat er van de arbeids krachten geen misbruik worde gemaakt, waardoor vrouwen en kinderen genoodzaakt worden om in te springenopdat de man voor zijn povere 4.50 per dag de wijk, hem toe vertrouwd, afloope. Dat zijn toestanden die ergerlijk zijn en die alleen vermeden kunnen worden door den man een be hoorlijk loon te verzekeren. Het bezwaar van de Commissie van Fabricage dat al zulke verbeteringen zullen maken dat de gemeente-reiniging zooveel duurder zal loopen, behoeft, meen ik, niet gedeeld te worden. Hoe gaat het bij zulke inschrijvingen? De inschrijvers houden rekening met wat de Gemeente-reiniging elders kost, bijv. in den Haag, en Haarlem, waar reeds een betere loon- standaard werd ingevoerd, slaan dat om over het zielental en zeggen dan: Leiden met 54600 zielen moet zooveel uit geven voor hare reiniging. Indien wij dus voor de werklieden geen beschermende be palingen maken, komt het voordeel van de meerdere uit gaven, die wij ons getroosten, in den zak van de pachters. Dat nu mag niet gebeuren, en daarom beveel ik de aanne ming mijner motie met warmte bij mijne medeleden aan. Wij mogen niet op nieuw een tien-jarig tijdperk te gemoet gaan met de wetenschap dat de menschen, die wij noodig hebben voor de reiniging der Gemeente, voor dien arbeid een onvoldoend loon zullen genieten. De heer P. J. van Hoeken M. d. V. In algemeenen zin wensch ik wel te vragen, of het niet wenschelijk zou zijn, indien deze verpachtingsvoorwaarden worden aangenomen, daarin op te nemen, dat deze zaak in drie perceelen wordt verpacht. Ik zeg dat, omdat ik meen, dat het drie verschillende zaken zijn. Het baggeren in de gemeentewateren is als het ware een zaak afzonderlijk; het ophalen van asch en vuilnis is vroeger ook in één hand geweest, en dat van de veemarkt is door den vroegeren pachter den volgenden dag reeds overgedaan aan een ander, een bewijs dat dat gedeelte geschikt is om een afzonderlijk peiceel te vormen. Waarom zal dus de gemeente die zaak niet in drieën splitsen? De eene pachter is beter geschikt voor het eene gedeelte en de andere pachter voor het andere. Wat verder de motie van den heer Sijtsma betreft, vind ik het ook wel gewenscht, dat in deze voorwaarden eenige bepaling omtrent loon wordt opgenomen. Toch geef ik den raad daar mede niet al te hoog te gaan, omdat ik een geval weet, dat een dergelijk werkman ergens ƒ8.per week kon verdienen, die echter toch bij dezen pachter bleef werken waar hij ƒ4.50 verdiende. Dat klinkt zeker eenigszins vreemd, maar het is een bewijs, dat er nogal wat afvalt. Toch ben ik voor het opnemen van zekere bepalingen, opdat de menschen fatsoenlijk zullen kunnen leven, hetgeen van ƒ4.50 niet kanen al komt daar dan ƒ2.of ƒ2.50 bij, dan is dat toch te weinig Daarom zal ik waarschijnlijk, als het niet te hoog wordt opgevoerd, wel voor het bepalen van een minimum-loon stemmen. Verder zal ik afwachten, of ik misschien bij de behandeling van de artikelen enkele wijzigingen heb voor te stellen. De heer Fockema Andreae. M d. V. Jk heb weer geheel iets anders te zeggen dan de vorige heeren. De zaak zal nu vermoedelijk aangaan op een openbare aanbesteding. Wan neer nu voor die openbare aanbesteding en dat zullen zij niet verzuimen de inschrijvers raadplegen de concept-be grooting voor het volgende jaar, dan zullen zij daarop zien, dat Burg. en Weth. meenen, dat indien geen contract wordt geslotende gemeentereiniging aan de gemeente zal kosten 25060Nu zou ik de inschrijvers willen bewaren voor een dwaling. Zij zullen wellicht zeggen: wanneer wij dus maar iets minder inschrijven dan 25000.—, dan behaalt de gemeente al een voordeel door het ons te gunnen, dus kun nen wij gerust tot dicht aan dien prijs gaan. Ik zou nu de inschrijvers willen behoeden voor een dwaling door er uit drukkelijk op te wijzen, dat dat oordeel van Burg. en Weth. nog niet is het oordeel van den Raad. Ik wil wel gelooven, dat Burg. en Weth. kans zien ons een zeer mooie gemeente reiniging te bezorgen voor 25000.per jaar, maar ik zou er op willen drukken, dat de inschrijvers niet moeten geloo ven, dat de Gemeenteraad ook ƒ25000.— zal willen besteden, dus dat zij zich ook niet te veel illusies behoeven te maken door dat cijfer van 25000. De heer Korevaar. Het zij mij vergund, Mijnheer de Voor zitter, op de opmerkingen van de verschillende sprekers het volgende te antwoorden. Ik zal trachten hen zooveel mogelijk op den voet te volgen. De heer Sijtsma heeft aanmerking gemaakt op de late in diening van het voorstel van Burg. en Weth. tot openbare verpachting. Niemand kan het meer betreuren dan ikzelf, dat wij nu eerst daarmede aankomen en niets zou mij aan genamer geweest zijn dan den Raad een afgerond voorstel te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 4